AfD, Angela, en de cijfers
Mijn stelling over isoleren en imiteren wordt betwist door Kees Alders. Alders stelt dat ik “wat langer” naar bepaalde cijfers had moeten kijken. Maar ik heb lang genoeg naar die cijfers gekeken, en ook naar andere. Alders’ argumentatie over isoleren en imiteren klopt helaas niet.
Een strategie van isoleren en imiteren leidt tot gemiddeld minder stemmen voor een uitdager. Dat is mijn stelling. Hierover gaat mijn boek, dat ik al eerder aankondigde. Daarin ontvouw ik mijn theorie over waarom deze strategie dat effect heeft. Vervolgens meet ik met experimentele en non-experimentele methoden in hoeverre er in 15 landen sinds 1944 empirisch bewijs is voor de stelling.
Alders beweert dat de Duitse verkiezingsuitslag die stelling onderuit zou halen. Onzin. Ten eerste omdat die uitslag slechts een illustratie was – en één datapunt, terwijl ik honderden datapunten uit 15 landen sinds 1944 bestudeerd heb, naast gegevens uit een experiment, en uit 21 kiezersenquêtes. Ten tweede omdat die uitslag juist een prima illustratie van mijn stelling biedt, ook in historisch opzicht.
Als bewijs tegen mijn stelling voert Alders 2 uitslagen van CDU-CSU aan (2 van de 18 sinds 1949), waarbij de partij bijna net zo slecht scoorde als nu. Maar mijn theorie gaat om de uitdager, niet om de gevestigde partij. De uitdager, in dit geval Alternative für Deutschland (AfD), werd ruim tweeënhalf keer zo groot. Sinds 1949 haalde geen enkele rechtse uitdager de 5%. En nu scoort AfD liefst 13%.