Het vuil, de media en de elite
Soms is de politiek geen onschuldige hobby. In Amerika trek je gekken aan die de symbolen van Palin (de kruisdraden van een vizier) wat te letterlijk nemen. Het politieke debat heeft daar veel van een burgeroorlog, waarbij nog net geen geweld wordt gebruikt. Soms slaat een gek toe.
In Nederland kwam Fortuyn om door een links warhoofd, Theo van Gogh door een islamitisch warhoofd. Is het de prijs die naamsbekendheid nu en dan vraagt? Een teken van hoop is dat de geblokte sheriff in Tucson/Arizona, zonder dat de verdachte van de schietpartij een verklaring had gegeven voor zijn handelen, het rabiate politieke discours in Amerika als de oorzaak aanwees.
In Buitenhof trad (9 jan) de directeur van het SCP, Paul Schnabel op: hij zag een grote ik-gerichtheid en een weinig dappere elite. ‘Met mij gaat het wel goed, maar met het land niet’, vatte hij de bevindingen van het onderzoek samen. De remedie volgens hem: een elite die eerlijker is over de boodschappen, die moete worden gebracht. Het was wel boeiend, maar het lukte niet om het thema van me af te zetten. Ook in ons politiek debat is de toon verhard, zie de zure kolommen van Martin Bosma, die steeds meer aan senator McCarthy doet denken, in de NRC. Wat is er precies?
In mijn archief vond ik een artikel in de NRC met de kop, die Schnabel bijna letterlijk uitsprak: “Mij gaat het goed, maar de wereld niet.” (8 sept.2009) Elchardus, die hier zijn Rob lezing samenvat, spreekt over de kloof die ontstaat tussen de privésfeer en de publieke sfeer. Hij ziet die veroorzaakt door de de-traditionalisering, het einde van de ideologie. Dat het tijdperk van de ideologie zou aflopen, werd al in de jaren zestig door Daniel Bell aangekondigd. Maar van betekenis is natuurlijk vooral dat de rol van allerlei bemiddelende en verbindende sociale structuren afnam, van kerken, vakbonden, politieke partijen en dergelijke. Ontideologisering en ontzuiling werden bij ons vaak in een adem genoemd.

Pacha Mama, puta madre nog an toe! Het is vandaag 
De laatste tijd zijn er weer de nodige signalen afgegeven over de noodzaak of de onvermijdelijkheid van verandering.
Zodra iemand een vergelijking met de Tweede Wereldoorlog maakt, komen de kritieken. Vaak is de kritiek terecht. Ongenuanceerde vergelijkingen, scheve vergelijkingen en onjuiste vergelijkingen zijn schering en inslag. Iedereen, van uiterst links tot uiterst rechts, houdt ervan om de Tweede Wereldoorlog erbij te slepen. Denk alleen maar aan Wilders die president Obama met Chamberlain vergelijkt. Of Herman van Veen, die op zijn beurt de PVV vergelijkt met de NSB. Ik wil het nu niet hebben over welke vergelijking getuigt van historisch inzicht: dat moet eenieder voor zichzelf maar uitmaken. Mijn vraag is de volgende: “Kan een vergelijking van een gebeurtenis uit het heden met de Tweede Wereldoorlog ooit zinvol zijn? Staat niet iedere gebeurtenis op zichzelf? Zorgt niet iedere vergelijking voor een verstoring van de werkelijkheid, in plaats van dat de vergelijking inzicht verschaft in ontwikkelingen die nu plaatsvinden?”