serie

Boeken

Sargassoredacteuren bespreken boeken in alle soorten en maten: van non-fictie tot kinderboek, van roman tot politieke essays.


Foto: Abhi Sharma (cc)

Een wereldbeeld in beton

RECENSIE - © Uitgeverij Boom, Jakob Burckhardt, Wereldhistorische beschouwingen, vertaling Peter ClaessensDe Wereldhistorische Beschouwingen van Jakob Burckhardt geldt als een van de belangrijkste teksten van de negentiende-eeuwse geschiedwetenschap. Reikwijdte en inzicht zijn imposant – maar minstens zo fascinerend zijn de vooroordelen die hij voor latere generaties in beton heeft gegoten.

‘De geleidelijke gewenning aan totale bevoogding [door de staat] is uiteindelijk dodelijk voor elk initiatief; van de staat wordt alles verwacht, waaruit dan bij de eerste de beste machtsverschuiving voortvloeit dat alles van hem geëist wordt en men de staat met van alles opzadelt. Een ontwikkeling waarbij de cultuur de staat zijn programma’s voorschrijft, de staat de verwezenlijking van de moraal toedicht, de staat tot algemene steun en toeverlaat wil uitroepen en de betekenis van het begrip staat daarmee ingrijpend verandert.’

Het lezen van Burckhardts ‘Wereldhistorische beschouwingen’ (zijn colleges in Bazel, in de jaren 1870-1871) is als het luisteren naar een opera van Händel.

Het kabbelt rustig voort; soms erger je je aan de gemakzucht van de componist, maar nét op het moment dat je besluit iets anders te gaan luisteren, komt hij met een aria, een duet, waardoor je plots weer geboeid wordt. Burckhardt kabbelt voort. Hij structureert zijn visie op de geschiedenis langs drie thema’s (de staat, de religie, de cultuur), leidt ze in en behandelt daarna keurig alle zes interacties tussen deze drie aspecten – steeds keurig startend bij de oude Grieken, dan de Romeinen, de Middeleeuwen… tot aan de rand van de actualiteit. (Drie slothoofdstukken gaan over losse thema’s.) Toen was het zus, daarna was het zo…. Zo’n schematische aanpak kan gemakkelijk gaan vervelen en dat doet het ook – maar dan ineens werpt de bundel van zijn intellect licht op een onderwerp, een vage toekomst, die lezers anno herkennen. Zoals bovenstaande passage, waarin we gemakkelijk onze moderne, allesdoordringende, bijna totalitaire welvaartstaat herkennen. Dan blijkt Jakob Burckhardt niet alleen een groot historicus met een indrukwekkende greep op de materie en een fenomenaal geheugen (hij droeg zijn colleges volledig uit het hoofd voor), maar ook zoiets als een visionair. En dat wilde Burckhardt nu juist niet zijn.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De zoon van de eeuw

RECENSIE - © Uitgeverij Podium. Boekomslag Antonio Scurati, M. De zoon van de eeuwArtikel 47 van het Statuut luidt: de Kamer van Afgevaardigden heeft het recht om de ministers van de koning te beschuldigen en hen voor het Hooggerechtshof te brengen. Ik vraag formeel: is er iemand binnen of buiten deze Kamer die gebruik wil maken van artikel 47?

Benito Mussolini daagt het Parlement uit. In zijn hand heeft hij het handboek van de Kamer. En hij speurt de banken af. Wie? Het is 3 januari 1924. Een half jaar daarvoor heeft een fascistische knokploeg het socialistische parlementslid Giacomo Matteotti op klaarlichte dag ontvoerd, en doodgeslagen. Kort nadat deze in het Parlement een vlammende aanval had gedaan op de leider van Italië.

Het land was wel gewend aan geweld tussen fascisten en socialisten. Er waren in de voorafgaande jaren al honderden doden gevallen en menige socialistische politicus had de dreun van een knuppel in zijn nek zélf mogen ervaren. Maar moord op klaarlichte dag ging te ver.

Het land kolkte van verontwaardiging, zes maanden lang. Het eiste dat de daders gestraft zouden worden. Terwijl iedereen besefte dat zoiets nóóit kon zijn gebeurd zonder de toestemming van de Duce. De fascistische beweging wankelde, dreigde uiteen te vallen. Iedereen wist dat Mussolini verantwoordelijk was, en iedereen verwachtte dat dit het begin van het einde was. Wég was de oude bravoure.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De eeuw van Gisèle

RECENSIE - Je leeft maar twee keer: één keer zoals het feitelijk gebeurt en één keer zoals je je herinnert. Sommige mensen kunnen echter drie keer leven. Dat zijn degenen die hun herinneringen herorganiseren en een ideaalbeeld scheppen van hun leven. Ook al bestond dat natuurlijk gewoon uit sleur en herhaling, ze maken er een kunstwerk van en met wat geluk gaan anderen het nog geloven ook.

Dat is het verhaal van Gisèle van Waterschoot van der Gracht (1912-2013), aan wie Annet Mooij onlangs een biografie wijdde, De eeuw van Gisèle. Ze is niet de enige hoofdpersoon. De deuteragonist is Wolfgang Frommel (1902-1986). Allebei creëerden rond hun leven een persoonlijke mythologie, waardoor in Mooijs boek in feite vier levens dwars door elkaar heen lopen. Dat klinkt ingewikkelder dan het is: De eeuw van Gisèle is een onverwacht spannend boek, dat enerzijds gaat over de gebiografeerden als beeldend kunstenares en dichter en anderzijds over de wijze waarop zij ideaalbeelden van zichzelf schiepen.

Gisèle kwam uit een welvarende familie, werkte met glazenier Joep Nicolas, leerde Frommel kennen in het kunstenaarsdorp Bergen, vestigde zich in Amsterdam in een mooi huis aan de Herengracht en bood Frommel daar vanaf de Tweede Wereldoorlog tot diens dood in 1986 onderdak. Niet alleen Frommel, overigens: ook zijn vrienden, waaronder joodse onderduikers, vonden er een veilig thuis, wat Gisèle later de onderscheiding opleverde van “rechtvaardige onder de volken”. Kortom, een heldin.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Whisky, wapens en weelde

RECENSIE - Whisky, wapens en weelde van Herman Langeveld en Bram Bouwens is de biografie van de Nederlandse zakenman Daniël Wolf. Dat was, om eerlijk te zijn, geen naam die ik op mijn radar had. Gelukkig stapte ik onlangs in Haarlem in de trein met een heer die ik, hoewel er nogal wat jaren waren verstreken sinds ik hem voor het laatst had gezien, meteen herkende: mijn oud-docent Herman Langeveld, die me tijdens de rit naar Sloterdijk vertelde over zijn laatste boek.

Ik heb in 1985 of 1986 bij Langeveld een werkcollege gevolgd over partijpolitieke vernieuwing in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog. De Nederlandse Volksbeweging, het personalistisch socialisme, de rol van koningin Wilhelmina, de Doorbraak, het ontstaan van de PvdA en de VVD – dat soort onderwerpen. Ik vond dat destijds een ontzettend leuk college omdat het je met de neus op de archivistische feiten drukte, een genoegen dat je als oudhistoricus maar zelden kunt smaken. Later heb ik Langevelds biografie van Colijn gelezen, opnieuw met veel plezier.

En nu dus een biografie van Daniël Wolf. Iemand die zich, zoals dat heet, van krantenjongen tot miljonair opwerkte. Hij had een beetje geluk toen hij trouwde met René Gokkes (die door een schrijffout bij de burgerlijke stand geen Renée heette). Zij had een groot familienetwerk van handelscontacten, maar het was Wolf zelf die er tijdens de crisisjaren in slaagde een enorm handelsimperium op te bouwen: eerst de handel in sterke drank (zie het eerste woord in de titel), vervolgens de handel in spoorbielzen waarmee hij rijk werd, daarna het transport van wapens uit Polen en de Baltische staten naar de republikeinen in Spanje (zie het tweede woord in de titel) en als gevolg daarvan een kapitaal van rond de twintig miljoen gulden (zie het laatste woord van de titel). Dat was 1937.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Worstelen met het communistische verleden

RECENSIE - Het was een internationale televisie-hype, een aantal jaren geleden: de verkiezing van de grootste vaderlander. Er werden informatieve filmpjes vertoond, panels bediscussieerden de kandidaten, deskundigen hielden gloedvolle pleidooien voor deze of gene stichter schilder of wetenschapper, en daarna mocht het volk zijn stem uitbrengen. In Nederland dreigde Pim Fortuyn deze wedstrijd te gaan winnen, maar dat kon worden voorkomen.

In Rusland, waar staats-tv-zender Rossia de wedstrijd organiseerde (getiteld ‘De naam van Rusland’), ging de eindstrijd tussen de laatste tsaar Nicolaas II, en de communistische dictator Jozef Stalin. Op dat moment werd er van hogerhand ingegrepen. De uitslag moest gecorrigeerd, zo werd medegedeeld, en plots bleek de middeleeuwse vorst Alexander Nevski de grootste Rus aller tijden. Nevski, die 800 jaar geleden de Duitsers en de Zweden had verslagen en geldt als een van de stichters van Rusland. Op de tweede plaats kwam de minister/hervormer Pjotr Stolypin (1862-1911), op de derde plaats Jozef Stalin en daaronder tsaar Nicolaas.

Een diep verdeeld land

Die dreigende uitslag, de ingreep en de gecorrigeerde ‘uitkomst’ typeren de manier waarop de Russen en de Russische overheid (en Poetin) met de Russische geschiedenis omgaan. Het land is diep verdeeld over de vraag of de Revolutie van 1917, en de daaropvolgende communistische staatsgreep, nu de redding van Rusland vormden, of juist een enorme een ramp. De redding van tsaristisch absolutisme en het begin van een nieuwe tijd, of juist de start van vier gruwelijke decennia onder Lenin en Stalin. Was Nicolaas II een despoot of een slachtoffer? Was Stalin de redder van Rusland, of een monster? De meningen zijn scherp verdeeld. Pakweg 40% beschouwt Stalin als redder, 40% als ramp; de rest laveert daartussendoor. Andere leiders scoren vergelijkbare cijfers.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Hulspas’ christenen en moslims

RECENSIE - Uit de diepten van de hel, het nieuwe boek van Sargasso-medewerker Marcel Hulspas, gaat weer over de islam. Nou ja: Hulspas pakt het net als in zijn eerste boek heel breed aan. De hoofdmoot bestaat uit een uitgebreide geschiedenis van de theologische debatten in het Byzantijnse Rijk over ingewikkelde kwesties als de vraag hoe dat nou precies zat met die Drieēenheid en hoe dat nou precies zat met de natuur van Christus: had-ie er nou één of twee? De goddelijke en/of de menselijke? En diezelfde vraag over persoon, natuur, energie en wil: één of twee van elk?

U denkt wellicht: waar gáát dit in vredesnaam over? Uw vraag is volkomen terecht. Hulspas legt het allemaal heel duidelijk uit, dus dat ga ik hier niet doen. Groot voordeel van zijn behandeling van de stof: het wordt heel duidelijk dat al die ’theologische’ vraagstukken, tot op de dag van vandaag van belang voor de christenheid, niet alleen op basis van de schrift, theologische geleerdheid en vrome gedachtegangen aan een antwoord zijn gekomen, maar dat ook véél te grote ego’s van keizers en bisschoppen daar een niet geringe bijdrage aan hebben geleverd.

De doodgewone, ordinaire geschiedenis van macht, intriges en kuiperij komt in deze theologische geschiedenis uitgebreid aan bod en ook deze keer schuwt Hulspas de voetnoot niet voor de sappige details die hij in zijn hoofdlijn geen plek kon geven.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Geen staat zonder vijand

RECENSIE - ‘Het begrip staat veronderstelt het begrip van het politieke.’ Met deze cryptische zin opent het essay Het begrip politiek, van de Duitse rechtsfilosoof Carl Schmitt (1880-1985). Schmitt heeft een omvangrijk oeuvre achtergelaten, maar dit essay is waarschijnlijk zijn bekendste werk.

Bekend en verguisd. Schmitt was, om het zo maar te zeggen, ‘fout’. Hij deed begin jaren dertig van de vorige eeuw dappere pogingen om zich op te werpen als dé rechtsfilosoof van de nieuwe nationaalsocialistische heilstaat. Maar Het begrip politiek verscheen kort voor Hitlers machtsovername en was geen pluimstrijkerij of een open sollicitatie. Kort daarna heeft hij de tekst nog bewerkt om er een ‘passender’ visitekaartje van te maken, bijvoorbeeld door alle verwijzingen naar Joodse auteurs te verwijderen, maar erg veel heeft dat niet geholpen.

Het begrip politiek trok na een lange periode in de vergetelheid recent weer de aandacht. En gedurende de laatste jaren misschien meer dan ooit, nu het begrip ‘nationale staat’, na dertig jaar Europese eenwording, op vele plaatsen weer van zolder wordt gehaald. En als Schmitt iéts is, dan is het de filosoof van de moderne soevereine staat. En van de politiek die daaraan ten grondslag ligt.

‘Politiek is de kunst van het mogelijke,’ heeft Otto von Bismarck ooit gezegd. (En hij liet tijdens zijn leven zien hoe je het onmogelijke mogelijk kon maken.) Politiek was voor hem haute politique, de omgang tussen staten door middel van diplomatie of oorlog. De staat had in zijn ogen een beperkte taak. Ze zorgde voor rust en orde, opdat het recht en de economie konden bloeien. En dat maakte het weer mogelijk om belastingen te innen, soldaten te rekruteren, en desgewenst ten strijde te trekken.

Foto: Abhi Sharma (cc)

An accident waiting to happen

RECENSIE - De kans dat u ooit van de Kristallnacht hebt gehoord, is meer dan levensgroot. Dat u de naam Herschel Grynszpan kent, is daarentegen niet heel waarschijnlijk. Toch hebben die twee alles met elkaar te maken. De zeventienjarige Herschel Grynszpan schoot op 7 november 1938 in Parijs de Duitse ambassadesecretaris Ernst vom Rath neer en diens dood twee dagen later werd door de Nazi’s aangegrepen voor de pogrom in de nacht van 9 op 10 november.

Sidney Smeets, strafrechtadvocaat bij Spong advocaten in Amsterdam, schreef in 2013 het boek De Wanhoopsdaad over de lotgevallen van Herschel Grynszpan, de aanslag en de – uitgebreide – nasleep van de gebeurtenissen. Het is een bijzonder goed leesbaar boek, Smeets heeft een vlotte pen, dat keurig voorzien is van noten, een register en een bronnenlijst, incluis de nummers van de stukken in de geraadpleegde archieven.

Smeets, die naast rechten in Leiden ook geschiedenis in Utrecht studeerde, heeft zich er niet makkelijk van af gemaakt. Iedere betrokkene bij de aanslag, de Kristallnacht en de diverse rechtszaken die tegen Grynszpan zijn voorbereid (hij is uiteindelijk nooit berecht), krijgt uitgebreid aandacht en ook de gebeurtenissen zelf worden goed ingeleid, toegelicht en van een korte voorgeschiedenis voorzien. Tijdens het lezen van het derde en vierde hoofdstuk kreeg ik zelfs de indruk dat zijn tekst ook prima voldeed als eerste kennismaking met wat Nazi-Duitsland nu eigenlijk was.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Ergerlijke goedheid

OPINIE - Als u zich mocht afvragen wat er is geworden van Marc van Oostendorp, die lange tijd op maandag over boeken schreef op Sargasso: die schrijft nu op Neerlandistiek.nl, elke dag, en schrijft elke zaterdag over Multatuli. Hij neemt diens hele oeuvre, dat sinds kort volledig gedigitaliseerd staat op de DBNL, systematisch door.

Soms attendeert Marc op de wrevel die Multatuli oproept met zijn demonstratieve goedheid. Eduard Douwes Dekker, zoals Multatuli eigenlijk heette, is niet alleen de man die met de koloniale autoriteiten in Batavia op ramkoers ging omdat ze de Javaan uitbuitten en die daar zijn leven lang over is blijven roeptoeteren, maar is ook degene die de betrekkelijke kleinigheid rondbazuinde dat hij een keer alle kinderen op een speelplaats had getrakteerd op een ijsje.

De wrevel die u en ik voelen, werd ook in de negentiende eeuw ervaren maar Multatuli had daar een antwoord op. In de woorden van Van Oostendorp:

Zichzelf zo hoog mogelijke eisen stellen en die hoge eisen dan alvast aan iedereen vertellen alsof ze al werkelijkheid waren, zodat hij niet meer terug kon.

Anders geformuleerd: volgens Multatuli dekten anderen zich, door bescheiden te zijn, alvast in tegen het verwijt niets te doen. Ze hadden immers nooit iets beloofd.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Het Oera Linda Boek

ACHTERGROND - Omdat de goede Hans Overduin, die u elke week trakteert op een verhaal over volkscultuur, op vakantie is, neem ik het vandaag over. En omdat ik een pseudo-Hans ben, doe ik een stukje pseudo-geschiedenis: het Oera Linda Boek.

Ons verhaal begint in 1867, toen een onderwijzer uit Harlingen, Jan Frederik Jansen, de Friese archivaris Eelco Verwijs attendeerde op de familiestukken van Cornelis over de Linden, een timmerman uit Den Helder. Verwijs reisde de Zuiderzee over om Over de Linden te spreken en was enthousiast, want deze tekst beschreef de alleroudste geschiedenis van de Friezen. De Grieken hadden een Ilias, de Indiërs een Mahabharata, de Ieren de gedichten van Ossian en de Duitsers een Nibelungenlied – en de Friezen hadden nu het Oera Linda Boek. Je zou verwachten dat Verwijs door roeien en ruiten zou gaan om het uit te geven, maar hij deed niets en droeg het over aan Johan Winkler (een later beroemd geworden dialectoloog). Die vond het maar verdacht en zijn oordeel is verrassend actueel: een oudheidkundige vondst zonder geldige provenance kan een vervalsing zijn en verdient geen aandacht. Hierbij had het kunnen blijven. Helaas bleef het er niet bij. Er zou nog een dode vallen door het Oera Linda Boek.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Ach ja. Daar is de boekenbranche ook weer

COLUMN - Ik kan een nieuwe medische techniek over het hoofd hebben gezien, maar voor zover ik weet heeft iedereen een moeder en ik denk dat iedereen ook wel een beeld heeft bij wat moeders doen, presteren, verlangen, kunnen, nalaten, aanrichten, maken, bereiken, vermogen. Daar kun je een boek over schrijven, daar kun je een Boekenweek aan wijden en daar kun je dan een naam als “De moeder, de vrouw” aan geven. Het is allemaal extreem voorspelbaar, maar zulke dingen kun je doen.

Dan zoek je iemand die een Boekenweekgeschenk schrijft en iemand die een Boekenweekessay schrijft en dat zijn dan twee mannen. Dat kun je doen. En dan krijg je kritiek dat het weer twee mannen zijn die moeten schrijven over vrouwen. Want vrouwen zijn ondervertegenwoordigd.

Ja. Is waar. Is niet goed. Is ook bekend. En ik ben er niet gelukkig mee.

Maar om terug te komen op de Boekenweek: een voorspelbaar thema lokt een voorspelbare reactie uit. Het illustreert hoe ontzettend eenzijdig het literaire leven is geworden. Wie geïnteresseerd is in originaliteit, in nieuwe ideeën, in een werkelijk brede en rijke cultuur, heeft weinig meer aan de boekenbranche.

[En ook dit stukje is voorspelbaar, want ik heb natuurlijk al eens eerder gewezen op de culturele kaalslag die het gevolg is van het verkoopmodel in de boekhandel.]

Foto: Abhi Sharma (cc)

Waarom de Revolutie in Parijs begon

RECENSIE - De Brandenburger Tor, symbool van de stad Berlijn, oogt als een monument ter ere van een grootse militaire overwinning. Een Pruisische overwinning op de Fransen, zal menige toerist vermoeden. Maar het was een overwinning op de Nederlanders. Of beter, op de Nederlandse patriotten.

En voor wie het naadje van de kous wil weten: het is een monument voor een overwinning die uitsluitend te danken was aan een paniekaanval van één patriotse legeraanvoerder, Friedrich Rijngraaf von Salm-Grumbach. Paniek of verraad? Militair historicus Olaf van Nimwegen geeft hem het voordeel van de twijfel. Maar als de Rijngraaf iets meer lef had getoond, was de revolutie in Nederland begonnen, en niet in Frankrijk.

De Nederlandse Burgeroorlog, zo heet het boek van Van Nimwegen. Met daaronder de jaartallen 1748-1815. Beide zijn wat te ruim gekozen. Het boek reikt niet écht tot de val van Napoleon, en die burgeroorlog begon eigenlijk pas in 1787.

De hele tweede helft van de achttiende eeuw waren de spanningen tussen de patriotten en de prinsgezinden langzaam opgelopen. Het was een bont gezelschap, die patriotten, van gematigden (vooral onder de stedelijke elite) die de macht van de stadhouder wilden inperken, tot aan radicalen die openlijk streefden naar de val van deze tiran, de stadhouder, en het ‘herstel’ van fraaie maar vooral fictieve ‘Bataafse’ vrijheden. Hun grootste bondgenoot was overigens stadhouder Willem V zélf, die besluiteloosheid tot een ware kunstvorm had verheven, waardoor zelfs zijn vrienden tot wanhoop dreef.

Vorige Volgende