Een eerste bijdrage van Michel van Eeten, weblogger en wetenschapper aan de TUDelft. Het stuk is ook op zijn weblog Bijzinnen te lezen.
Wie uitgebreid Sinterklaas viert, doet er goed aan een liefde op te vatten voor het eindrijm. Zo moet iemand die zich bezighoudt met veiligheid, leren houden van de hyperbool.
Maandag was ik op een symposium over veiligheid op internet. De hyperbolen betroffen vooral het onheil dat ons zou bedreigen. Uiteindelijk verkondigen die overdrijvingen dezelfde boodschap: onze strijd is nobel en verdient meer erkenning. De hyperbool is het wapen van de miskenden, van hen die bang zijn te tekort gedaan te worden. De overdrijving helpt de realiteit een handje bij het behartigen van de goede zaak. Blijkbaar kan de realiteit dat niet op eigen kracht.
Tijdens het veiligheidssymposium betoogde een politieagent dat de criminaliteit op internet exponentieel toeneemt. Hij had enkele rekwisieten meegenomen: een schaakbord en een paar zakken rijst. Voor het geval de toehoorder de ernst van die mededeling zou ontgaan. Een rijstkorrel op het eerste vakje, twee op het tweede vakje, vier op het derde vakje. Ruim voor het laatste vakje van het schaakbord zou die reeks de totale wereldproductie overstijgen.
Lange tijd heb ik geprobeerd de hyperbool met warmte, of op zijn minst met mededogen, tegemoet te treden. Toen dat had gefaald, probeerde ik ironie. Ik zei tegen mezelf: Veiligheid gaat niet over waarheid, maar over handel. Iedereen probeert iets te verkopen, ik evenzeer. Maar ook de ironie hield geen stand. Uiteindelijk is een kleingeestig soort ergernis overgebleven. Misschien wordt het tijd om iets anders te gaan doen.
Afijn.
Toen de politieagent klaar was, mochten de toehoorders vragen stellen. Ik vroeg hem waarop hij baseerde dat de criminaliteit op internet exponentieel toeneemt. De geluidinstallatie versterkte mijn stem. Ik hoorde iemand wiens kaken moeite hadden van elkaar los te komen.
Hij antwoordde dat veel mensen niet begrijpen wat ‘exponentieel’ betekent. ‘Een groei van drie procent per jaar is ook exponentieel.’
Daarop besloot ik weer te gaan zitten.
Gisteren, de tweede dag van het symposium, hield een andere agent een betoog naar aanleiding van een recent succes: men had een Armeense internetcrimineel weten te arresteren. Ook in het succesverhaal bleek de overdrijving een geliefd stijlmiddel. Daarover had ik een paar weken eerder een korzelig stukje geschreven.
Toen ik tijdens de discussie het woord nam, hoorde ik weer die meneer wiens kaken niet van plan waren hun innige verhouding op te geven.
De sprekers in de sessie deden voorstellen die met elkaar gemeen hadden dat er grote offers gebracht moesten worden voor de veiligheid. Zo suggereerde de politieagent dat zijn organisatie de bevoegdheid moest krijgen om ook in het buitenland computersystemen over te nemen, zonder toestemming van de lokale autoriteiten. Ik hoop dat de Chinese autoriteiten vergelijkbare wetgeving introduceren. Er staan in Nederland genoeg systemen die een veiligheidsrisico inhouden voor Chinese burgers. De Chinese overheid is ongetwijfeld genereus genoeg om te vermelden dat Nederland hierin voorop loopt. Zo kunnen we onszelf met recht weer eens tot gidsland uitroepen.
In de wereld van de goede zaak is een slecht idee beter dan geen idee. We kunnen slechts hopen dat het virus van de goede zaak niet al te veel om zich heen grijpt.
De ergernis had nu geheel beslag van mij genomen. Daarin was ik overigens niet alleen. Bij mijn derde of vierde opmerking hoorde ik twee agentes voorin de zaal zuchten en steunen.
Aan het einde van de dag had ik behoefte om te ontsnappen aan de korzeligheid. Ik zocht de politieagent en vond hem in de hal, geflankeerd door een van de agentes uit de sessie, een jonge vrouw in een elegant mantelpakje. Ze streelde zijn bovenarm, maar trok haar hand terug toen ik me naast hen posteerde.
Ik stelde mezelf voor.
‘Ik weet wel wie je bent,’ antwoordde hij koeltjes.
Toen ik voorstelde om een keer in alle rust over het onderwerp te praten, knikte hij beleefd. Dat was goed, maar ze hadden het nogal druk, vertelde hij.
‘De opzet van de sessie lokte het gehakketak een beetje uit,’ zei ik. We hadden een gemeenschappelijke vijand nodig. Het leek me dat je vergaderschema’s straffeloos kon offeren.
Hij knikte.
Omdat hij zweeg, zei ik: ‘Dan word ik onbedoeld getypecast als een…’ Die zin beviel me niet. Ik aarzelde.
‘Mopperkont,’ zei de jonge agente. Ze keek me tevreden aan.
Ik knikte gedwee.
Voor de vorm gaf ik hem nog mijn kaartje.
Het was tijd om naar huis te gaan.
Reacties (3)
Mooi geschreven.
Maar realiseer je je ook dat je de verliezer bent?
Je zit niet in de driving seat, je bepaalt geen agenda, niemand luistert naar je. Je bent een wetenschapper die dingen mag uitzoeken die de politie en soortgenoten welgevallig zijn.
Je had die agent een schop voor zijn ballen moeten geven. Virtueel desnoods.
Appel
Citroen
Ananas
Banaan
of
All
Colours
Are
Beautifull
Leuk stukkie.. leuke website * gaat boekkie maar es kopen *