Sargasso, kennis en andere onzin
In het ‘land van ooit’ zat de wereld overzichtelijk in elkaar. De openbaarheid was de dorpsomroeper, de krant, de roddel over de schutting. De overheid was georganiseerd, zoals door Kafka beschreven en door Weber voorgeschreven, met een toegewijd leger ambtenaren en een politiek verantwoordelijke aan de top. De mensen organiseerden zich door de krant (“de krant is een meneer”, zo leerde ons Jan Blokker), door pamfletten, door persoonlijke contacten via vergaderingen en demonstraties.
Dat land herinner ik me nog heel goed. De kunst van het stencillen ben ik nog machtig, het pamfletten in brievenbussen doen, het rondrijden met een geluidswagen. De stencilmachine staat inmiddels in het museum. Geluidswagens kennen we niet meer. Pamfetten wel: de techniek heeft ze alleen maar mooier gemaakt, gemakkelijker te maken ook. Ergens in de loop van de jaren negentig zette mijn werkgever een PC op mijn bureau en nam mij, bijna letterlijk, mijn fijnschrijver af. In 2001 begon Sargasso met een nieuw soort openbaarheid: de virtuele wereld van het net. Ik had er geen idee van. Ik pionierde in de jaren zeventig met kabeltelevisie, toen een heel moderne openbaarheid, maar daarna heb ik de ontwikkeling niet meer gevolgd.
Misschien is de echte sprong voorwaarts toch wel de ontwikkeling van de zoekmachines, al snel overwoekerd door Google. Daarmee kon Google “aandacht” verkopen: in ruil voor je aandacht kreeg je een gestructureerd antwoord op je zoekvraag. Je dacht kennis te verwerven, maar Google verkocht je aandacht aan adverteerders, die jou iets hadden aan te bieden. Gelukkig bedachten de eerste Sargasten dat internetters niet alleen suffe consumenten waren, maar dat het Internet ook mogelijkheden bood voor informatie, sociale organisatie en verheffing.