COLUMN - Drie weken geleden was ik bij de presentatie van Marcel Hulspas’ nieuwe boek Mohammed en het ontstaan van de islam. Na afloop werd er nog een drankje gedronken en gezellig bijgepraat. Ergens in het voorbijgaan hoorde ik een jong stel wat mopperend tegen elkaar praten: als hij niet eens Arabisch kende, hoe serieus kon je de auteur dan nog nemen? Of woorden van die strekking.
Ik heb terwijl hij aan zijn boek aan het schrijven was, regelmatig de grap gemaakt dat hij toch eens Arabisch moest gaan leren. Maar Marcel kent nog steeds geen woord Arabisch en wil dat ook graag zo houden. En gelijk heeft hij. Arabisch is een semitische taal en semitische talen zijn hartstikke leuk, totdat je aan het werkwoord begint. Daarna is het lasciate ogni speranza.
Ik weet niet of u ooit een overzicht van Hebreeuwse of Arabische werkwoordsvervoegingen heeft gezien: daar past het amo, amas, amat van de middelbare school zeker acht keer in, als het niet meer is. Om het nog leuker te maken, kunnen semitische talen niet zoveel met onze indeling in werkwoordstijden: andere dingen zijn belangrijker dan tegenwoordige, verleden of toekomstige tijd. En waar wij sterke en zwakke werkwoorden hebben, hebben semitische talen sterke, drie tot acht soorten zwakke én onregelmatige werkwoorden. Echt: semitische talen, begin er niet aan, ik heb u gewaarschuwd.
Anderzijds wil dat wel zeggen dat wie bijvoorbeeld de koran of de bijbel écht lezen wil – wil weten wat er stáát – zonder de kennis van de grondtaal licht gehandicapt is. Als in het bijbelboek Ruth bijvoorbeeld de hoofdpersoon ’s nachts bij Boaz onder de wol kruipt, schrikt deze wakker en vraagt: ‘Wie ben jij?’ Wie een vertaling uit de Indo-Europese taalfamilie leest, zal zich nooit realiseren dat Boaz meteen weet dat hij tegen een vrouw spreekt, ondanks het feit dat het donker is. Indo-Europese talen kennen een onderscheid in geslacht tussen ‘hij’ en ‘zij’, maar datzelfde onderscheid bestaat niet voor ‘jij’. In semitische talen is dat onderscheid er wel en bij Boaz en Ruth maakt dat verschil voor het begrip van de situatie.
Dat mag misschien een kleinigheid zijn, een nuance, maar juist boeken als de bijbel en de koran hangen van de nuances aan elkaar. Zonder kennis van het Hebreeuws mis je de woordgrappen in het scheppingsverhaal, Jesaja die ‘kut’ zegt, Jozef– met zijn technicolour dreamcoat – die maar wat graag de koffer in duikt met de vrouw van zijn Egyptische meester Potifar en Abraham die God smadelijk lastert (en nog wel recht in Zijn gezicht ook). Zonder kennis van het Arabisch mis je in de koran het verbod om je vrouw te slaan. Als mijn kennis van het Arabisch beter was geweest, had ik u evenveel voorbeelden uit de koran kunnen geven, maar de pointe zal duidelijk zijn.
Goed. Hulspas kent dus geen Arabisch. Ondertussen heeft hij wel een kloek boek geschreven waarvan vooral het eerste deel – ik kan het niet anders zeggen – behoorlijk geweldig is. Dat is trouwens het historische deel. Wat het mopperende stel inmiddels heeft gepresteerd weet ik niet, al wil ik er niet aan twijfelen dat zij Hulspas tweede deel zouden moeten kunnen overtreffen met hun kennis van het Arabisch. Alleen: dat is nog niet gebeurd.
Het Nederlands Bijbelgenootschap geeft de ene na de andere bijbelvertaling uit, elk met een eigen opzet en doelgroep, maar het zijn nog steeds vertalingen. Ook voor de koran zijn er inmiddels behoorlijk wat vertalingen in omloop. Maar wat je nodig hebt om te beseffen wat je leest, zijn voetnoten, commentaar, tekstuitleg, verhandelingen over de sociologische, economische en antropologische achtergronden waartegen de teksten gelezen moeten worden, kortom: een hele bibliotheek. Dat gaat het mopperende stel – hoeveel Arabisch ze ook kennen – natuurlijk niet trekken en ook de gehele afgestudeerde jaargang Arabistiek van 2015 gaat zo’n mère niet boire. Ze zijn wel goed maar niet gek.
En daarom gaan er nog iedere week gelovigen naar sjoel, kerk of moskee om daar een droosje, preek of kutbah aan te horen, waarin over de paar zinnen die die dag worden gelezen uit de respectievelijke heilige schriften iets nader wordt toegelicht door de rabbijn, pater, dominee of mullah van dienst. Zoals iedere sjoel-, kerk- en moskeeganger weet, is zo’n praatje maar zelden het hoogtepunt van de week en ligt het tempo waarin je werkelijk wat opsteekt nogal laag. Maar zoals het spreekwoord zegt: zij die geloven, haasten zich niet.
Reacties (9)
Ja grammatica, hoe moeilijk wil je religie en het bijbehorende leven maken.
Hermeneutiek, het is geen filosofie, het is geen levenservaring, het is niets. En als het iets is, dan is het het goedpraten van een boek op basis van gebeurtenissen uit het heden en verleden met als argument dat er in de brontekst, waarvan er elk jaar een nieuw velletje gevonden wordt, een grammaticale afwijking staat van een dialect dat 6000 jaar geleden gesproken werd toen David tegen Goliath… nee ik draaf door.
Grammatica is de basis van de beschaving, het begrip en en religie. Die alle drie hetzelfde zijn. U begrijpt het al: de heilige drie-eenheid, waar een heilige geest voor nodig is om het te begrijpen. En als u het niet uit kunt leggen bent u gelovigfe, anders priester. En als u dicteert bent u de baas.
Laat Geen Stijl maar niet horen dat zo’n islamitische preek een “kutbah” heet…..
@1 Nou nee. Hermeneutiek wil zeggen: het complex aan vooronderstellingen waarmee iemand behept is wanneer men een tekst gaat interpreteren.
Bijvoorbeeld, de veronderstelling dat de Bijbel is bedoeld als één, uniforme compositie. Of de veronderstelling dat bijbelse profetieën de bedoeling hebben om de verre toekomst te voorspellen.
Dan krijg je dus mensen die de bijbel naast de krant leggen en dan gaan zitten puzzelen welke profetie op welke actuele gebeurtenis slaat.
U grinnikt, maar dat heeft ook een politieke kant:
In de VS bestaat er een evangelische lobby die heilig gelooft dat Israël het heilige land moet bezetten om de eindtijdvoorspellingen in de bijbel uit te laten komen, en via de Republikeinse partij oefenen die invloed uit op het buitenlandbeleid van de VS. Het is één van de redenen waarom een meer kritische houding ten opzichte van Israël van de kant van het Amerikaanse parlement onbespreekbaar is.
Dat heeft dus allemaal niet zoveel met een grammaticale afwijking hier of daar van doen.
@3: Ik schreef mijn reactie ietwat spottend, maar toch zeker ook wat serieuzig.
Je begrijpt: ik neem het onderwerp niet helemaal serieus: teksten die door de eeuwen heen meervoudig geïnterpreteerd kunnen worden, op basis van nieuwe vondsten of op basis van de mens achter de tekst. En zo.
Een tekst die niet op zichzelf staand is maar een culturele of persoonlijke context heeft verliest – volgens mij – uiteindelijk zijn waarde en heeft geen herinterpretatie nodig alleen een historische evaluatie.
Dit in tegenstelling tot bv de elementen van Euclides of de mathematica van Newton. Wellicht is de ethica van Spinoza ook wel zo op te vatten.
U begrijpt, ik ben a-hermeneutist, zoals ik ook a-theïst ben. En geen post-atheïst en zeker geen post-hermeneutist.
Punt dat ik probeerde te maken is dat hermeneutiek gaat over uitleg van teksten. Maar, als het al kan, kan dat alleen als men het heeft over bronteksten. De brontalen worden echter zelden beheerst – zoals Richard al aangeeft – als de tekst al in de brontaal bekend is. Dat houdt in dat men teksten gaat interpreteren op basis van vertalingen (interpretatie van latijnse bijbelteksten bv).
Op het moment dat interpretaties gaan op basis van vertalingen wordt grammatica een essentieel deel – of gereedschap zo je wil – van de hermeneutiek. Daar heeft Richard dan wel weer een punt.
@4 Alle teksten worden gelezen binnen een culturele context, dat kan nu eenmaal niet anders.
Je komt namelijk altijd met een tekst in contact via een culturele overleveringstraditie; teksten zijn ook altijd ingebed in een breder verstaansnetwerk van andere teksten.
Neem nu de bijbel. De gelovige krijgt die aangeleverd vanuit een geloofsgemeenschap, die zelf weer is ontstaan in een traditie van 2000 jaar christendom en daar allerlei leeswijzers aan ontleend.
Een niet-gelovige wetenschapper die teksten uit de bijbel bestudeert is daar overigens niet immuun voor (hij krijgt die bijbel immers ook niet vanuit het luchtledige in de schoot geworpen), maar zal die bijbel lezen tegen de achtergrond van meer teksten (uit de antieke oudheid bijv.) en zijn/haar interpretatie laten bepalen door die bredere context.
Sowieso: waarom zou je überhaupt geïnteresseerd raken in een tekst? Waarom gaan mensen de Edda lezen? Dat is meestal omdat ze iets willen weten over hun eigen (grotendeels in de vergetelheid geraakte) geschiedenis, en daarmee over zichzelf. Of omdat ze er een spirituele wijsheid in zoeken.
Je hele notie dat alleen de tekst-op-zichzelf waarde heeft is dus hopeloos naïef. Om te beginnen omdat geen enkele tekst louter op zichzelf staat, maar altijd ook commentaar is op andere teksten; maar ten tweede omdat je die tekst niet in een vacuüm ontvangt – zou dat wel het geval zijn dan zou je er geen betekenis aan kunnen geven.
Je krijgt een tekst altijd overgeleverd van een traditie (een geloofstraditie, een wetenschappelijke traditie, etc.) die mede de duiding van de tekst voor je bepaalt.
@5: Ik zal een traditie die zoveel beoefenaren heeft verder niet aanvechten hoor en teksten lezen naast teksten uit dezelfde periode en/of culturele traditie heeft zeker meerwaarde en relativeert een bepaalt absolutisme (van bv de bijbel). Prima dus, gewoon er mee doorgaan.
Maar dan is grammatica dus wel degelijk een belangrijk punt in het hele proces. Men interpreteert nl in eigen omgeving en eigen taal, een tekst die men zal moeten vertalen. Dat maakt hermeneutiek redelijk uitwaaierend.
Ik denk dat ik dit draadje verkeerd begonnen ben met mijn #1.
#0 heeft gelijk : Maar wat je nodig hebt om te beseffen wat je leest, zijn voetnoten, commentaar, tekstuitleg, verhandelingen over de sociologische, economische en antropologische achtergronden waartegen de teksten gelezen moeten worden, kortom: een hele bibliotheek.
Niemand die dat trekt en daarom wordt geluisterd naar uitleg op de kansel en daarom heeft grammatica zo’n goddelijke rol. Hetgeen ik ongeveer wilde zeggen in #1.
Nah kijk aan; passend nieuws vandaag:
http://www.bbc.com/news/business-33436021
Ben erg benieuwd of het wederom een hoax/te gehaaste/te enthousiaste/incorrecte conclusie is dat het een erg oud fragment is..
@7: op het gevaar af dat ik iets teveel reclame voor mezelf maak:
https://apoftegma.wordpress.com/2015/07/22/oudste-koranmanuscript/
en daarna:
https://apoftegma.wordpress.com/2015/07/29/bewijs/
korte samenvatting: geen hoax, wel iets ingewikkelder en genuanceerder.
“Om het nog leuker te maken, kunnen semitische talen niet zoveel met onze indeling in werkwoordstijden: andere dingen zijn belangrijker dan tegenwoordige, verleden of toekomstige tijd.”
Het is ’tijden’ gaan heten in het Nederlands en andere verwante talen, maar onze ’tijden’ hebben minder met tijd te maken dan met het begrip ‘aspect’. Niet wanneer iets gebeurd is, of dat een toestand nog zo is, is van belang, maar hoe de spreker tegen de handeling aankijkt.
“Ik was op bezoek bij Piet; hij was ziek.”
Velen hebben de neiging om dit te verbeteren naar ‘hij is ziek’, wanneer Piet nog steeds ziek is. Toch is dit onjuist, want de bedoeling van deze tijd (onvoltooid verleden tijd) is aan te geven, dat de handeling onvoltooid is en dat de spreker terugkijkt naar het verleden. Er bestaat bovendien geen regel, dat de tegenwoordige tijd voorrang heeft op de verleden tijd, wanneer iets nog steeds zo is.
Een andere fout is dat de onvoltooid verleden tijd gebruikt wordt, daar waar een voltooid tegenwoordige tijd meer op zijn plaats is. Deze laatste tijd benadrukt het resultaat van de handeling. De handeling zelf is niet van belang. Niet: “Vond je de kaart leuk, die ik je stuurde,” maar: “Vond je de kaart leuk, die ik je gestuurd heb.”
“En waar wij sterke en zwakke werkwoorden hebben, hebben semitische talen sterke, drie tot acht soorten zwakke én onregelmatige werkwoorden.”
Germaanse talen kennen zeven klassen sterke werkwoorden en de lastigste Germaanse talen vier klassen zwakke. De verschillen zijn klein. Veel docenten laten je eerst alle vervoegingen van buiten leren, voordat je aan bijvoorbeeld literatuur of andere complexe teksten begint. Dat is nergens voor nodig, is niet de manier, waarop je een taal leert en schrikt studenten behoorlijk af. Beter is het gewoon beginnen met lezen en terloops al die vervoegingen onder de knie te krijgen, waarbij ongetwijfeld in het Arabisch ook gaat opvallen, dat de ene vervoegingsgroep veel meer gebruikt wordt dan de andere.
IJslands wordt bijvoorbeeld als moeilijke taal aangeduid, omdat er zelfstandige naamwoorden zijn, die twee klinkerwisselingen hebben. Voorbeeld: (NADG ev.) fjörður, fjörð, firði, fjarðar, (NADG ev.) firðir, firði, fjörðum, fjarða. De zelfstandige naamwoorden, die aan dit paradigma voldoen zijn echter op de vingers van twee handen te tellen.
Bij het actief beheersen van de taal, zouden docenten zich eens moeten afvragen, of mensen serieus die rijtjes gaan afdraaien in hun hoofd, zoals een buschauffeur vroeger de bestemmingenrol in zijn bus. Het komt de vloeiendheid niet ten goede.