Afschrijvingen | Minder vakantie, goed voor de economie?
Elk jaar duikt er rond vakantietijd een interview op met econoom Arjo Klamer waarin hij de Nederlandse ‘vakantiecultus’ bekritiseerd. Onze hele economie lijkt gericht te zijn op het vieren van vakantie, het land ligt drie maanden stil, we raken er door ontregeld en het kost veel te veel geld – tot wel 14 procent van ons nationaal inkomen, dat ook nog eens voor een groot deel in het buitenland wordt uitgegeven. Door wat vakantie in te leveren zouden we zo maar eens het begrotingstekort of de stijgende zorgkosten kunnen betalen. Kan het inderdaad wel wat minder met die vakantie?
Volgens Klamer geven we zeven procent van ons inkomen uit aan vakanties en moeten we daar vanwege de door de vakantie misgelopen productiviteit nog eens zeven procent bij optellen. Klamer denkt dat vakanties ons dus tot wel 14 procent van ons BBP, dus zo’n 80 miljard euro, kosten.
Die eerste zeven procent lijkt me een redelijke schatting. Iets minder dan een maandsalaris. (Het CBS zit wel een stuk lager). Maar een groot deel geven we uit in eigen land en dat wat we in het buitenland uitgeven stroomt deels weer terug doordat we steeds meer ‘all-inclusive’ schijnen te boeken bij grote westerse touroperators. En vergeet niet: er zijn natuurlijk ook miljoenen buitenlandse toeristen die naar Nederland komen. Zo erg is het nou ook weer niet.