‘Kwaad’, ‘beledigend’, schandelijk’, ‘onjuist en ongepast’, het zijn overbekende kwalificaties uit de mond van PVV-leider Wilders en zijn volgelingen. Donderdag viel de eer te beurt aan de Indonesische ambassadeur Yunus Effendi Habibie, die het had gewaagd zijn zorgen uit te spreken en het komende staatsbezoek van de Indonesische president wilde heroverwegen ingeval er een regering met Wilders zou komen.
Wilders haastte zich om te melden dat de ambassadeur vrijheid van meningsuiting heeft, maar wat stelt dat voor als hij in dezelfde adem van onze minister van Buitenlandse Zaken eist dat hij de ambassadeur ontbiedt, hem de oren wast en een toontje lager laat zingen? Dezelfde Maxime Verhagen, aldus Wilders, ‘die in een andere positie toch bezig is om vriendschapsbanden te proberen te smeden met de PVV’. Alsof dat relevant is voor de beoordeling van de uitspraken van Habibie door de Nederlandse regering.
Als ik het er niet mee eens ben, en het is namens de regering gedaan, dan vindt ik ook dat de regering, althans dat is mijn vraag, moet zeggen dat daar afstand van wordt genomen en dat helder maken aan die Indonesische ambassadeur.
Dus: omdat Wilders het er niet mee eens is, moet onze regering de ambassadeur ringeloren. Hoezo vrijheid van meningsuiting. Natuurlijk mag Wilders wel alles zeggen, maar niemand mag daar iets van vinden, laat staan consequenties aan verbinden. Vindt Yunus Effendi Habibie echter iets, dan mag hij eigenlijk helemaal niet zeggen wat hij wil, want we moeten er consequenties aan verbinden, we moeten laten zien dat die vriendschapsbanden die we smeden ons menens zijn. Het heeft een hoog gehalte van: ‘wie niet voor mij is, is tegen mij’. Het is de gekrenkte trots van de narcist die vindt dat hij onvoorwaardelijk gesteund dient te worden, ongeacht zijn doen en laten.