ANALYSE - Staat u mij toe een tweede bijdrage te leveren in deze serie Quack?! Na Jona’s eerste vraag en mijn eerste voorzet is er in deze reeks al veel moois geschreven (en hier en daar gescholden), maar ik wil graag weer even aanhaken, en wel op een opmerking van Christian Jongeneel, in zijn bijdrage van 20 januari. Ik citeer:
Wat de wetenschap zich nauwelijks realiseert is dat ze steeds meer daadwerkelijk trekken van een religie heeft gekregen. Dat heeft wél te maken met ontwikkelingen in de wetenschapspraktijk zelf. Albert Einstein was zo’n beetje de laatste representant van de klassieke wetenschapper, de (doorgaans) man die in zijn eentje experimenteerde en/of met een theorie kwam. Sindsdien is vanuit de astronomie en deeltjesfysica een complex wetenschapsmodel uitgerold waarin resultaten groepsinspanningen zijn, gecontroleerd in een internationaal web van peer reviews. Anders gezegd: het wetenschappelijke proces is zo ingewikkeld dat ook wetenschappers zelf soms moeite hebben om bij te blijven. De specialisaties raken steeds verder verkokerd.
Vanuit methodologisch oogpunt is er niks mis met deze ontwikkeling. Je kunt zelfs stellen dat het internationale web van checks and balances een extra garantie is dat wetenschappelijke resultaten aan de hoogste standaarden voldoen. De consequentie is echter wel dat het voor mensen buiten de wetenschappelijke klasse in het betreffende vakgebied steeds ingewikkelder wordt zich een oordeel te vormen. De wetenschapper wordt zo inderdaad meer een meer een priester die bemiddelt tussen het volk en het hogere.
Waarna Christian overstapt op het vraagstuk hoe je feiten en meningen kunt onderscheiden.
Aarzelingen
Ik zou bezwaren kunnen opperen tegen de reïficatie van ‘de wetenschap’, die zich iets kan ‘realiseren’, of tegen de romantische omschrijving van Einstein (die toch héél veel vakliteratuur heeft verslonden). Ook betwijfel ik het bestaan van een ‘klasse in een vakgebied’ en blijf ik zitten met de vraag wie nu eigenlijk van de wetenschapper een priester maken. De wetenschappers zelf of zij die ‘buiten de wetenschappelijke klasse’ staan? Dankzij de lijdende vorm blijft dat hier ongezegd.
En is dat wel zo? Wetenschappers (de slechte uitzonderingen daargelaten) zijn van nature helemaal niet geneigd om de priester uit te hangen, om net te doen alsof ze contact hebben met een hogere macht waardoor zij automatisch en uitsluitend eeuwige waarheden verkondigen. De onoverzichtelijkheid van de moderne wetenschap (zie Christian hierboven) draagt er volgens mij eerder toe bij dat wetenschappers in de loop van de laatste honderd jaar op dat vlak alleen maar bescheidener zijn geworden. Hier zie ik dus, binnen de wetenschap, eerder een tegengestelde beweging. En eerlijk gezegd denk ik dat ook de ‘mensen die buiten de wetenschappelijke klasse staan’ in de loop der tijd steeds minder behoefte hebben aan wetenschappers die zich als priesters gedragen. Men wordt kritischer (ik gebruik hier bewust de lijdende vorm), zodat ik ook daar geen signalen zie van een dreigende ‘sacralisering’ van de wetenschapper.
Trekken van een religie
En toch hoor je regelmatig beweren dat ‘de wetenschap’ de trekken van een religie heeft gekregen. Hoe komt dat? Wat wordt daarmee bedoelt? Als het niet ligt aan de wetenschapper, en ook niet aan de kritische burger, die daar beide geen behoefte aan hebben, wat betekent die beschuldiging dan? Naar mijn mening moeten we het begrip ‘religie’ daarvoor uiteen rafelen.
Individuele wetenschappers kunnen arrogant zijn, maar dat is niet de kern van de kritiek. Die kritiek richt zich ook niet op de wetenschappelijke methode, op de wetenschap als abstractie – integendeel, de betreffende critici schermen maar wát graag met hun eigen wetenschappelijke resultaten (even los van de vraag of ze begrijpen waar ze mee zwaaien). Hun centrale punt van kritiek is dat er niet naar hen wordt geluisterd. Dat de wetenschap een gesloten bastion is dat niet open staat voor andere wetenschappelijke resultaten, die haaks staan op de resultaten die door de wetenschappelijke incrowd worden geaccepteerd. En waarom doet de wetenschap dat? Omdat ze te nauw verweven is geraakt met de politieke elite, het grootkapitaal, et cetera.
Pijnlijke kritiek
Het interessante aan deze kritiek is dat ze juist is. Dat maakt haar ook zo pijnlijk. De wetenschap is de laatste honderd jaar ingewikkelder geworden, zeker, maar veel opvallender is het ontstaan van nauwe banden tussen wetenschap, politiek en industrie. Banden die het beeld van ‘de klassieke wetenschapper’ als ploeterende geniale eenling volkomen heeft vervangen door dat van de werker die het grootste deel van zijn tijd kwijt is aan pogingen om politici, ambtenaren, bestuurders, en bedrijven over te halen om in hem (of haar) te investeren. De moderne wetenschapper wordt geacht de gewenste resultaten te beloven, en op tijd aan te leveren. En om te voorkomen dat hij geld ‘verspilt’ of ongewenste resultaten verkrijgt, wordt hij op alle mogelijke momenten besnuffeld en beoordeeld.
De onaantrekkelijke wetenschappelijke praktijk (de jacht om geld, de rat race, de papiermolen, et cetera) zal niet veranderen. (Het wordt hoog tijd dat er een vakbond voor wetenschappers wordt opgericht. En dat er een massale staking wordt afgekondigd. Maar daar wil ik het hier niet over hebben.) Maar dat betekent niet dat we machtellos staan tegenover de kritiek.
Een schil van organisaties
‘De wetenschap’ is immers meer dan ‘wat wetenschappers doen’. De minderheid die zich daadwerkelijk met wetenschappelijk onderzoek bezighoudt, die bedolven wordt onder de formulieren en nauwelijks daglicht ziet, wordt omgeven door een grote schil van instellingen en organisaties (vakgroep, universiteit, de afdelingen voorlichting, VSNU, NWO, KNAW, ZonMW, et cetera) die naar buiten toe het gezicht van ‘de wetenschap’ bepalen. Zij bewaken het imago van de wetenschap als een hoogstaande, rationele, maatschappelijk uiterst belangrijke activiteit waar vooral steeds weer méér geld naar toe moet vloeien. Want daar leven ze van.
Dus wanneer het publieke imago van de wetenschap aangetast wordt door een immense golf van kritiek, argwaan en pseudowetenschap, dan ligt daar voor deze organisaties een schone taak. Dat is dus géén taak voor individuele wetenschappers. Die hebben het al druk zat. Het is ook geen kwestie van steeds maar herhalen, in vele vormen, hoe mooi en nuttig en onafhankelijk ‘de wetenschap’ wel niet is, want dat heeft de buitenwacht intussen wel door. Het is óók geen kwestie van zorgvuldig commentaar leveren op alternatieve opvattingen en theorieën – wat de buitenwacht betreft heeft de wetenschap heeft zijn geloofwaardigheid om zo te spreken reeds verloren. En het is al helemaal geen kwestie van moord en brand schreeuwen over de ondergang der beschaving, de buitenwacht ziet de rot immers vooral ín de wetenschap.
Geloofwaardige ambassadeurs
In plaats daarvan moeten initiatieven worden ontplooid waarin geloofwaardige ‘ambassadeurs’ van de wetenschap optreden die op open en eerlijke wijze de boodschap overbrengen:
- Dat de wetenschap haar uiterste best wil doen om uit te leggen waar zij mee bezig is, en waarom.
- Dat de wetenschap geen geheimen kent. Dat zij werkt volgens transparante methoden die iedereen kan begrijpen, en op grond waarvan je goede en slechte wetenschap kunt onderscheiden.
- Dat wetenschap geen wereldvreemde activiteit is maar dat ze moet omgaan met politieke en commerciële belangen.
- Dat daarbij dingen mis kunnen gaan, dat het moeilijke vragen oproept, maar dat de meeste wetenschappers hun best doen om integer te opereren.
- Dat er daarnaast ruimte bestaat (of beter: moet zijn) voor onderzoek dat daar volkomen los van staat.
- Dat wetenschap geen kant en klare, onwrikbare wijsheid levert, maar steeds kleine stappen zet op weg naar meer zekerheid. En dat wetenschappers altijd bereid (moeten) zijn om naar critici te luisteren.
- Dat gewone burgers toegang hebben tot wetenschappers en kritische vragen kunnen stellen. En antwoord krijgen.
Zo kan ik nog even doorgaan.
Organisaties met open deuren
Waar het om gaat is die organisaties anders leren denken, de deuren opengooien en hun best gaan doen om eerlijk te laten zien wat er wérkelijk gebeurt. Geen witwasserij, geen verstoppertje spelen, laat staan de vermoorde onschuld uithangen. Dat soort gedrag pikt de hoogopgeleide burger niet meer. (En heel Facebook zal het dan weten).
Er bestaat een probleem. En dat probleem is de aantasting van de geloofwaardigheid van de wetenschap. En iedere persvoorlichter weet: wanneer een bedrijf het centrum is geworden van een schandaal, wanneer de buitenwacht eist dat er openheid van zaken wordt gegeven, dan kun je je geloofwaardigheid alleen maar terugwinnen door ook werkelijk te doen en volledige openheid van zaken te geven. Elke halve waarheid, elk getreuzel, veroorzaakt alleen maar meer schade. Dat vereist lef. Maar de tijd om te treuzelen is allang voorbij.
[In de reeks “Quack?!” zullen diverse auteurs hun visie geven op nepwetenschap, partijdige geschiedschrijving, kwakzalverij en andere vormen van niet-academische kennis.]
Reacties (9)
In de wetenschappelijke communicatie moet ook duidelijk gemaakt worden (door onafhankelijke, geloofwaardige ambassadeurs) welke belangen er gemoeid zijn met een bepaald onderzoek.
Waarom is dit onderzoek gedaan?
Wie heeft het gefinancierd?
En wat zijn de politieke en commerciële gevolgen van de uitslag van dit onderzoek.
Zorg ervoor dat je geloofwaardig blijft.
Nog afgezien van de vraag of dit iets nieuws is lijkt me generalisering op dit punt niet juist.
En verder over de organisatorische schil rond wetenschapsbeoefening. Binnen het kader van die organisaties bewaken individuele wetenschappers in commissies en peerreviews het imago van de wetenschap. Je kunt niet zeggen dat hier puur institutionele belangen het beleid bepalen.
Zijn die banden tussen wetenschap, politiek en industrie echt iets van de laatste honderd jaar? Is daar bewijs voor? En wie financierde de wetenschap dan voor die tijd?
Volgens mij is de financiering van wetenschap, evenals de andere belangen die mee zouden kunnen spelen, vooral veel transparanter geworden. Elk wetenschappelijk tijdschrift dat wat voorstelt vraagt tegenwoordig van wetenschappers om te vermelden welke belangen er eventueel meespelen, bijvoorbeeld. Financiering via overheden is in het algemeen ook transparant, in elk geval in de westerse wereld.
Ik heb hier ook al op gewezen bij een eerder stuk in deze serie: het is veel te kort door de bocht om te zeggen dat het publieke imago van wetenschap wordt aangetast. Er is juist bijzonder veel vertrouwen in de wetenschap en dat is precies de reden waarom charlatans, demagogen of reclamejongens hun retoriek als wetenschap proberen te vermommen. Er is met name kritiek op die wetenschap die mensen, vanwege bepaalde belangen of overtuigingen, niet bevalt. Vervolgens wordt er geprobeerd om die wetenschap weg te zetten als “geen echt wetenschap”, of zoiets.
Ja, ik denk het wel, Hans.
Wetenschappers als Edison, Tesla, Newton, Einstein, Curie, Watson & Crick, Darwin, Wegener konden het zich permitteren om aan wetenschap zonder winstoogmerk te doen.
In de laatste 100 jaar wordt de wetenschap steeds vaker geacht iets bij te dragen aan de samenleving, hetzij medisch, agrarisch of op energie-gebied. Fundamenteel onderzoek lijkt ondergeschikt geworden aan toegepast onderzoek.
En wat zegt het als je die enkele genieën vergelijkt met de gemiddelde wetenschapper van tegenwoordig? Huidige wetenschappers met een vergelijkbare reputatie hebben vrijwel altijd ook een aanstelling bij een prestigieuze universiteit of een ander instituut waar ze gewoon hun gang kunnen gaan, zonder zich te bekommeren om financiering of andere inmenging van buitenaf.
Een karikatuur van de realiteit. Er zijn best redenen om kritisch te kijken naar de invloed van zoiets als marktdenken, of nut op korte termijn, in de wetenschap. Maar zo simpel als het soms wordt voorgesteld is het nu ook weer niet. En, niet onbelangrijk, veel van de kritiek die er is komt nu juist vanuit de wetenschap zelf.
[ Wetenschappers als Edison, … konden het zich permitteren om aan wetenschap zonder winstoogmerk te doen. ]
Edison zonder winstoogmerk???
“Thomas Alva Edison […] war ein US-amerikanischer Erfinder, Elektroingenieur und Unternehmer mit dem Schwerpunkt auf dem Gebiet der Elektrizität und Elektrotechnik.
Seine Verdienste gründen in erster Linie auf der Marktfähigkeit (!) seiner Erfindungen, die er zu einem System von Stromerzeugung, Stromverteilung und innovativen elektrischen Konsumprodukten verbinden konnte.”
Die 1400 octrooien van Edison werden aangevraagd om geld mee te verdienen. Edison heeft de gloeilamp niet uitgevonden maar wel ongelooflijk verbeterd net als vele andere uitvindingen die hij opkocht. Of LIET verbeteren door zijn labmedewerkers.
Heeft Edison überhaupt aan fundamenteel onderzoek gedaan? Heeft hij ooit iets onderzocht zonder dollartekens?
‘We’ hebben zojuist in 10 maanden een vaccin van concept tot product gemaakt, inclusief een compleet nieuwe approach, inclusief een compleet nieuw substraat, maar bah wat is die wetenschap toch commercieel en gesloten en daardoor ongeloofwaardig.
De wetenschap en de wetenschappers kunnen vertellen, preken, betogen, evangeliseren of schreeuwen. Als de toehoorder niet wil luisteren dan houdt het op.
En luisteren is iets anders dan aanhoren wat iemand zegt. Luisteren is moeite doen de ander te begrijpen, ZONDER zelf al een weerwoord/antwoord/reactie te vormen terwijl de ander praat.
> En toch hoor je regelmatig beweren dat ‘de wetenschap’ de trekken van een religie heeft gekregen. Hoe komt dat? Wat wordt daarmee bedoelt? Als het niet ligt aan de wetenschapper, en ook niet aan de kritische burger, die daar beide geen behoefte aan hebben, wat betekent die beschuldiging dan? Naar mijn mening moeten we het begrip ‘religie’ daarvoor uiteen rafelen.
Ik denk dat het vooral tijd is om sargasso vaarwel te zeggen, nu het overgenomen is door rare reli-idioten.
Rafel een end heen, crypto-reli-idioot. Mij ben je kwijt.