RECENSIE - Het boek ‘Achter het front’ van oorlogsverslaggever Jan Eikelboom biedt een boeiende inkijk in de manier waarop het nieuws wordt gemaakt dat ’s avonds op onze televisieschermen verschijnt.
De titel van Jan Eikelbooms Achter het front. Mijn leven als oorlogsverslaggever dekt de lading van het boek prima. Eikelboom verhaalt van zijn belevenissen in Syrië, Libië en de Gazastrook. Maar ook is er aandacht voor zijn reizen naar landen als Egypte en Iran, waar weliswaar de nodige onrust heerste, maar van een oorlogssituatie geen sprake was. Misschien wel zijn professionele hoogtepunt was een persoonlijk interview met de Iraanse president Ahmadinejad.
Reportages maken in een oorlogsgebied is een bijzondere discipline. Er bestaat natuurlijk het nodige fysieke gevaar. Maar ook als er even niet wordt gevochten, is het geen beroep voor mensen met zwakke zenuwen: ‘[v]erkoolde lichamen, kapotgeschoten hoofden, opgezwollen lijken […] een stuk kaak in een plas bloed’ zijn zo van die dingen die je als verslaggever in een oorlogsgebied tegenkomt. Ongeveer dertig procent van de beroepsgroep lijdt aan posttraumatische stressstoornissen, meent hoogleraar psychiatrie Anthony Feinstein van de Universiteit van Toronto.
Daarnaast is het, op zijn zachtst gezegd, een uitdaging om als oorlogsverslaggever de waarheid (of zelfs maar een deel daarvan) boven water te krijgen. ‘[O]orlog is vooral verwarrend,’ schrijft Eikelboom. Iedereen liegt, maar niet altijd. En zelfs in een oorlogsgebied gaat het gewone leven altijd door. Het is daarom vaak onmogelijk te achterhalen wie burger, wie strijder, wie dader en wie slachtoffer is. Wat ook niet helpt is dat verslaggevers doorgaans worden vergezeld door een zogenaamde minder, die is aangewezen door een van de strijdende partijen en die bepaalt wat de aan hem toevertrouwde journalisten allemaal te zien krijgen. En zodra het echt gevaarlijk wordt, zijn er meestal helemaal geen journalisten meer aanwezig.