Voor wie het Thermenmuseum in Heerlen nog niet mocht kennen: het is gewijd aan een van de grootste Romeinse ruïnes benoorden de Alpen. Coriovallum, zoals Heerlen destijds heette, was aanvankelijk de voornaamste nederzetting van een lokale stam. Fijne klei in de beekdalen zorgde ervoor dat hier veel pottenbakkers kwamen wonen. (Ik blogde vorige week over Lucius en Amaka.) Een Romeinse weg verbond het stadje met Bavay en Keulen en met de rest van de wereld, terwijl een andere weg leidde naar het noorden en naar Aken. Ergens in het midden van de eerste eeuw n.Chr. verrees hier ook een badhuis. Voor reizigers, voor soldaten, voor pottenbakkers en voor iedereen die verlost wilde zijn van het stof en zweet. En voor iedereen die gewoon behoefte had aan een babbel.
Kortom, Coriovallum was een van de vroegste centra van de romanisering in de Lage Landen. Een van de laatste ook. Nog in de vijfde eeuw n.Chr., toen andere nederzettingen allang waren opgegeven, woonden hier soldaten die zich identificeerden met het Romeinse Rijk. Het badhuis lijkt nog altijd te hebben gefunctioneerd. De opgraving documenteert dus een periode van een half millennium – het eerste kwart van de geschiedenis van de Lage Landen.
Vliegwiel
Het Thermenmuseum, met die enorme ruïne, is altijd een van de plekken geweest waar je het Romeinse verleden van Nederland goed kon leren kennen, maar de laatste jaren zit er werkelijk muziek in. De reden is op zich niet mooi: er is een fout gemaakt bij de bouw van het museum. Dat is in wezen een kap van glas, beton en staal over een hoop stenen en cement. Die kap beschermt het antieke materiaal tegen neerslag, maar dempt temperatuurwisselingen maar ten dele. Omdat cement en natuursteen niet op dezelfde wijze uitzetten en krimpen, raakten de antieke muren beschadigd. Het goede nieuws is dat de overheid geld beschikbaar stelde voor de conservering. En dat bleek een vliegwiel naar verbetering.
Soms verbeterden heel simpele dingen. De ramen zijn nu verduisterd. Daarmee zijn de temperatuurwisselingen niet volledig verdwenen, maar wel meer gedempt. (De definitieve oplossing is de bouw van een geheel nieuw museum. Dat gaat ook gebeuren. Maar ook Rome is niet op één dag gebouwd.) De vaste expositie ging op de schop. Er kwam een opgraving op het pleintje naast het museum. En toen dingen eenmaal verbeterden, trokken ze nieuwe dingen aan. De Limburger wijdde een artikelenreeks aan het Thermenmuseum. Restauratiebedrijf Restaura en het Limburgs Archeologisch Depot vestigden zich in “De Vondst” tegenover het Thermenmuseum. Wat aanvankelijk niet zo mooi leek, bleek het begin van iets prachtigs.
Verbeterde presentatie
Veel complexer was natuurlijk de restauratie van de ruïne. Door een gelukkig toeval is de groeve waar de Romeinen hun stenen wonnen, opnieuw in gebruik. Dat maakte het eenvoudiger wat stukken te reconstrueren. Ook begon het museum gebruik te maken van digitale technieken. Wie nu de gerestaureerde ruïne bekijkt, begrijpt dankzij filmpjes wat hij of zij ziet.
Alles is inmiddels driedimensioneel ingescand. En daar kun je dus allerlei digitale technieken op loslaten. Vorige maand is een nieuwe expositie geopend, waar alle technische toeters en bellen weerklinken waar de oudheidkunde de laatste jaren zoveel profijt van heeft gehad. (Voor een goed overzicht moet u naar de andere kant van Nederland, naar Groningen, waar in het Universiteitsmuseum nu de expositie Dig it All is.)
Op bezoek
Ik ben vorige maand wezen kijken. De digitale reconstructies zijn echt heel erg mooi. Je ziet bijvoorbeeld prachtig hoe het gebouw in enkele eeuwen veranderde én verouderde. Er is nu ook een aardig inleidend filmpje dat me deed besluiten dat ik, zo snel reizen weer een beetje verantwoord is, een negenjarige deskundige moest meenemen. Ook in de vitrines zijn filmpjes.
Hoewel ik was voorbereid op een vernieuwd museum met hypermoderne animaties, was de grootste verrassing een heel conventionele. Over de noordelijke helft van de ruïne is een houten loopbrug aangebracht. Je kunt nu dichter bij de antieke resten komen dan ooit. Omdat je er vroeger alleen vanaf een metalen loopbrug op kon neerkijken en nu op ooghoogte van komt, zie je nu heel goed hoe verdraaid hoog die oude muren zijn.
[Dit stuk wordt gereblogd op #GrondslagenNet, de groepsblog van archeologen, classici en oudhistorici.]