Een gastbijdrage van filosoof en jurist Ron Ritzen.
Een jaar geleden, op 21 augustus 2010, riep Martin Sommers in de Volkskrant op “om Wilders niet langs de lat van de Grondwet te leggen, maar hem te beoordelen aan de hand van tastbare voorstellen”. Dat zou nog wel eens tot verrassende conclusies kunnen leiden, voorspelde Sommers. Verrassend in het voordeel van Wilders.
Dat was en is een zinnig voorstel, want al die redelijk abstracte staatsrechtelijke, psychologische en filosofische discussies geven (te) weinig zicht. Maar anders dan Sommers suggereerde, pakt die beoordeling absoluut niet positief uit voor de PVV. Sterker nog, die concrete voorstellen betekenen steevast een aanslag op de democratische rechtsstaat.
Laten we beginnen met de Kamervragen van 8 augustus over de subsidie van het Nexus Instituut. PVV-Kamerlid Driessen wilde van de minister van binnenlandse zaken weten of hij het er mee eens is dat “Riemen niet goed snik” is en dat het beter is als de subsidie van het Nexus Instituut wordt stopgezet zolang Riemen daar directeur is. De bron van ergernis is Riemens opmerking dat de PVV fascistisch is, zo blijkt uit deze Kamervragen.
Dat het niet botert tussen de PVV en Nexus Instituut-directeur Rob Riemen was vorig jaar al duidelijk toen de laatste het essay ‘De eeuwige terugkeer van het fascisme’ publiceerde, waarin hij Wilders en zijn beweging karakteriseerde als het prototype van hedendaags fascisme. De Brabantse PVV sprak enkele dagen eerder al van een “haatcampagne” en “politieke laster” door Riemen.