COLUMN - De eerste concrete Britse stap uit de worggreep van de Europese Unie werd de opzegging van… een visserijverdrag. Een overeenkomst met vijf EU-lidstaten over wederzijdse visserijrechten. De mededeling werd achtereenvolgens beoordeeld als een domme, een slimme en een symbolische stap.
Dom, want de eenzijdige stap veroorzaakt irritatie in Brussel en bemoeilijkt dus de onderhandelingen, terwijl de Britse visserij economisch geen gewicht in de schaal legt. Slim, want het gaat hier om een emotioneel onderwerp, om stoere mannen en om nationale grenzen, dus bij uitstek een thema om de Britten warm te houden voor de Brexit. En symbolisch, want ook al stelt de visserij nauwelijks nog wat voor, in de dagen dat de Britten opgenomen werden in de EU was de visserij een heet hangijzer.
De opzegging is met andere woorden een stap terug in de tijd, een terugkeer naar de splendid isolation van een halve eeuw geleden. De pijn rondom de visserij heeft men in Westminster nooit vergeten of vergeven. Politici denken wellicht niet meer dan vier jaar vooruit, het achteruit denken gaat ze uitstekend af.
Gezien het feit dat de onderhandelingen zich nog lang zullen voortslepen, en dus nog veel van de Britse bevolking zullen vragen, ligt het voor de hand dat we in de komende jaren nog meer van dit soort symbolische ‘daden’ tegemoet kunnen zien. En het meest voor de hand liggend is uiteraard het sluiten van de Kanaaltunnel, de Chunnel. Een onderwerp waarover in de Britse media werkelijk op geen enkel moment een rationele discussie is gevoerd. Ging het in de visserijoorlog om ‘het leegvissen van ónze wateren’, in de pennenstrijd rond de aanleg van de tunnel waren de tegenargumenten nog veel emotioneler – en daardoor kan elke Brit ze moeiteloos herhalen.