Hoe de AIVD omgaat met een eenvoudig inzageverzoek
Openheid bij de geheime dienst? Een onmogelijke zaak, dat begrijpt een ieder. Maar verantwoording achteraf over het optreden van de dienst in een afgesloten tijdperk? Over organisaties en groepen die allang niet meer bestaan of waar geen enkele dreiging meer van uitgaat? Moet daar ook nog moeilijk over worden gedaan?
In het boek ‘De BVD in de politiek‘ heb ik een poging gedaan de geschiedenis te ontrafelen van operaties die de BVD meer dan zestig jaar geleden uitvoerde om de CPN te ontregelen. Daarvoor kon ik naast vele andere bronnen ook gebruikmaken van enkele deels bewerkte archiefstukken van de AIVD. Het was voldoende om ontsporingen in beeld te brengen en te laten zien hoe belangrijk toezicht en controle zijn. Maar weten we nu alles? Niemand kan het zeggen. De inzageprocedure bij de AIVD werpt nog steeds belemmeringen op, de overdracht van archiefstukken aan het Nationaal Archief waar iedereen inzage kan krijgen, is gestokt. Het is niet duidelijk hoeveel en welke stukken inmiddels zijn vernietigd. In de jaren negentig is daar nog flink over gesteggeld in de Tweede Kamer, maar het onderwerp is geleidelijk weggezakt in de politieke prioriteitsstelling. Daarom heb ik mijn boek afgesloten met een hoofdstuk over de nog steeds voortdurende ‘geheimhoudingsreflex’ (een term van de historicus prof.dr. Hans Blom). Het volgende is een deel uit dit hoofdstuk.