Kwart Europese kinderen riskeert armoede en uitsluiting
ELDERS - Het risico op armoede en uitsluiting in Europa is volgens cijfers van Eurostat groter bij kinderen dan bij ouderen.
Gemiddeld riskeerde in 2011 27% van de kinderen beneden de 18 jaar in Europa armoede. Voor de totale populatie in de 27 EU-landen is dit 24%, voor de ouderen boven 65 20%. Eurostat spreekt van een risico als er sprake is van een combinatie van factoren: een laag gezinsinkomen, het missen van basisvoorzieningen en werkloosheid. De hoogste cijfers werden genoteerd in Bulgarije (52%), Roemenië (49%) en Letland (44%). De laagste cijfers in de Scandinavische landen (16%), Slovenië (17%), Nederland (18%) en Oostenrijk (19%).
Uitgesplitst naar opleidingsniveau zien we dat bijna de helft van de kinderen met ouders die niet verder kwamen dan het laagste niveau van secundair onderwijs in de risicogroep zit. Zodra het opleidingsniveau stijgt, daalt het risico. Verder blijkt dat naar verhouding meer kinderen uit gezinnen van migranten armoede en uitsluiting riskeren (32% gemiddeld in de EU). Maar dat cijfer verschilt erg per land, en waarschijnlijk per groep immigranten. Voor het inkomen gaat Eurostat uit van een aan het landelijke inkomensniveau gerelateerde armoededrempel. Die is vastgesteld op 60% van de inkomensmediaan. Daarnaast moet er sprake zijn van een tekort aan noodzakelijke voorzieningen. In het Eurostat onderzoek is dat vertaald naar het missen van vier basisvoorzieningen uit een rijtje van negen (waaronder een warm huis, telefoon, televisie). Tenslotte valt een kind in de risicogroep als er naast een laag inkomen en het ontbreken van basisvoorzieningen ook nog eens sprake is van langdurige werkloosheid, dat wil zeggen als de volwassenen in het gezin gedurende een jaar niet meer dan 20% van de tijd werk hadden.