Is het u ook opgevallen, die overdreven haat die Frans Timmermans plotseling ten deel valt sinds hij voortrekker is voor de lijstcombinatie van PvdA en GroenLinks? Zo kreeg ik vanuit het niets een serie appjes van een tante: dat de voormalige Eurocommissaris een ramp voor het land zou betekenen, aangezien hij als 'klimaatpaus' zoveel kapot had gemaakt voor het bedrijfsleven.
"PvdA pluche socialisten! Stikstof en palletbrandstof waarvoor bomen gehakt moeten worden. Door zijn gedram komen veel bedrijven op de rand het het faillissement. Alles wordt in Nederland kapot gemaakt." Ze eindigde haar tirade met "Walgelijk mens!!" Ik neem maar aan dat ze daarmee Timmermans en niet mij op het oog had.
Afkeer van fatsoen en intellect
Bovenstaande sentimenten zie ik geregeld weerspiegeld op social media. De laatste dagen gaat het over de enorme bedragen wachtgeld waar 'ons Frenske' tijdens de verkiezingscampagne aanspraak op maakt. Media nemen dit frame gretig over, met 'scherpe' vragen of Timmermans inderdaad multimiljonair is (geschat vermogen: €4,3 miljoen). Gek is dat, ik hoor die vraag nooit stellen aan de schijnbaar sobere premier Mark Rutte, die goed zou zijn voor een vermogen van twee miljoen euro.
Op de een of andere manier worden dit soort frames zorgvuldig bewaard voor politici en bestuurders van progressieve snit, die met twee woorden kunnen spreken en weten hoe je tafelservies behoort te gebruiken. Eerder al werd Sigrid Kaag gebombardeerd tot elitaire heks en Rob Jetten tot klimaatdrammer. Zoek eens op Twitter op 'het Kaagmens' en je treft zelf columnisten in een landelijke krant die deze verontmenselijkende term gebruiken.
Femke Halsema werd aan een vergelijkbare behandeling onderworpen. Vanwaar is een deel van Nederland toch zo vatbaar voor een hetze tegen politici met fatsoen, die er blijk van geven wel eens een boek of twee te hebben gelezen?
Afgunst en superioriteitsbesef
Dit verschijnsel is overigens niet nieuw. Het Nederlandse politieke landschap van de afgelopen twintig jaar overpeinzend, moet ik regelmatig denken aan de cynische overpeinzingen over democratie van de Amerikaanse journalist en satiricus Henry Louis Mencken (1880-1956), onder meer verwoord in Notes on Democracy (1926).
In navolging van Nietzsche was Mencken uitgesproken negatief over het overgrote deel van de samenleving: de massa, de meute, het grauw, het plebs. De meeste mensen waren volgens Mencken niet enkel onontwikkeld, maar werden gedreven door emoties en de jacht op vertier. Het was daarom onvermijdelijk dat een democratie uitgebuit zou worden door demagogen en middelmatige stroopsmeerders, die de angsten van de grote massa uitmelken en/of hen naar de mond praten.
Elke eerlijke, intelligente en capabele politicus zal volgens Mencken in een representatieve democratie vroeger of later het veld ruimen, want de meute wordt gedreven door misplaatst superioriteitsgevoel en derhalve afgunst en wantrouwen jegens eenieder die hen overvleugelt. Dat confronteert hen immers maar met hun eigen inferioriteit. Een dergelijke invalshoek vinden we ook bij José Ortega y Gasset in Opstand der Horden en Menno ter Braak in Het nationaalsocialisme als rancuneleer.
Provincialisme
Mencken ziet de kleinburgerlijke geborneerdheid nog het meest vertegenwoordigd in plattelandsmensen.
The yokel hates everyone who is not a yokel—and is afraid of everyone. He is democratic man in the altogether. He is the glory and bulwark of all democratic states. (...) But under this pretension to superiority, of course, there lies an uncomfortable realization of actual inferiority. The peasant hates; ergo, he envies—and "l’envie," as Heine said to Philarète Chasles, "est une infériorité qui s'avoue."
—H.L. Mencken, Notes on Democracy
Provincialisme gaat hand in hand met geborneerdheid. De stadsmens is volgens Mencken net iets minder puriteins en haatdragend, maar dat komt omdat hij zich kan vermaken met vertier, en zich op de borst kan kloppen over zijn burgerlijke plichtsbesef.
Onbenullen en huichelaars
Het plebisciet ziet zichzelf desalniettemin graag weerspiegeld in haar vertegenwoordigers, en aangezien de meute nou eenmaal uit onbenullen bestaat, kiest zij dus ook onbenullen. Of huichelaars, die net doen alsof zij het zijn. Wie de intellectuele teloorgang van de Republikeinse partij in de VS aanschouwt, kan niet anders dan zich afvragen of Mencken het wellicht gewoon bij het rechte eind had.
Kijk alleen al naar de Republikeinse presidentskandidaten: wat Ronald Reagan, George W. Bush en Donald Trump vooral met elkaar gemeenschappelijk hebben, is dat ze de gewone man in 'middle America' weerspiegelen. Maar waar Ronald Reagan nog kon veinzen iemand met ideeën te zijn, werd George W. vooral bekend om zijn verhaspelingen van gemeenplaatsen. Dat diskwalificeerde hem niet voor het presidentschap: hij kwam op het grote publiek over als een sympathieke buurman die je uitnodigt voor de barbecue in de tuin, zoals überdemagoog Karl Rove opmerkte.
Donald Trump lijkt zelfs ronduit een half-alfabete domoor en een vulgaire schobbejak. Zijn fanatieke achterban zag dat echter juist als teken van zijn authenticiteit. En een flink deel van de Republikeinse kiezers vond het kennelijk niet bezwaarlijk. Anti-intellectualisme en gebrek aan innerlijke beschaving lijken juist te strekken tot aanbeveling.
Liever een imbeciel dan een elitair mens
En zo ging een andere voorspelling van Mencken in vervulling:
... all the odds are on the man who is, intrinsically, the most devious and mediocre — the man who can most easily adeptly disperse the notion that his mind is a virtual vacuum.
The Presidency tends, year by year, to go to such men. As democracy is perfected, the office represents, more and more closely, the inner soul of the people. We move toward a lofty ideal. On some great and glorious day the plain folks of the land will reach their heart's desire at last, and the White House will be adorned by a downright moron.
—H.L. Mencken, Bayard vs. Lionheart, The Evening Sun, 26/7/1920)
Politici als Obama, Hillary en Al Gore worden daarentegen elitarisme verweten. Niet alleen omdat ze hebben gestudeerd aan elite-opleidingen (dat hadden George W. Bush en Donald Trump ook), maar omdat ze te intelligent, belezen en beschaafd overkomen, en daardoor de indruk wekken boven het klootjesvolk te staan. En dat pikt dat klootjesvolk niet langer. Wat denken die lui wel? Dat ze beter zijn dan wij?
Demagogen
In Nederland doet zich de afgelopen kwart eeuw iets soortgelijks voor. Sinds Pim Fortuyn de politieke, journalistieke en academische kaste wist te framen als 'Linkse Kerk', en een flink deel van de kiezers achter zich aan wist te krijgen met vergezichten over een terugkeer naar het Nederland waar Wim Zonneveld nog met heimwee over zong, hebben een hele stoet demagogen en ongewassen apen in maatpak zich een duurbetaald plekje in het parlement weten te veroveren; door onbeschaamd na te papegaaien wat er aan menige toog en in menige verjaardagskring wordt uitgekraamd.
De politieke en bestuurlijke elite, de 'boven-ons-gestelden', dat zijn immers maar zakkenvullers en huichelaars, die net doen alsof ze beter zijn dan wij. Die voor ons beslissen dat wij ons moeten onderwerpen aan zaken waar zij zich aan kunnen onttrekken of vanwege hun dikke inkomen geen last van hebben.
Het wordt hoog tijd dat we deskundigheid, intellect en culturele beschaving weer in ere herstellen. De vraag is alleen: hoe?