De uitgever heeft het natuurlijk goed begrepen: het aantrekkelijke aan ‘Why we hate the oil companies‘ is de naam van de auteur, John Hofmeister, voormalig topman van de Amerikaanse tak van Shell. En om meteen maar een mogelijk misverstand te ontzenuwen: Hofmeister heeft geen hekel aan zijn oude baas. Hij begrijpt waarom mensen een hekel hebben aan oliemaatschappijen, maar betoogt dat een eenzijdig boze focus op niet altijd even handig opererende bedrijven de aandacht afleidt van het werkelijke probleem. Hoe gaan we als maatschappij de energievoorziening voor de toekomst zekerstellen?
De postindustriële samenleving zal namelijk niet minder energie verbruiken, maar méér. Er is ook geen gebrek aan potentiële energiebronnen. De vraag is welke mix het beste is voor mens, milieu en economie. Aan discussies over het broeikaseffect brandt Hofmeister zijn vingers niet. Dreigende klimaatverandering vindt hij namelijk niet relevant. Energie is een schaars goed en dus moeten we er zuinig mee omgaan. Het gasvormige afval moeten we op dezelfde manier verwerken als al het andere afval.
Nadat hij de opvattingen op de linker- en rechterflanken van de Amerikaanse politiek in de prullenbak gegooid heeft, begint hij aan een controversiëlere verhaallijn. Er bestaat geen vrije markt voor energie, omdat overheden het bedrijfsleven aan alle kanten insnoeren. Het OPEC kartel doet dat internationaal en politici in de Verenigde Staten doen ook maar wat.
Als bewijs haalt Hofmeister een heerlijk absurde dialoog aan tussen hem en een parlementariër tijdens een openbaar verhoor. Het congreslid eist simpelweg lagere olieprijzen, omdat de Amerikanen dat willen, en heeft lak aan het vraag/aanbodverhaal van Hofmeister.
Omdat de politici het niet willen snappen is Hofmeister een eigen grassroots beweging begonnen, Citizens for Affordable Energy. Daarmee wil hij burgers ervan doordringen hoe ernstig de energiecrisis is, en hoeveel erger het in een jaar of tien kan worden. Een oplossing heeft hij ook: er moet, naar voorbeeld van de bankwereld, een Federal Energy Resources Board komen, die de energiemarkt reguleert. Zo komt er een coherente sturing, in plaats van het ad hoc beleid dat nu steeds gevoerd wordt, telkens als de prijzen omhoog schieten of een milieuramp plaatsvindt.
Hofmeisters boek heeft alles in zich wat een betoog leesbaar maakt: persoonlijke anekdotes, scherpe analyse, heldere boodschap, overtuigingskracht en een dosis humor. Het is weliswaar erg toegesneden op de Amerikaanse situatie, maar dat maakt de weelde aan insider information niet minder interessant.
John Hofmeister. ‘Why we hate the oil companies’, Palgrave MacMillan, 2010.
Reacties (3)
Ik weet niet of hij het zelf zo bedoelt, maar de argumentatie doet me wat vreemd aan:
”Er bestaat geen vrije markt voor energie, omdat overheden het bedrijfsleven aan alle kanten insnoeren.”
Er is teveel overheidsregulering en dus geen vrije markt, de oplossing:
”er moet, naar voorbeeld van de bankwereld, een Federal Energy Resources Board komen, die de energiemarkt reguleert.”
Meer overheidsregulering en dan ook nog op nationaal niveau?
Oliemaatschappijen, boeoeoe, maar ondertussen stoken wij die prut zelf op.
Mensen hebben een hekel aan personen of instituten die macht over hen hebben: oliemaatschappijen, politie, overheid, pap en mam, bankiers etc.
@1 Wat Hofmeister bedoelt is dat de overheid gericht probeert te sturen, terwijl ze alleen de spelregels zou moeten bepalen en handhaven. De overheid als scheidsrechter dus, niet als speler.