Angst voor de islam – en wat daaraan te doen
RECENSIE - Een boek over islamofobie dat een uitgebreid antwoord verdient.
Wat is islamofobie? Is iemand die ‘de islam’ een ‘achterlijke cultuur’ vindt, islamofoob? En wanneer iemand op straat moslims mijdt, denkend aan aanslagen, is dat angst voor de islam, en is die angst irrationeel, een ‘fobie’? Het begrip is met andere woorden onderwerp van discussie. Dus je zou verwachten dat wanneer iemand een essay schrijft over ‘Het sluipend gif van islamofobie’, hij zijn betoog start met een definitie. Zeker wanneer hij zijn eerste hoofdstuk begint met: ‘Elke tsunami heeft zijn voortekenen. Zo ook de huidige vloedgolf van islamofobie.’ Waar hebben we het over? Wat voor vloedgolf komt er op ons af?
Walter Palm, de auteur van dat essay, doet dat dus niet. Na zijn alarmerende openingszinnen komt hij met een samenvatting van Rushdie-affaire, de wereldwijde woede-uitbarstingen onder moslims naar aanleiding van het verschijnen van ‘De duivelsverzen’. Dat was volgens hem het eerste voorteken. Na afloop van die affaire ‘bleef in de publieke opinie het beeld hangen van de islam als intolerante godsdienst met fanatieke gelovigen.’ Die indruk lag inderdaad voor de hand. Maar is dat ‘islamofobie’? Na wat faits divers (over ons koloniale verleden, de Indische NSB en de Indische roots van Wilders, Bolkestein en Baudet: ‘Het zou zo maar kunnen dat hun afkeer van de islam voortvloeit uit hun familiegeschiedenis’) komt Palm met het tweede ‘voorteken’: de toespraak van Frits Bolkestein in 1991 in Luzern, waarin hij de Westerse cultuur superieur noemde aan andere culturen. Waar of niet, wijs of niet – is neerkijken op de islam ‘islamofobie’?