COLUMN - In de serie Kiezen en Delen kijken Joël en Eva met een gedragseconomische blik naar alledaagse beslissingen. Vandaag een bonusaflevering.
Ik was zeven en speelde verstoppertje in het zwembad. In het bad was iemand moeilijker te vinden dan op de kant, stelde ik vast. Daarom wilde ik gaan watertrappelen achter de glijbaan. Tot ik me realiseerde dat mijn vriendje me daarom juist in het water zou zoeken. Ik moest me dus ergens op de kant verstoppen. Of zou hij bedenken dat ik dit ook had bedacht en dat ik dus toch het beste het water in kon gaan? Of zou hij zelfs bedenken dat ik ook deze volgende gedachtestap had gemaakt en moest ik daarom eigenlijk toch de kant op?
Het duizelde me, en ik werd gevonden voor ik uitgedacht was. Jaren later kreeg ik college over speltheorie en leerde ik dat deze duizeling theory of mind wordt genoemd.
John Maynard Keynes, de beroemde Britse econoom, zag het belang van de theory of mind voor de economie. Hij beschouwde de hele economie als een beauty contest, een schoonheidswedstrijd zoals die in het interbellum populair was.
Kranten drukten een serie foto’s met aantrekkelijke dames af; inzenders moesten raden welke dame als aantrekkelijkste gezien werd en maakten kans op een etentje met haar. Het was dus zaak om niet op de dame te stemmen die je zelf het aantrekkelijkste vond, maar om te gokken op wie in de ogen van de meeste anderen het aantrekkelijkste was. Keynes constateerde dat daardoor net als in de aandelenmarkt niet altijd de meest aantrekkelijke optie boven komt drijven.
Tussendoor een testje. Laat in een groep mensen iedereen een getal tussen de nul en de honderd kiezen; degene die het getal noemt dat het dichtste bij twee derde van het gemiddelde zit, wint een geldbedrag. Denk even serieus na welk getal u zou noemen.
Deze test is de abstracte variant van de schoonheidswedstrijd. Stel dat iedereen een willekeurig getal noemt, zonder na te denken (niveau-nuldenkers). Dan zou vijftig het gemiddelde zijn, en was dit spel te winnen door 33 te zeggen, twee derde van vijftig. Had u dit getal bedacht? Dan hebt u dus één denkslag gemaakt, oftewel niveau één behaald. Maar wie bedenkt dat de meeste spelers niveau-ééndenkers zijn en 33 opschrijven, kan beter 22 zeggen (gefeliciteerd – u haalde niveau twee!).
Zo doorrekenend kom je uiteindelijk op nul als beste antwoord uit. Maar zeker niet alle spelers zullen dat antwoord tot het gaatje doorberedeneerd hebben – dus win je in de praktijk deze wedstrijd niet door nul te noemen.
Niet iedereen maakt evenveel denkslagen in dit soort strategische situaties. Een vijfde van ons is in eerste instantie een niveau-nuldenker, eenderde is niveau één, een kwart niveau twee en de rest denkt verder door. In de praktijk blijkt dat niveau één à twee (ik denk dat jij denkt dat ik denk…) gemiddeld de beste resultaten oplevert. Vaak ligt het juiste antwoord dus tussen de 22 en de 33. In simulatiemodellen voorspellen die twee strategieën, niveau één en twee, vaak ook het beste wat de tegenstander in verschillende situaties gaat doen. Oftewel, wie te ver doordenkt, zoals ik in het zwembad deed, wint het spel niet.
Als uit het testje bleek dat uw strategisch denken nog wel een zetje kon gebruiken, is er een oplossing. De Theory of mind-spier kan getraind worden, blijkt uit onderzoek. Niet door wiskunde te studeren, maar door literatuur te lezen, kunt u zich bekwamen in het strategisch denken. Twee onderzoekers ontdekten dat door sommige proefpersonen doktersromannetjes te laten lezen, en anderen ‘echte literatuur’. Daarna moest iedereen een soortgelijke test als de bovenstaande uitvoeren.
De doktersromannetjes hadden geen effect op de test; proefpersonen dachten niet door tot hogere strategische niveaus als ze lazen ‘wat er door iemand heen ging’. Probeerden de lezers zich actief te verplaatsen in andermans perspectief, zoals nodig is bij een goede roman, dan gingen ze wel strategischer nadenken.
Het leven zit vol met beauty contests. Wilt u beter beslagen ten ijs komen bij salarisonderhandelingen, bedrijfsovernames, risk, én bij verstoppertje: verplaats u in de ander – maar met mate.
Dit bericht is onderdeel van de online tentoonstelling Nederland in ideeën, waarin 93 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag van Paulien Cornelisse:
‘Welk inzicht uit je vakgebied kan anderen helpen in het dagelijks leven?’
De tentoonstelling is verspreid over 93 websites. Op deze site vind je het antwoord van Eva van den Broek. Je kunt onderaan dit bericht doorklikken naar het volgende antwoord, of een bezoekje brengen aan de centrale hal van de tentoonstelling.
Alle antwoorden zijn ook beschikbaar in boekvorm onder de titel Dit wil je weten: Wetenschappers ondernemers en kunstenaars geven adviezen voor het dagelijks leven.
Klik hier voor het volgende antwoord.
Reacties (4)
Grappig idee die digitale tentoonstelling van ideeën.
Houdt ons even van de straat.
Het gedachtespelletje gaat uiteraard niet op. De hele berekening is opgehangen aan de aanname dat de mens een goede random number generator is – wat natuurlijk niet zo is. Ik gok dat er een sterke bias op zit ten voordele van lage getallen, omdat mensen zich nou eenmaal meer kunnen voorstellen bij een laag getal. Disproportioneel veel mensen zullen dus eerder een getal tussen de 0 en de 10 noemen dan een getal als 87. Dit zal zelfs afhangen van je steekproef: ik gok ook een invloed van cultuur of opleidingsniveau hierin.
De allereerste input (“neem een getal tussen de 0 en de 100”) zal dus niet tot een gemiddelde van 50 leiden, zoals aangenomen. Bovenstaande berekening moet je dus nog vermenigvuldigen met de waarschijnlijkheidscurve van de mens als random number generator. Die curve zal assymmetrisch zijn met de piek ergens links van de 50.
Ben benieuwd wat voor niveau-denker ik hierbij ben. Ik zou als uitkomst een getal ergens rond 15 gokken. Maar dat hangt dus sterk af van de rol die je deze bias geeft.
Leuk stukje maar ergens kan ik het gevoel van teleurstelling niet weghouden. Waarom worden er bij dit soort stukjes nooit referenties toegevoegd? Ten eerste omdat bronvermelding hoort, ten tweede omdat je vervolgens zelf op zoek moet gaan als je interesse gewekt is.
Voor nu leest het alsof je bewust deze bronnen weghaalt omdat men dan of het boek moet aanschaffen ofwel de expositie moet bezoeken. Schrijf je hier een advertorial of daadwerkelijk een journalistiek artikel?
Toen ik was gekomen bij,
“Het duizelde me, en ik werd gevonden voor ik uitgedacht was.”,
dacht ik:
Ze wilde onbewust snel door haar vriendje gevonden worden :-)
Werd het toch nog ingewikkeld ;-)