Deze zondag zijn er nationale verkiezingen in het twee-eilandenstaatje São Tomé e Príncipe, dat nu rondkomt van cacao en hulpgelden, maar hoopt in de nabije toekomst erg rijk te worden van de olie. Voor de verkiezingen moet het land altijd de hand ophouden in het buitenland, want zelf is het niet in staat ze deugdelijk te organiseren. Voordeel daarvan is dat het knoeien met de stemming en de uitslag lastiger maakt.
Als voorproefje waren er afgelopen weekend lokale verkiezingen in de zeven districten. Vier significante partijen deden mee. Die van de premier won, die van de president verloor, en de oppositie deed het ook goed. De verliezers beschuldigden de winnaars van het kopen van stemmen. De winnaars ontkenden niet, maar stelden dat iedereen het zo deed. Premier Rafael Branco verwacht dan ook na de nationale verkiezingen te kunnen aanblijven (link in het portugees, in het engels wordt er weinig over geschreven).
De nieuwe premier en de nieuwe president die volgend jaar gekozen wordt, zullen verzekerd zijn van warme internationale belangstelling. De olie lonkt steeds nadrukkelijker. Het olieveld wordt in samenwerking met Nigeria ontwikkeld, maar de nationale oliemaatschappij van Angola, dat Nigeria naar de kroon steekt als Afrika’s grootste olieproducent, heeft er ook belangen. Landen als Brazilië en India zijn gul met leningen om zich een positie bij de politici te verwerven.
Traditioneel is Nederland de belangrijkste handelspartner van São Tomé e Principe. Meer dan de helft van de export (lees: cacao) wordt naar Amsterdam gestuurd. Maar als de olie komt, zullen de kiezers wel meer in het handje willen hebben dan de opbrengst van wat repen chocola.