door Ewoud Butter, verscheen eerder bij Republiek Allochtonië.
Het aantal meldingen van internetdiscriminatie in Nederland was nimmer zo laag als in 2022. Het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) wordt haast niet meer gevonden. Dat blijkt uit de onlangs gepubliceerde rapportage Discriminatiecijfers 2022.
Bij andere registrerende instellingen als anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s), politie en het College voor de Rechten van de Mens is sinds 2015 wel sprake van een lichte stijging. Net als in voorgaande jaren het geval was, ging het bij verreweg de meeste meldingen om discriminatie op grond van herkomst of huidskleur.
Ter inleiding
‘Discriminatiecijfers in 2022’ is samengesteld door Art.1 in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de politie, in samenwerking met Discriminatie.nl (de landelijke vereniging van antidiscriminatievoorzieningen). In de rapportage worden, net als in voorgaande jaren, de cijfers van de politie en de anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) samen gepresenteerd. Daarnaast worden ook de gegevens betrokken van andere organisaties die discriminatiemeldingen registreren, zoals het College voor de Rechten van de Mens, het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND), de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman.
De cijfers in het rapport geven het aantal meldingen van discriminatie in 2022 weer, maar zeggen niet veel over de mate waarin discriminatie wordt ervaren.
Ervaren discriminatie
In Nederland ervaart jaarlijks namelijk een aanmerkelijk deel van de bevolking discriminatie. Volgens het CBS (2022) zou het om 1,6 miljoen Nederlanders, 10% van de bevolking, gaan. Er wordt vooral discriminatie ervaren op grond van ras, huidskleur en nationaliteit. Van de Nederlanders met een Marokkaanse herkomst voelde volgens het CBS ongeveer 35 procent zich gediscrimineerd en van de Nederlanders van Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst ongeveer 30 procent. Verder voelden 3 op de 10 moslims zich gediscrimineerd en ruim 2 op de 10 joden, hindoes en boeddhisten.
Uit onderzoek van het SCP naar Ervaren Discriminatie (2020) kwamen hogere percentages. Daaruit bleek dat in 2018 ongeveer 4,7 miljoen Nederlanders (27% van de bevolking) discriminatie hadden ervaren. Nederlanders met een migratieachtergrond voelden zich op alle terreinen (veel) vaker gediscrimineerd en buitengesloten dan andere groepen Nederlanders. Dit gold het sterkste voor Marokkaanse Nederlanders, Turkse Nederlanders en moslims.
Discriminatie melden
Uit hetzelfde SCP-rapport bleek ook dat slechts 3% van de Nederlanders melding van discriminatie doet bij een registrerende instantie als de politie of een anti-discriminatievoorziening (ADV of ‘meldpunt discriminatie’). Uit ander onderzoek, zoals uit dit onderzoek naar copingstrategieën of uit onderzoeken naar moslimdiscriminatie (deze of deze), weten we dat de meeste mensen om uiteenlopende redenen geen behoefte hebben om melding te doen. Ze weten vaak niet waar ze terecht kunnen, ze denken dat het geen zin heeft, ze verwachten onvoldoende bewijs te hebben, ze hebben er geen energie voor, ze schamen zich, ze zijn aan discriminatie gewend, ze gaan het gesprek aan met de dader of ze zijn juist bang dat het melden van het incident hun relatie met de dader (werkgever, collega, buren, klanten e.d.) blijvend zal verstoren.
De mensen die besluiten een incident wel te rapporteren, kunnen niet alleen terecht bij een anti-discriminatievoorziening (ADV) of de politie, maar ook naar het College voor de Rechten van de Mens, naar het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND) of naar een ander meldpunt als de Ombudsman, de Kinderombudsman of een meldpunt voor een specifieke vorm van discriminatie. Enkelen rapporteren het incident bij meerdere soorten meldpunten (bijvoorbeeld een ADV en de politie).
Discriminatie wordt verschillend geregistreerd
De wijze waarop discriminatie vervolgens wordt geregistreerd, kan (sterk) verschillen. Instanties registreren incidenten en de discriminatiegronden niet altijd op uniforme wijze. Er worden niet altijd dezelfde definities en procedures gehanteerd. ADV’s kunnen meerdere discriminatiegronden per melding registreren. Daarnaast wordt ook verschillend geteld: wanneer een ADV bijvoorbeeld meerdere meldingen krijgt over hetzelfde incident, dan worden alle meldingen in de cijfers opgenomen (dat kan een zogenaamde ‘bulkmelding’ opleveren). De politie doet dit anders: wanneer de politie meerdere meldingen over hetzelfde incident binnenkrijgt, dan wordt het incident één keer opgenomen in de cijfers.
De politie registreert naast meldingen van burgers ook eigen waarnemingen van incidenten, waaronder gevallen waarbij een politieagent zelf (vaak antisemitisch of homofoob) wordt uitgescholden. De lijst met discriminatie-incidenten van de politie bevat ook waarnemingen door politieagenten van incidenten met een mogelijk discriminatie-aspect. In dergelijke gevallen is het niet altijd zeker of het slachtoffer het incident zelf ook als discriminatie heeft ervaren.
Tot 2019 maakte de politie een onderscheid tussen meldingen die door burgers werden gedaan en meldingen van incidenten tegen ‘werknemers met een publieke taak’ (voornamelijk politie, maar ook bijvoorbeeld boa’s en hulpverleners). Sinds 2019 wordt dit onderscheid niet meer gemaakt. In de jaren 2014-2018 nam het aandeel van meldingen door burgers af van 84% naar 70% van het totaal aantal geregistreerde meldingen bij de politie. Het is onbekend wat daarna het aandeel van meldingen door burgers was.
Terughoudendheid bij interpretatie van cijfers
‘Discriminatiecijfers in 2022’ is, meer nog dan voorgaande jaren, een overzichtelijk en toegankelijk rapport geworden. Complimenten aan de opstellers: Bauke Fiere en Gregor Walz.
Terecht benadrukken de auteurs in een begeleidend schrijven dat ontwikkelingen in de cijfers met enige terughoudendheid geïnterpreteerd moeten worden. Een stijging van bijvoorbeeld een bepaalde vorm van discriminatie kan het gevolg zijn van:
a) een daadwerkelijke toename van deze vorm van discriminatie
b) een verandering in de mate waarin mensen deze vorm van discriminatie herkennen, benoemen en melden en
c) veranderingen in de manier waarop incidenten en meldingen worden geregistreerd.
Ik zou daar nog minstens twee factoren aan toe willen voegen:
d) de mate waarin bekendheid wordt gegeven aan een meldpunt. Zo kan een campagne om het melden van (een specifieke vorm van) discriminatie te stimuleren effect hebben op het aantal meldingen.
e) externe triggerfactoren. Bijvoorbeeld: wanneer het geweld tussen Israël en Palestijnen oplaait neemt het aantal antisemitische incidenten altijd flink toe, zoals er na aanslagen in Europa door terroristische organisaties als IS of Al Qaida immer sprake is van een toename van moslimdiscriminatie.
Discriminatiecijfers 2022; drie conclusies
Discriminatiecijfers 2022 biedt een bonte verzameling van cijfers en analyses. Net als ik dat in het verleden enkele malen heb gedaan, wil ik er, met in achtneming van bovenstaande disclaimers, ook dit jaar enkele punten uitlichten. Ik doe dat door de cijfers over een langere tijdsspanne te vergelijken: ik heb enkele cijfers uit 2022 vergeleken met de cijfers uit rapporten vanaf 2015.
1. Er wordt vooral en onverminderd melding gemaakt van discriminatie op grond van herkomst/huidskleur
Bij verreweg de meeste meldingen van discriminatie gaat het om discriminatie op grond van herkomst of huidskleur (of etniciteit of ‘ ras’). Dit is in lijn met de onderzoeken naar ervaren discriminatie. Bij alle registrerende instellingen was er bovendien sprake van een toename: bij de ADV’s ging het in 2022 bij 49% van het aantal meldingen om discriminatie op grond van herkomst/huidskleur, het hoogste aandeel sinds in ieder geval 2015.
“In 60 procent van de meldingen is de subgrond ‘(Nederlanders) met migratieachtergrond’. daarbij gaat het onder andere om discriminatie op grond van een (veronderstelde) Marokkaanse, Surinaamse, Turkse, Afghaanse, Antilliaanse, Iraanse, Oost-Europese, Syrische of Somalische achtergrond. Deze specifieke achtergronden zijn in ruim een derde van de meldingen geregistreerd. (..) In zeker 23 procent van de meldingen op grond van herkomst werd de subgrond ‘donker/zwart’ geregistreerd. Daarbij gaat het om meldingen waarbij mensen met het ‘n-woord’ worden uitgescholden of op andere manieren vanwege hun huidskleur beledigd of eruitgepikt worden. 4 procent van de meldingen gaat over anti-aziatisch racisme, waarbij mensen bijvoorbeeld met opmerkingen als ‘ching chong’, ‘hanky panky’ of ‘ni hao’ op straat lastig worden gevallen. in 7 procent van de meldingen gaat het om discriminatie van Nederlanders zonder migratieachtergrond.” (Discriminatiecijfers in 2022)
Bij de politie en het Meldpunt Internetdiscriminatie MiND ging het om 43% van de meldingen om herkomst en bij het College voor de Rechten van de Mens om 23# van de gevraagde oordelen. Bij de politie en MiND gaat het relatief vaker om verbale uitingen (scheldpartijen), bij de ADV’s en het College is daarentegen het aandeel ongelijke behandeling groter.
Jaarlijks zien de lijstjes van de registrerende instanties er in grote lijnen ongeveer hetzelfde uit. Bij de ADV’s zijn dit in de periode 2015-2022 bijvoorbeeld de meest voorkomende discriminatiegronden:
Herkomst (varierend van 30% tot 49% van het totaal aantal meldingen)
Handicap/ chronische ziekte (9%-15% van het totaal aantal meldingen)
Geslacht (5%-12%)
Godsdienst (4%-13%).
Leeftijd (3%-12%)
Seksuele gerichtheid (3%-9%)
Discriminatie van moslims (2%-5%, als subgrond van discriminatie op grond van godsdienst)
Nationaliteit 1%-4%
Antisemitisme (1%-3%)
Transgenders (1%-3%, als subgrond van discriminatie op grond van geslacht, sinds 2018)
De absolute cijfers van de meldingen van deze en andere vormen van discriminatie bij ADV’s vindt u in het overzicht hieronder:
Bij de politie staan seksuele gerichtheid (32%) en antisemitisme (8%) op nummer 2 en 3. Het gaat in beide gevallen relatief vaak om scheldpartijen. Bij antisemitisme gaat het in een groot deel van de gevallen om incidenten waarbij personen met een publieke taak (vooral politieagenten, maar ook boa’s en hulpverleners) worden uitgemaakt voor ‘jood’ in combinatie met een scheldwoord. Ongeveer een kwart van de antisemitische incidenten gericht tegen een (vermeend) joods persoon.
2. Aantal meldingen van discriminatie is sinds 2015 licht gestegen
Zoals in het figuur hieronder te zien is, daalde het totaal aantal meldingen bij de politie (blauwe lijn) na 2015, maar is er sinds 2018 sprake van een lichte stijging en was het aantal meldingen in 2022 net iets hoger dan in 2015.
Het aantal meldingen bij de ADV’s (groene lijn) was jaren stabiel en nam in 2020 dankzij een bulkmelding tijdelijk enorm toe: er kwamen dat jaar ruim 4000 meldingen binnen over 1 incident (het liedje ‘voorkomen is beter dan Chinezen’). Wordt die bulkmelding niet meegeteld dan ligt de piek in 2020 aanmerkelijk lager. Sinds 2020 nam het aantal meldingen iets af, maar is het nog altijd hoger dan in de jaren 2015-2019.
Het aantal verzoeken om een oordeel bij het College voor de Rechten van de Mens (grijze lijn) steeg van 420 in 2015 naar ruim boven de 600 in de afgelopen drie jaar.
Het enige meldpunt waar sprake is van een forse afname van het aantal meldingen is het meldpunt internetdiscriminatie MiND.
3. Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) wordt amper gevonden
Nadat bekend was geworden dat Mitchell Esajas (The Black Archives, New Urban Collective, Kick Out Zwarte Piet) eind april een lintje had gekregen vanwege zijn jarenlange inzet voor een samenleving waarin iedereen gelijkwaardig wordt behandeld, werd hij, niet voor het eerst, bedolven onder racistische reacties. Het moet bijzonder intimiderend zijn voor hem en zijn naasten. En het trieste is dat we er inmiddels aan gewend zijn geraakt. Je hoeft niet lang op het internet of sociale media rond te hangen om om dagelijks honderden seksistische, homofobe, antisemitische, islamofobe, transfobe etc. haatbagger tegen te komen.
Uit het eerder aangehaalde SCP-onderzoek naar ervaren discriminatie bleek bijvoorbeeld dat ongeveer 10% van de Turkse, 13% van de Marokkaanse, 9% van de Surinaamse en 8% van de Antilliaanse Nederlanders in de voorbije twaalf maanden online discriminatie had meegemaakt.
Uit een analyse van de Utrechtse Data School bleek dat van de 2 miljoen Nederlandstalige berichten over joden er 200.000 als antisemitisch (volgens de IHRA-werkdefinitie) herkend werden.
Uit onderzoek van dezelfde Data School en De Groene Amsterdammer bleek dat tien procent van alle tweets gericht aan vrouwelijke politici bevat haat of agressie bevatte. Van alle tweets die gericht waren aan het GroenLinks Kamerlid Kauthar Bouchallikht bevatte dertig procent een vorm van hatespeech, “meestal een giftige mix van islam-haat en seksisme, op het hoogtepunt kwam er een dag lang elke drie minuten haat binnen,” schreven Karlijn Saris en Coen van de Ven in De Groene.
Je zou verwachten dat het nationale meldpunt internetdiscriminatie (MiND) verzuipt in het werk. Maar dat valt reuze mee. Of tegen. In 2022 ontving het meldpunt 247 meldingen over 223 unieke incidenten. Dat is 0,6 incident per dag.
Sinds 2001 wordt het aantal meldingen van internetdiscriminatie in Nederland geregistreerd. Het aantal meldingen is nooit erg hoog geweest, maar nimmer was het aantal incidenten zo laag als in 2022.
Vanaf 2001 kon melding van internetdiscriminatie worden gedaan bij het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) dat was opgezet door de stichting Magenta. In 2012 werd de subsidie aan het MDI door het kabinet stopgezet en werd het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) opgericht op initiatief van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. MiND werd ondergebracht bij de Stichting NL Confidential waar ook bijvoorbeeld Meld Misdaad Anoniem onder valt.
Omdat het MDI na het stopzetten van de subsidie met hulp van donateurs nog even doorging, waren er van 2013 tot 2016 twee meldpunten internetdiscriminatie. Het nieuwe meldpunt MiND werd echter amper gevonden en haalde nooit het aantal meldingen van het sinds 2012 ongesubsidieerde MDI. Tien jaar na de oprichting lijkt MiND inmiddels onzichtbaarder dan ooit.
Ik weet niet zeker waarom MiND zo slecht gevonden wordt. Uit het eerder genoemde SCP-onderzoek naar ervaren discriminatie bleek dat MiND onbekender was dan de andere meldpunten. De naam was destijds in ieder geval niet erg handig gekozen: er was immers ook al een maatschappelijke organisatie Mind die zich inzet voor een betere psychische gezondheid in Nederland. Er is, voor zover ik weet, door de overheid niet heel veel bekendheid gegeven aan dit meldpunt en het meldpunt heeft zich zelf ook niet heel erg ingespannen om digitaal zichtbaar te zijn. Wanneer je, na 10 jaar (op 15 mei 2023) nog maar 632 volgers op twitter hebt, 812 volgers op Facebook en 141 volgers op Instagram, dan kun je moeilijk van grote profileringsdrang worden beschuldigd.
In 2015 schreef ik al eens een artikel in het Parool over het onvindbare MiND. Toen concludeerde ik dat het kabinet moest kiezen: of stoppen met MiND of er voor te kiezen om er – onder duidelijke voorwaarden – flink in te investeren. Die conclusie is acht jaar later nog steeds actueel. Wat op internet gebeurt, heeft impact op de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen, op het veiligheidsgevoel van burgers en op hun grondrechten. De overheid heeft de verantwoordelijkheid dit veiligheidsgevoel en deze grondrechten serieus te nemen en zou daadkrachtiger stelling moeten nemen tegen alle vormen van discriminatie, uitsluiting en haat op het internet. Daarmee stelt ze een norm. Dat zal er niet voor zorgen dat hatespeech verdwijnt, maar het is oneindig veel beter dan het te negeren. De Engelsen zouden zeggen: make up your mind!
-0-0-0:
Het rapport Discriminatiecijfers in 2022.
Ewoud Butter, afgestudeerd als politicoloog, werkt voornamelijk als zelfstandig onderzoeker en soms als journalist/redacteur, adviseur of (interim)manager. Daarnaast schrijft hij toneelstukken. Hij onderzoekt en schrijft over mensenrechten, participatie, emancipatie, discriminatie & inclusie, de energietransitie, radicalisering en extremisme.
Republiek Allochtonië werd in 2005 gestart door Ewout Butter en doet verslag van de langlopende discussies die in Nederland wordt gevoerd voeren over migratie, participatie, inclusie en discriminatie en racisme. Het accent ligt op achtergronden, feiten, portretten en onderzoek.