Zoekresultaten voor

'ben hoogeboom'

Foto: c.c. Maria Willems (met toestemming)

‘Ik werp mij ver van dat’

COLUMN - De opkomst voor de verkiezing van TK21 was erg hoog geweest, ‘86% preciseerde verslaggever Tom de Vroeg van De Dirkswoudenaer, ‘en dat is exact 2% hoger dan de vorige verkiezingen. Ik onthoud dat soort feitjes, heb ik altijd paraat, komt mijn autisme toch nog mooi van pas. In de supermarkt Tinselboer aan de Zuidervaart is het wel ‘ns lastig, dan wil ik de boel rechtzetten en de zogenaamde ‘weesproducten’, artikelen die door klanten in hun mandje zijn meegenomen en op weg naar de kassa, om hen moverende redenen, zomaar ergens weer in een schap geplaatst. Ik breng ze dan weer terug naar de plek waar ze horen. Vooral bij bederfelijke producten is dat van belang.’

Er was in Dirkswoud dit keer maar één stemlokaal, de Sint Clarakerk waar pastoor Engelbertus de Zeeuw de stembus aanstampt. ‘Dirkswoud is voor het overgrote deel Rooms-Katholiek (76% stemt CDA, aldus Tom de Vroeg). Die kiezers zetten keurig hun klompen bij de deur voordat ze de kerk in gingen. Ze hadden dit keer een probleem: de uitgang was, vanwege corona, niet de ingang. Dus iedereen ging op kousenvoeten weer om de kerk heen om hun klompen op te halen, hahaha. Veel jonge Dirkswoudenaren hebben op die anti-racistische partij gestemd. En daarna gingen ze snorren tekenen op de verkiezingsborden aan de Noorder- en Zuidervaart.’

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Meneer Hageman

– Naam?

– Hoogeboom. Vier o’s, geen n.

– Voornamen?

– Engelbertus Johannes Maria.

– Geboortedatum?

– 24 september 1953.

– Even nakijken of dat klopt… Ja, dat klopt! Meneer Hageman…

– Hoogeboom.

– Neemt u me niet kwalijk. Wij van Sargasso. Bieden u aan. Na precies vier maanden van stukjes. Dat zijn er dus tweeënzestig geweest. En daarom bieden wij u aan. Een vast contract voor het maken van deze stukjes!

– Dat is fijn, meneer!

– Maar!

– Maar wat, meneer?

– Uw onderwerpkeuze!

– Wat is daar mis mee, meneer? Ik kan alleen schrijven over de dingen die me interesseren. Ik heb bijvoorbeeld een paar zeer goede, bijna vergeten componisten uit het interbellum naar voren gehaald. Arapov, Abeliovitsj, Mosolov. Abeliovitsj was mijn grootste vondst, maar Mosolov was de beste componist. En over die dingen schrijf ik als consument, ik ben geen musicus, laat staan een componist. Laat staan een muziektheoreticus. Dus als ik een stuk mooi vind, dan schrijf ik dat dat stuk mooi is. Zoals ik ook sommige schilderijen mooi vind, en andere juist helemaal niet mooi.

– Hmm. Maar wat meer duiding zou toch, meneer Hageman…

Foto: copyright ok. Gecheckt 08-09-2022

Waar wonen de grillige kiezers?

DATA - Kiezers zijn niet trouw, maar in sommige gemeenten lijken ze ontrouwer dan in andere. Waar wonen de meest grillige stemmers? En waar is als partij veel te winnen en te verliezen?

Dit wordt een vreemd verhaal. We kunnen de hierboven gestelde vragen namelijk (nog) niet beantwoorden. We hebben prachtige data, we  hebben prima analyses en we hebben een trend gevonden. Maar wat zegt deze trend? Dat levert ons dermate veel hoofdbrekens op, dat we uw hulp inroepen. Bij deze.

Wat is er aan de hand?

Het lijkt erop dat de zuidelijke gemeenten – Brabant, Limburg –  grilliger kiesgedrag vertonen dan de noordelijke en oostelijke gemeenten. Grillig betekent in dit verhaal dat partijen veel kiezers winnen en verliezen in het zuiden dan in het noorden. Een grillige kiezer is niet per se een zwevende kiezer: een grillige kiezer kan immers heel doelbewust stemmen.

Dit is een hypothese met een belangrijke implicatie. Als het klopt, zou je kunnen concluderen dat partijen hun campagnestrategie meer op het zuiden moeten richten: mogelijk winst en verlies zijn daar namelijk groter. Zie onderstaande kaart die de mate van ‘grilligheid’ aangeeft. Daarom spreken we op onze burelen van ‘swing-gemeenten’. 

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Knieschijf

De Nederlandse televisie kan worden opgeheven. Wat ze tegenwoordig uitzenden, stelt niets voor. Als je een beetje kranten leest, weet je meer dan een televisiekijker. Op Nederland 24 zie je soms nog wel iets aardigs (een documentaire, Kunst en Kitsch, het journaal), daar blijft het bij. De zender Cultura bijvoorbeeld blijft ons maar vervelen met Grachtenfestivals en met BIM-concerten en zo.

Het zou misschien een goed idee zijn om dat hele Hilversum maar eens op te doeken en in handen te geven van een stel onafhankelijke lieden die nu nog bezig zijn op het internet. Mensen als Max Molovich bedoel ik. Lieden die een stóp zetten op die wanstaltige Volendammerachtigheid van het medium, en die ook een stop zetten op die, ik maak me kwaad, die… stúmperigheid. Die lompheid. Die lome benadering van de kunsten, bijvoorbeeld. Bij Kunst en Kitsch bijvoorbeeld zou ik vervolgprogramma’s willen zien over Nieuw-Guinea of China of Delfts blauw, als dat aan de orde komt. Ik wil daar simpelweg een link naar krijgen.

Ze beginnen, in tegendeel, in Hilversum te praten, in het journaal, over de knieschijf van een prinses, die is gevallen ‘tijdens een wandeling’. Dat ze dit tot een onderwerp van het Nederlandse journaal hebben gemaakt, diskwalificeert uiteraard de redactie. De Story op de tv.

Foto: copyright ok. Gecheckt 30-10-2022

Muziek van 500 jaar geleden

Ik heb u in mijn vorige stukje al kennis laten maken met Mathurin Forestier en met Antonius Divitis, die ongeveer 500 jaar geleden hun muziek schreven. Het eigenaardige is dat componisten van enige naam, van 1100 tot ongeveer 1600, zonder uitzondering voor de kerk werkten. Er waren er wel die daarna voor enig Europees hof gingen werken, maar die componisten werden uit de kerk gehaald. Hoe dat komt? Dat is tamelijk eenvoudig. Waar zat in die tijden het geld? Juist.

In dit stukje laat ik een mail volgen die ik aan Jeanette heb gestuurd:

‘Dag Jeanette,

Hierbij nog een aantal componisten van ongeveer 500 jaren her, die je misschien niet zult kennen. Als eerste: Antoine de Févin (1470-1511). Behalve dat stuk schreef hij ook een fantastisch Requiem, maar hij schreef ook een aantal wereldlijke chansons, zoals dit tamelijk opgewekte lied. Ik ben een paar jaar geabonneerd geweest op een YouTube-site van een Franse dame die op die site allerlei middeleeuwse liederen verzamelde. Als je die verzameling beluisterde, merkte je op dat er in de jaren van 1300 tot 1500 eigenlijk geen ontwikkeling in die liederen zat. Ze zingen meer dan 200 jaar op een losse toon over het houden van vogelkijns, en het maakte ook niet uit in welke regio die liederen geschreven waren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mathurin Forestier

Ik zou niet met een vrouw kunnen omgaan die andere oren heeft dan ik. Ik bedoel, met een vrouw die houdt van bijvoorbeeld de liedkunst van Frans Bauer of die genieten kan van Herman van Veen. U zult zeggen: maar dat is ook de kunst voor de laagopgeleiden. Dáár komt het door, dat je niet met zo iemand kunt omgaan. Daar zal het zeker ook door komen, maar er zijn veel hoogopgeleiden die houden van de orkestmuziek van Mozart of de pianomuziek van Chopin, en dat is ook muziek die ik onmiddellijk uitzet. Ik kan er gewoonweg niet naar luisteren. Het stoort me, die muzak.

Een vrouw moet op zijn minst van Bach houden. Gelukkig doet Jeanette dat. Ze houdt ook van Norah Jones, helaas, maar ik houd bijvoorbeeld weer van Black Sabbath met een nog jonge Ozzy. Jeanette houdt van Bach (en van Glenn Gould’s versies van Bach!), maar ze houdt ook van de voorlopers van Bach: Dufay, Byrd, Ockeghem, Palestrina.

‘Waar haal jij je muziek vandaan?’ vroeg ik haar. ‘Vroeger kocht ik de platen, later de cd’s, maar tegenwoordig luister ik op de computer naar YouTube,’ zei ze. ‘Dat doe ik ook,’ zei ik, ‘ik hoef niets te downloaden, ik luister alleen naar YouTube. Als ik verre reizen zou maken met een auto – ik heb niet eens een rijbewijs, dus ik kom niet zo ver – of met het vliegtuig, dan zou ik wel een verzameling Byrd-liederen willen hebben. Maar daar is allemaal nooit sprake van geweest. Ik ben een thuiszitter. Eng, hè? Maar dat krijg je als je een hartpatiënt bent.’

‘Hartpatiënt? Maar dan zal ik voortaan wat voorzichtiger met je omspringen!’

‘Alsjeblieft dankjewel, ja. Ken jij de naam Mathurin Forestier?’

‘Nee. Nooit van gehoord.’

‘Dat is geen schande. Alleen de specialisten hadden tot 2008 van die naam gehoord. In 2008 kwam er een plaat uit van Forestier met die Missa l’Homme Armé, en toen wisten nog een paar honderd liefhebbers ervan. Hij was een goede componist die geboren moet zijn rond het jaar 1470, dus hij werd ongeveer geboren toen Dufay stierf, hij was een tijdgenoot van Antonius Divitis en Nicolas Champion. Forestier heeft aan het Franse hof gewerkt als componist, en waarschijnlijk ook als koordirigent, dus dat moet zijn geweest onder Lodewijk XII van het huis van Valois. Er zijn nu nog een paar missen, twee octetten en vier liederen van Forestier bekend. Er moet natuurlijk nog veel meer te vinden zijn, maar dat is allemaal nooit beschreven. Wannneer Forestier stierf is bijvoorbeeld ook niet bekend. We weten niets van hem. Wikipedia heeft ook geen stukje over hem.’

‘Hij is dus niet zozeer een onbekende schakel in de muziekgeschiedenis, maar een onbekende.’

‘Ja, precies. Je kunt zijn stijl wel zien als een overgang van de muziek van Busnois naar die van Palestrina. Vijfhonderd jaar geleden duurde een muziekstijl nog honderd jaar, dat is tegenwoordig wel anders. Als je nu zegt dat je van, laat ons zeggen, de hiphop houdt, zegt iedereen: wat ben jij een ouderwetse lulhannes! Ken je een andere liefde van me, Galina Oestvolskaja?’

‘Daar zal ik nog zeer aan moeten wennen, lieverd. Een portje?’

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Mail van een psychotherapeut

Geachte Heer Hoogeboom,

Zoals u misschien weet, werd in 1966 Psychotherapeutisch Centrum De Oosthoek geopend, dat tussen Heiloo en Limmen inlag, aan de kalme Oosterzijweg. Het was onderdeel van Psychiatrisch Centrum St. Willibrordus te Heiloo. In De Oosthoek werkte ik ook, als jong en net afgestudeerd psychotherapeut, vanaf 1967. Het was de bedoeling dat we een stuk of 30 jongeren met problemen zouden opvangen en na een jaartje weer naar huis zouden sturen. Hun problemen mochten niet te erg zijn, ze moesten bijvoorbeeld geen psychotisch gedrag vertonen, schizofreen zijn etc., maar een depressie, dat mocht wel. Die jongeren kwamen uit heel het land, en er was genoeg vraag, vooral in die jaren zestig en zeventig. De leeftijden van de jongeren varieerden van 17 tot 25 jaar. Als je jonger dan 17 was, dan ging je – dat weet ik eigenlijk niet. Naar je dichtstbijzijnde ziekenhuis? Was je ouder dan 25, dan kwam je terecht in St. Willibrordus, in Endegeest etc., en daar kwam je ook terecht als je ernstig malende was.

In mei 1968 kwam in De Oosthoek de 21-jarige Erik Greveling wonen. Hij kwam uit Voorburg, studeerde in Leiden, maar kon het opeens niet meer, studeren. Wat te doen? Naar De Oosthoek. Tegenwoordig doen we dat niet meer, maar toen nog wel. We wisten nog niets af van depressies, verslavingen, schizofrenie etc., we raadden maar wat en dachten dat een rustig, goed gesprek al veel zou helpen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Natuurlijke historie

Op mijn twaalfde jaar ging ik naar het katholieke Petrus Canisius Lyceum te Alkmaar, dat inmiddels van naam is veranderd en nu het Petrus Canisius College heet. Omdat dat moderner is, ongetwijfeld. Ik had inmiddels een gezonde afkeer van het katholicisme ontwikkeld. De pastoor in onze parochie had namelijk de gewoonte om zijn preek zo te beginnen: hij legde zijn handen voorzichtig voor zich neer op de preekstoel, hij boog zijn hoofd, keek vervolgens alle mensen aan en zei dan: ‘Beminde gelovigen.’ Of: ‘Beminde parochianen.’ Op zo’n zangerig toontje, dat me steeds weer door de ziel sneed wegens de leugenachtigheid: van alle parochianen waren er misschien heel aardige, maar ook enkele zeer onaardige, zoals slager Snel, die jongens van Pauw, die altijd zo schreeuwden, of mevrouw Kuilman, die door geen mens ter wereld zou willen worden bemind. Toch zei die pastoor week in week uit: ‘Beminde parochianen.’ Huichelaar, dacht ik steeds.

Aan heel die enge wereld ontsnapte ik op mijn twaalfde jaar: ik ging naar de middelbare school in Alkmaar, die ook wel katholiek was, maar je kon er tenminste iets leren: Engels, Frans, Duits, Latijn, algebra, meetkunde, scheikunde, natuurkunde etc. Dingen dus die ik op de Lagere School (die tegenwoordig Basisschool wordt genoemd, ook omdat dat uiteraard moderner klinkt, net zoals een Kweekschool later Pedagogische Academie ging heten) nooit had gehad.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dag van het Geluk

De Verenigde Naties hebben, op instigatie van Bhutan, dat gelukkige landje in Azië, een Dag van het Geluk ingesteld op 20 maart. Het wordt tijd dat er ook in Bhutan eens een bloedige revolutie komt, hoor ik u met me meedenken. Nederland scoort ook hoog, had ik vernomen (we hebben ook nog geen revolutie gehad), maar waarom dat zo is? Ik begrijp het niet.

Ik kan me voorstellen dat je zegt: Rusland, China, Noord-Korea, hoe heten die landen in Afrika, Japan met die tsunami en zo, die scoren laag. Maar ‘geluk’ lijkt me toch vooral een persoonlijk iets, niet iets nationaals. Niet iets waarmee de Verenigde Naties zich zouden moeten bemoeien. Het doet me een beetje denken aan de toestand in Rusland, rond 1930, toen een ‘arbeider’ (die had je toen nog) door de staat gefeliciteerd werd omdat hij een bepaalde moer juist had aangedraaid. Plaatje in de Pravda: ‘Zie hier Yuri Kravtsjov, die een moer zeer goed aandraait, waardoor de hele machinerie perfect werkt!’

Geluk en ongeluk zijn dingen die vallen buiten de competenties van de staat. Natuurlijk zijn er de minimumcompensaties: bijstand, WW, AOW etc., zonder welke we een barbaarse natie zouden worden. Het is zeer goed dat we dat in Nederland hebben. We hebben geen extreme armoede, godzijdank. Maar het geluk wordt door iets heel anders bepaald, volgens mij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mijn eerste werkdag

Mijn eerste werkdag begon op een maandagochtend in de zomer van 1966. Ik was nog geen dertien jaar, ik was overgegaan van de eerste naar de tweede klas van het middelbaar onderwijs en ik vond: nu geld verdienen, niet voor een te vieren vakantie, maar voor te kopen boeken. Ik had op jongere leeftijd al een centje bijverdiend in de plaatselijke Vivo-supermarkt, door ‘zakjes te vullen’ in het magazijn, maar dat was geen echt werk. (Vroeger werden op het adres van de Vivo-winkels grote zakken met bijvoorbeeld hagelslag of pinda’s, bruine suiker of broodkruim afgeleverd. Die spullen moesten dan afgewogen en in kleine zakjes worden gedaan.)

Het werk dat ik ging doen was bollen pellen, hoofdzakelijk tulpenbollen, maar later in de zomer kwamen daar ook de vervelende (want kleinere) crocusbolletjes bij. Ik deed dat werk in een schuur van een bloembolleneigenaar, waar nog tien of twaalf andere bollenpellers zaten. Je kreeg betaald per mand gepelde bollen, ik meen één gulden vijftig. Als je het werk een beetje beheerste, kon je acht manden per dag doen, dus zeg maar een tientje binnenhalen. Dat was een zeer mooi bedrag in 1966.

Ik kwam, op een ouderwetse keukenstoel, te zitten tussen twee dames van, denk ik nu, ongeveer 17 jaar. Toen dacht ik dat ze ruim over de dertig waren. Ik ging zitten terwijl ik ze beiden toeknikte, ongeveer zoals de Japanners elkaar toeknikken. Mijn groetknik heeft altijd iets ouderwets gehad, ik weet het, denkt u maar aan de sumo-worstelaars als ze de ring inkomen. Dus het was al gauw van ‘wie hebben we daar?’ en ik antwoordde op die vraag: ‘Ben J.M. Hoogeboom, aangenaam!’

Foto: Bouw Afsluitdijk, via Wikimedia. copyright ok. Gecheckt 27-09-2022

Vrij logisch

Gerard Parkeur is een 85 jaar oude uitvinder die, net als ik, in Egmond aan Zee woont. Ik spreek hem af en toe, als hij in de tuin zit van het bejaardentehuis, alhier. Ik loop dan langs en ik doe mijn uiterste best om niet naar hem te kijken, maar hij roept: ‘Hoogeboom!!’ en dan moet ik wel. ‘Kom er eens bij zitten, jongeman!’ Ik ben slecht in het verzinnen van uitvluchten, ik zei eens: ‘Maar ik moet naar de bakker!’ ‘De bakker is die kant op, hoor.’  En je weet dat je weer een uur lang vast zult zitten aan de inventies uit Parkörs Werke Verzeichnis.

De mens is een verhalend beest, dat begrijp ik wel, maar Parkeurs verhalen zijn altijd pseudologisch fantastisch. Zo heeft hij me eens verteld dat hij een penhouder had uitgevonden, waarin niet één, en niet twee, maar wel drie pennen pasten. Tot zover was alles in orde. Maar hij ging verder met de besprekingen met de eigenaar van restaurant De Egmonden, die wel zin had in zulke penhouders. Om ze te gebruiken voor de soepstengels. ‘Natuurlijk heb ik aan het verzoek voldaan,’ zei Parkeur, ‘ga het maar controleren in De Egmonden. Vraag maar naar de naam Parkeur.’

Vorige