Wie het Kamerdebat van 27 januari over de Kunduz-missie nog eens terugleest valt op dat de voorstanders hun mond vol hebben over het helpen van de Afghanen. Dat geldt vooral voor de leiders van de oppositiepartijen zonder wiens steun de missie niet door kan gaan. Alexander Pechtold merkte in het debat bijvoorbeeld op dat D66 ‘de Afghanen niet zomaar in de steek (wil) laten.’ Jolande Sap sprak over ‘de passie van GroenLinks om bij te dragen aan een beter toekomstperspectief voor Afghanistan.’
Premier Mark Rutte benadrukte zijn eigen ‘passie voor Afghanistan.’ Hiervoor verwees hij naar zijn ervaring tijdens een bezoek aan het land: ‘ik heb daar gemerkt dat wij een dure belofte hebben gedaan aan de Afghaanse bevolking. Het is een belofte van vrijheid, het is een belofte geweest van rust en stabiliteit. Hoe aarzelend ook, er worden goede stappen gezet die het leven van Afghanen beïnvloeden.’
Met het doel de Afghanen te helpen stemde de Kamer in met de ‘geïntegreerde politietrainingsmissie’ naar Kunduz. Het plan is om Afghaanse civiele agenten op te leiden. In feite, ondanks de strategisch gekozen naam, is de kans groot dat deze missie vooral een militaire bijdrage wordt aan de NAVO-oorlog tegen de verzetsgroepen tegen de regering van de Afghaanse president Hamid Karzai. Dat deze missie een sterke militaire component heeft blijkt in één oogopslag uit het feit dat het overgrote deel van het personeel dat uitgezonden wordt militair is en zelfs vier F-16 gevechtsvliegtuigen naar Kunduz gaan.
Een belangrijke eis waarmee de steun van GroenLinks voor de missie werd verkregen is dat de op te leiden agenten niet ingezet mogen worden in de strijd tegen de Taliban. In de Afghaanse werkelijkheid lijkt dat echter onmogelijk. Allereerst is de bestaande praktijk juist dat agenten wel worden ingezet in de strijd. Daarnaast is de kans groot dat ook de door de Nederlanders opgeleide agenten zullen worden ingezet in de strijd tegen de Taliban aangezien tot op heden geen enkele politicus uit kan leggen hoe dit voorkomen kan worden. Bovendien geven de agenten zelf aan juist te willen vechten tegen de Taliban.
Een groter probleem is echter dat door het steunen van de NAVO-strategie het parlement regelrecht ingaat tegen de wensen van de Afghanen zelf. Uit recente opiniepeilingen blijkt immers zonneklaar dat de Afghanen via onderhandelingen met de opstandelingen tot een diplomatieke oplossing van de decennia oude oorlog willen komen.
Een onderzoek van de BBC concludeert dat twee derde van de Afghanen van mening is dat er met de Taliban een akkoord gesloten moet worden en dat zij politieke ambten mogen dragen als zij stoppen met vechten. Minder dan een derde, 28 procent, is voorstander van doorvechten. Uit een enquête van de NGO The Asia Foundation wordt duidelijk dat maarliefst 83 procent van de Afghanen voorstander is van onderhandelingen met en re-integratie van de gewapende oppositiegroepen. Momenteel vinden er geen serieuze onderhandelingen plaats met de opstandelingen.
In deze context zou het helpen van de Afghanen dus juist neerkomen op het aansturen op onderhandelingen in plaats van doorvechten. Maar tijdens het Kamerdebat blijkt dat slechts de standpunten van één partij aansluiten bij deze Afghaanse wensen. Partijleider Emile Roemer zei dat ‘de SP er altijd voor (heeft) gepleit om de onderhandelingen tussen verschillende strijdende partijen te bevorderen. Niet omdat wij de ideeën van de krijgsheren en de fundamentalisten in Afghanistan delen, maar omdat je vrede per definitie moet sluiten met alle partijen. Onder leiding van de Verenigde Naties moeten we de strijdende groepen in Afghanistan om de tafel zien te krijgen, met alle buurlanden en alle landen die nu bij de oorlog betrokken zijn.’
Alle andere partijen zwegen tijdens het debat over onderhandelingen of verzetten zich er tegen. Roemers pleidooi vond dan ook in de verste verte geen bijval. Sterker nog, de enige reactie op zijn betoog was een sneer van Pechtold die de SP een ‘primair nationale houding’ verweet.
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat de Tweede Kamer de Afghanen wil helpen, maar tegelijk ingaat tegen hun wensen. De Afghanen willen onderhandelen met de Taliban, maar Nederland draagt bij aan verlenging van de oorlog. Het besluit de missie toch te sturen lijkt daarom te getuigen van een koloniale houding: het parlement weet immers beter dan de Afghanen zelf hoe zij het beste geholpen kunnen worden.
Lees meer op het blog van Jip van Dort.
Reacties (5)
“Ja maar we gaan ze wel echt helpen. Die Afghanen begrijpen dat alleen nog niet. Later zullen ze ons dankbaar zijn.”
Niet zo vreemd dat het meeste uitgezonden personeel militair is. Een marechaussee stuur je nou eenmaal makkelijker naar een oorlogsgebied om politie op te leiden dan de KLPD.
Nou leve de SP dan maar! (dat is toch ongeveer de strekking van dit stukje politieke propaganda?)
Goed dat er eens duidelijk op wordt gewezen dat de houding, willen bepalen hoe de Afghanen het moeten doen, (neo) koloniale politiek bedrijven is.
Minister Ter Horst stelde een paar jaar terug eens onderhandelingen voor. Ze kreeg vervolgens te horen dat dit niet juist was, onder meer van de VVD, EN dat dit meer iets zou zijn voor de minister van Buitenlandse Zaken of Defensie.
Van de figuren die hier de laatste jaren hebben gezeten valt niks te verwachten. Onderhandelingen kan men misschien ook beter overlaten aan een minister van Sociale Zaken.
Met andere woorden: de hele militaire invalshoek moet eens goed op de schop. De nieuwe missie is ook niet anders dan een militaire missie.
@Herman Ik heb het stukje nog maar een keer gelezen, maar ik denk dat de analyse van de schrijver tot de conclusie komt die toevallig de SP ook trekt, en dat het daarom zeker geen propaganda is.
De schrijver gaat ook zeer nauwkeurig te werk in het weergeven van zijn bronnen voor het artikel.
Maar meningen kunnen natuurlijk verschillen.
Dat na 10 jaar felle oorlog, en een steeds verder verslechterende veiligheidssituatie het anders kan/moet, moet naar mijn mening ook niet zomaar en experiment zijn, maar goed onderbouwd zoals de auteur van dit artikel aantoont.