Zoals we de laatste weken geregeld op het Open Podium van Geen Commentaar kunnen meebeleven, lopen veel internetdiscussies na verloop van tijd uit de hand. Na het uitwisselen van een rits aan zowel steekhoudende als onzinnige argumenten, komt er gegarandeerd een moment waarop een balorige of gefrustreerde reaguurder als eerste Hitler en de nazi’s erbij sleept.
Of zoals advocaat en deskundige op het terrein van internetrecht Mike Godwin het in 1990 snedig formuleerde:
Naarmate online discussies langer worden, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met de nazi’s of Hitler één.
Zelfs al betrof het oorspronkelijk een volstrekt onschuldige discussie over kinderpostzegels of de merites van handgebreide wollen sokken.
Vergelijkingen met het nazisme of Adolf Hitler slaan vrijwel standaard elke discussie dood. Op usenetfora, in de begintijd van internet, werden dergelijke vormen van drogredenatie door moderatoren niet zelden bestraft met het rücksichtslos beëindigen van het betreffende topic. De Wet van Godwin stipuleert overigens niet veel meer dan dat op het moment dat voor het eerst het H-woord valt, de discussie blijkbaar zijn uiterste houdbaarheidsdatum heeft bereikt.
Een speciaal geval van zo’n drogredenering is de Reductio ad Hitlerum, een term van de naar de VS geëmigreerde Joods-Duitse filosoof Leo Strauss (1899-1973). Kort gezegd komt het erop neer dat wanneer je in staat bent je tegenstander met een of ander polemische kunstgreep te manoeuvreren in het kamp van Hitler’s Derde Rijk, je automatisch de ander hebt gediskwalificeerd. Dit volgens de logica: “Adolf Hitler (of het nazibewind) was X, dus X is slecht.”