Participeren kan ook met een basisinkomen

Foto: RDNE Stock Project via Pexels.com.
,

n het debat over de toekomst van het socialezekerheidsstelsel ligt de nadruk op betaald werk. Maar wat als je participatie breder definieert? Dan komt een basisinkomen als serieus alternatief in beeld. Docent-onderzoeker Barbara Brink bepleit een fundamenteel gesprek over nut en effect.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) roept in een recent rapport, Sociale en culturele ontwikkelingen 2025op om de achterliggende waarden van beleidskeuzes expliciet te maken. Zo kan zichtbaar worden wat de samenleving belangrijk vindt.

Laten we dat bijvoorbeeld doen voor de rol van betaald werk in de discussie over het socialezekerheidsstelsel. De opstellers van het CPB-rapport Kiezen voor later vragen zich af of een basisinkomen een oplossing kan bieden voor de tekortkomingen van het bestaande socialezekerheidsstelsel. Zij concluderen van niet, en noemen als grootste bezwaar dat een basisinkomen de prikkel tot betaald werk vermindert. Maar klopt dit argument wel? En welke waarden zijn hierbij doorslaggevend?

Bezwaar

Het CPB verwijst naar een Amerikaanse studie waarin aangetoond zou worden dat een basisinkomen de arbeidsdeelname verlaagt.

Een basisinkomen staat niet haaks op de bereidheid om te werken>

Opvallend genoeg laat het CPB daarbij belangrijke nuances buiten beschouwing van bijvoorbeeld Fins onderzoek. Dat laatste laat zien dat ontvangers van een basisinkomen optimistischer zijn over hun toekomst en meer vertrouwen hebben in hun kansen op de arbeidsmarkt. Leids onderzoek concludeert bovendien dat een basisinkomen mensen in staat stelt om werk te vinden dat zij als betekenisvol ervaren. Een basisinkomen staat dus niet haaks op de bereidheid om te werken.

Wat daarbij vaak onderbelicht blijft, is dat het huidige socialezekerheidsstelsel ook niet voor iedereen een prikkel tot arbeid bevat. In de bijstand geldt het ‘huishoudinkomenprincipe’: als één partner werkt en voldoende verdient, heeft de ander geen recht op een uitkering. Hierdoor worden werkloze partners niet individueel aangespoord om hun talenten en vaardigheden in te zetten op de arbeidsmarkt.

Veel potentieel blijft onbenut, simpelweg omdat de structuur van het stelsel actieve deelname onvoldoende stimuleert. Een overstap naar individuele bijstandsrechten of een basisinkomen zou deze dynamiek kunnen doorbreken en bijdragen aan een systeem waarin iedereen wordt aangespoord en gefaciliteerd om deel te nemen, ongeacht hun gezinssituatie.

Moet een socialezekerheidsstelsel primair gericht zijn op het zo snel mogelijk vinden van betaald werk?

Onderzoeken naar het basisinkomen roepen ook een andere vraag op: moet een socialezekerheidsstelsel primair gericht zijn op het zo snel mogelijk vinden van betaald werk, of gaat het ook om het vinden van passend of betekenisvol werk? Het SCP benadrukt in een ander rapport, over de bijstand, dat een socialezekerheidsstelsel dat bijstandsgerechtigden ondersteunt in het vinden van passend werk tevens bijdraagt aan een beter leven van betrokkenen.

Dus wat als het stelsel ruimte creëert om mensen te begeleiden naar werk dat bij hun talenten en vaardigheden past, levert dat niet een veel duurzamere oplossing op, voor zowel het individu als de samenleving?

Eenzijdig

De Bijstand als onderdeel van de Participatiewet is erop gericht mensen te laten uitstromen naar betaald werk. Dit uitgangspunt bepaalt niet alleen de voorwaarden voor bijstandsverlening, maar ook de wijze waarop participatie wordt gewaardeerd. Het stelsel erkent maatschappelijke bijdragen zoals mantelzorg, vrijwilligerswerk en zorgtaken nauwelijks als volwaardige vormen van participatie, ondanks hun belang voor de samenleving.

Een basisinkomen kan bijdragen aan de erkenning van alle vormen van maatschappelijke participatie

Het SCP merkt op dat de eenzijdige focus op betaald werk ten koste gaat van maatschappelijke betrokkenheid op andere terreinen. Evelien Tonkens, de Utrechtse hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector, wees in 2013 al op de noodzaak om participatie breder te definiëren dan alleen betaald werk.

Pas de laatste twee jaar wordt participatie breder gedefinieerd. Dit is onder anderen zichtbaar in de Participatiewet in balans. In die wet, ingediend door de toenmalige minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen Carola Schouten, wordt participatie niet uitsluitend opgevat als het verrichten van betaalde arbeid, maar breder gedefinieerd als vertoon van maatschappelijke betrokkenheid.

Betekenisvol

Een basisinkomen kan bijdragen aan de erkenning van alle vormen van maatschappelijke participatie. In reactie op de eerdergenoemde Amerikaanse studie naar de effecten van de invoering van een basisinkomen zegt columnist en podcastmaker Simon van Teutem dat de vastgestelde afname van arbeidsparticipatie voornamelijk plaatsvond onder deelnemers met kinderen.

Het betrof met andere woorden een groep die betaalde arbeid inwisselde voor informele zorg. Is dat problematisch? Voor Van Teutem niet, voor hem is dat effect eerder reden om te concluderen dat een basisinkomen inderdaad andere vormen van participatie mogelijk kan maken.

Bij elke keuze om het stelsel te verbeteren, zal er sprake zijn van een afruil

Samengevat lijkt het verstrekken van een basisinkomen mensen in staat te stellen om een bij hen passende en betekenisvolle bijdrage aan de samenleving te bieden. Er is geen bewijs voor het argument van de tegenstanders dat een basisinkomen ertoe leidt dat mensen lui achterover gaan hangen. Het tegendeel is eerder waar.

Fundamenteel

Vragen over de financiering van en het politieke draagvlak voor het basisinkomen zijn terecht.

Maar zoals de Commissie Sociaal Minimum aangeeft: bij elke keuze om het stelsel te verbeteren, zal er sprake zijn van een afruil. Om die afruil goed in kaart te brengen, moeten we het gesprek echter niet meteen afkappen.

Voor het goede functioneren van het socialezekerheidsstelsel en van de samenleving als geheel moeten we een fundamenteel gesprek voeren over de waarde van participatie. Alleen dan kunnen we bewuste keuzes maken. Willen we een samenleving waarin iedereen naar vermogen kan participeren? En zo ja, hoe meten we participatie: in geld of ook in maatschappelijke waarde? De keuze moet hoe dan ook expliciet zijn, zodat we onze samenleving en het socialezekerheidsstelsel erop kunnen aanpassen.


Dit artikel verscheen eerder bij Sociale Vraagstukken. Barbara Brink is docent en onderzoeker socialezekerheidsbeleid Rijksuniversiteit Groningen

Reacties (1)

#1 Hans Custers

Ik denk dat de weerstand tegen een basisinkomen vaak vooral principieel is. Ideologisch misschien, al ben ik er niet helemaal uit of dat hier het goede woord is. ‘In het zweet uws aanschijns’. Die overtuiging is nog ruimschoots aanwezig, al zijn we massaal vertrokken uit de kerk.

Op zich is daar ook niks mis mee. Als je het oneerlijk vindt dat mensen geld krijgen zonder ervoor te werken, is dat een legitiem argument tegen een basisinkomen. Maar het zou wel prettig zijn als tegenstanders daar open over zouden zijn. In plaats van te zoeken naar allerlei rationalisaties die niet zo overtuigend zijn. ‘Ik vind het niet eerlijk’ is een prima argument om ergens tegen te zijn.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

| Registreren

*
*
*