ESSAY, LONGREAD - Lange tijd gingen we ervan uit dat we klimaatproblemen zouden kunnen oplossen door voldoende wetenschappelijke kennis te vergaren, technologische innovaties te ontwikkelen en politieke kaders te creëren. Maar nu we dit alles gedaan hebben en de klimaatcrisis toch steeds verder uit de hand loopt, blijkt er meer nodig te zijn.
Aanpassing aan de klimaatcrisis is niet alleen een technische opgave waarbij vakgebieden als natuurkunde, techniek en geologie moeten samenwerken. Het is ook een sociale transitie en een overgang naar een nieuwe manier van denken en spreken.
Deze complexiteit vergt een combinatie van verschillende soorten kennis en manieren van kijken. Niet voor niets wordt de klimaatcrisis vaak aangehaald als illustratie om het belang van interdisciplinariteit aan te geven. Maar door de structuur van de universiteit wordt de belofte van interdisciplinariteit nog onvoldoende waargemaakt. Dat moet veranderen, en juist interdisciplinariteit kan ons daarbij helpen.
Een nieuwe taal leren
Er wordt vaak ingewikkeld gedaan over interdisciplinariteit, maar het betekent simpelweg ‘tussen disciplines’. Specifiek gaat het om leren communiceren tussen disciplines. Je leert steeds een nieuwe taal, zoals die van de natuurkunde of transitiewetenschap, en vertaalt je eigen discipline in die taal. Als je met anderen samenwerkt, ga je eerst in dialoog om te ontdekken wat de achtergrond en het niveau van je gesprekspartners is, zodat je daarbij kunt aansluiten.
Iemand die tussen disciplines werkt weet een beetje van elk, genoeg om ze nader tot elkaar te brengen met het oog op een gezamenlijk doel. Zo iemand is net een mediator die de perspectieven van twee partners naar elkaar vertaalt en ze helpt om tot een gemeenschappelijke oplossing te komen. We willen bijvoorbeeld genoeg energie opwekken om onze samenleving te laten gedijen, maar zonder de negatieve bijproducten van de klimaatopwarming die ons voortbestaan juist bedreigt. Deze uitdaging om broeikasgasuitstoot te verminderen vergt een interdisciplinaire aanpak die inzichten en oplossingen uit verschillende wetenschappelijke tradities combineert.
Aan het begin van het millennium studeerde ik aan het interdisciplinaire University College Utrecht. Daarna rondde ik de interdisciplinaire onderzoeksmaster Cultural Analysis af aan de UvA, en sindsdien heb ik altijd interdisciplinair onderzoek gedaan en onderwijs gegeven. ‘Interdisciplinair’ was toen al een buzzwoord en klimaatverandering werd steevast aangehaald als argument voor deze werkwijze. Bijna een kwarteeuw later valt het resultaat me tegen: interdisciplinariteit is nog steeds iets dat we ‘erbij’ doen, in plaats van het uitgangspunt van al ons onderzoek en onderwijs.
Studenten en onderzoekers die interdisciplinariteit serieus willen nemen, lopen bovendien tegen een aantal praktische bezwaren aan. De werkwijze komt vaak neer op zelfstudie in je vrije tijd. En bij beoordelingscommissies vallen interdisciplinaire onderzoeksvoorstellen vaak tussen wal en schip. Zo’n ‘multidisciplinaire’ commissie bestaat uit beoordelaars met verschillende monodisciplinaire achtergronden. Daardoor kan het gebeuren dat een voorstel volgens een medisch wetenschapper te filosofisch is, en volgens een filosoof juist te praktisch. Wie verschillende disciplines bij elkaar zet, garandeert nog geen interdisciplinariteit.
Dit moet veranderen, want anno 2024 is een interdisciplinaire grondslag van de universiteit niet langer luxe maar noodzaak. Naarmate het besef doordringt dat de universiteit zich op een planeet in crisis bevindt, wordt interdisciplinariteit urgenter. Ooit hebben we bedacht dat kennis is op te delen in departementen: de natuurwetenschappen, de sociale wetenschappen en geesteswetenschappen, die hun territorium weer onderling verdelen in disciplines. Nu de universiteit niet alleen deel is van een planetaire crisis maar daar ook aan bijdraagt, blijkt de opdeling in disciplines die we bedacht hebben precies dat te zijn: een bedenksel.
Minitheorie
Interdisciplinair onderwijs betekent niet alleen dat studenten en medewerkers kennismaken met andere disciplines dan hun eigen vakgebied, maar dat het overstijgen van disciplinaire grenzen een vak op zich wordt. Werken met concepten, een benadering van interdisciplinariteit ontwikkeld door Mieke Bal, is de kern.
Concepten zijn de basis van hoe we denken in disciplines. We moeten elkaars concepten begrijpen, maar ook nieuwe begrippen ontwikkelen of bestaande begrippen verder uitwerken zodat ze door verschillende disciplines gebruikt kunnen worden. Een concept is een minitheorie: het is geen definitie, maar ook geen volledige theorie. En door die combinatie van openheid en structuur faciliteren concepten interdisciplinair werk.
Eén van mijn favoriete concepten is timefulness – tijdvolheid. Dit begrip komt uit de aardwetenschappen en houdt in dat één van onze taken in de klimaatcrisis is om een gevoel voor geologische tijd te ontwikkelen. Tijdvolheid of ‘tijdgeletterdheid’ betekent in die zin dat iedereen die zich met klimaat bezighoudt iets van geologie zou moeten weten. Maar een mediawetenschapper kan ook uit de voeten met tijdvolheid: het is een tegengif voor onze collectieve concentratiestoornis, waardoor de media niet kunnen omgaan met een urgent maar ‘traag’ thema als de klimaatcrisis. En een communicatiewetenschapper kan weer aan de haal met het verschil tussen chronos en kairos dat ten grondslag ligt aan tijdvolheid. Dat laatste betekent namelijk dat we vooral het verhaal van tijd moeten vertellen, om het abstracte concreet te maken.
Ook psychologen hebben we nodig. Een van de verklaringen waarom we onvoldoende in actie komen tegen de klimaatcrisis is dat denken aan het mogelijke einde van onze maatschappij ons in een existentiële crisis brengt – iets wat we koste wat kost proberen te vermijden. Tijdvolheid kan hier een remedie zijn. Het begrip kan ons helpen om een hernieuwde connectie met de natuur te vinden en ons doen beseffen, wellicht met hulp van ecologen, dat het onderscheid tussen mens en natuur niet zo strikt is als we vaak denken.
Natuurlijk hebben ook filosofen een hoop te zeggen over tijdvolheid. Denk aan Heideggers Zijn en Tijd, Stieglers Technics and Time en Bergsons Tijd en Vrije Wil. Zet een geowetenschapper, mediawetenschapper, communicatiewetenschapper, psycholoog, ecoloog en filosoof bij elkaar, laat ze een paar uur praten over tijdvolheid en je hebt een interdisciplinair feestje dat kan bijdragen aan oplossingen voor de klimaatcrisis.
Uit de ivoren toren
Interdisciplinaire filosofie helpt een balans te vinden tussen grensverleggend werken en aansluiting vinden bij bestaande kennis, talen en methoden. Maar dit vraagt van filosofen op hun beurt dat ze uit hun ivoren toren komen. Michel Serres en Bernard Stiegler zijn voorbeelden van filosofen die lieten zien dat het niet genoeg is om ‘alleen filosofie’ te doen. Filosofen moeten zich ook verdiepen in verschillende wetenschappelijke disciplines. Zo deed Serres een rechtenstudie om zijn concept van het natuurlijk contract te ontwikkelen, en verdiepte Stiegler zich in archeologie voor zijn visie op techniekfilosofie.
Volgens Isaiah Berlin moet de filosofie zich richten op vragen waarvan je niet van tevoren weet hoe het antwoord eruit zal zien en waarvoor geen voor de hand liggende methode bestaat om dat antwoord te vinden. In discussies tussen verschillende disciplines kunnen filosofen grenzen verleggen. Wanneer wetenschappers spreken over concepten die in eerste instantie niet bij elkaar lijken aan te sluiten, kunnen zij de diepte in gaan en daar de verbinding of de centrale spanning identificeren. Formuleren we de oplossing van de klimaatcrisis bijvoorbeeld als iets dat we moeten doen, als iets dat we moeten nalaten, of iets dat we ongedaan moeten maken? Filosofen kunnen helpen dit soort fundamentele vragen te stellen en ze te vertalen naar concepten waar andere disciplines al mee bekend zijn.
Interdisciplinariteit is cruciaal om goed na te denken en te handelen in het licht van de klimaatcrisis. Het is verstandig als onderzoeksgroepen die interdisciplinaire thema’s onderzoeken, zoals aanpassing aan de klimaatcrisis, de hulp inroepen van ‘mediators’ met expertise in interdisciplinariteit. Maar dan moeten deze goed onderlegde mediators wel opgeleid worden. Interdisciplinair onderwijs zou daarom centraal moeten komen te staan in de nieuwe universiteit. Zulk onderwijs helpt onder meer bij het identificeren en creëren van goede concepten. Want de juiste concepten vinden is het halve werk van interdisciplinariteit.
Dit artikel verscheen eerder bij Bij Nader Inzien. Mario Veen is interdisciplinair filosoof, gepromoveerd op discursieve psychologie en de evaluatie van technologie. Als hoofddocent bij het lectoraat Sociale Interactie in de Publieke Ruimte aan de Hogeschool Utrecht onderzoekt hij sociale interactie in de klimaat- en ecologische crisis.
Illustratie door Jip Meijers.
Verder lezen
Bal, M. (2002). Travelling concepts in the humanities. A rough guide. University of Toronto Press.
Bjornerud, M. (2018). Timefulness. How thinking like a geologist can help save the world. Princeton University Press
Berlin, I. (1996) “The Purpose of Philosophy.” In: Concepts and Categories. Philosophical Essays, edited by Henry Hardy. Princeton University Press.
Bekijk hier alle artikelen in de serie De Nieuwe Universiteit. Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. Men kan het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun hen met een donatie. |
Reacties (1)
Het is niet mijn bedoeling om interdisciplinaire wetenschap af te serveren, integendeel. Maar er is wel een keerzijde, die ook aandacht verdient. Interdisciplinariteit voegt ook steeds meer lagen van complexiteit toe, die politieke besluitvorming ook nog moeilijker kunnen maken. En die door belanghebbenden aangegrepen kan worden om verwarring te zaaien.
Voorbeeld. In 1979 kwamen de meest deskundige fysische klimaatwetenschappers in verschillende rapporten met een duidelijke conclusie: dit wordt een probleem waar de politiek iets mee moet. Weliswaar niet met de hoogste prioriteit, maar dat er ingrijpende veranderingen moesten komen was wel duidelijk. En toen gingen de economen zich ermee bemoeien. Dat begon met het beruchte Nierenberg-rapport, dat de conclusies van de klimaatwetenschap niet ontkenden, maar wel pleitte voor uitstel van maatregelen. Omdat er nog zoveel onzeker was. Precies het argument dat de klimaatwetenschappers tot 1979 ook weerhield van stellige conclusies, maar dat ze daarna terzijde schoven.
Vervolgens kwamen de Integrated Assessment Models, die bedoeld waren om een brede afweging te maken van alle relevante aspecten. Ook die wil ik niet in hun totaliteit afserveren, maar of ze nou echt hebben om goede besluiten te nemen kun je je afvragen. Voorzichtig gezegd. Volgens mij zit er een groot misverstand achter veel van die modellen: dat je kennis uit allerlei misverstanden bij elkaar kunt harken en uiteindelijk kun combineren tot een vrij eenvoudig, bruikbaar resultaat. Bij de pogingen om dat te doen blijken dan allerlei subjectieve oordelen en normatieve keuzes te worden gemaakt, die ergens onder de motorkap verstopt raken in zo’n model. En die dus niet meer zichtbaar zijn in de uitkomsten.
Interdisciplinair onderzoek is nodig, maar het heeft ook zo zijn problemen en beperkingen. Ik vraag me wel eens af of de pleitbezorgers ervan daar wel voldoende oog voor hebben.