In mei van dit jaar spraken de Nederlandse afgevaardigden voor de 18th Beijng International Book Fair zich unaniem uit tegen een boycot van het toen al niet onomstreden evenement. Onder hen de schrijver Bernlef, die destijds in NRC Next liet optekenen: „Het moet natuurlijk niet te gek worden. Als de repressie zich verhevigt, kan er een punt komen waarop je zegt: gaan we er alleen maar heen ter meerdere eer en glorie van de Nederlandse economie, met cultuur als glijmiddel?” Die laatste vraag lijkt inmiddels, met het huisarrest van enkele belangrijke kritische Chinese schrijvers en bloggers, bevestigend te kunnen worden beantwoord.
Sinds eind vorige week wordt een aantal van de lokale schrijvers met wie de Nederlandse delegatie zou spreken door middel van intimidatie onder druk gezet om af te zien van de ontmoeting. Tot degenen die op deze wijze feitelijk onder huisarrest zijn geplaatst behoren Jiao Guobiao, een voormalig journalist en docent journalistiek die censuur en andere vormen van onderdrukking in China aanklaagt en blogger Liu Di, beter bekend als ‘Roestvrijstalen Muis’. Zij zijn het die, ondanks een verregaande repressie door de Chinese overheid -tientallen kritische auteurs zitten reeds gevangen- er niet van weerhouden worden zich in hun artikelen en blogs kritisch over de misstanden in de maatschappij uit te laten.
Een groep dus die steun verdient van collega-schrijvers uit het Westen, van hen die dankzij de diepgewortelde vrijheid van meningsuiting níet hoeven te vrezen voor censuur en vervolging. Voorafgaand aan de omstreden beurs werd het thema van de mensenrechten dan ook door een aantal partijen uitdrukkelijk op de agenda gezet. Als blijk van solidariteit met de gevangen Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo had Amnesty International aan alle delegatieleden een speld met een afbeelding van ‘The Empty Chair’ uitgereikt, met het verzoek deze tijdens de boekenbeurs zichtbaar te dragen. De lege stoel, een ontwerp van Maarten Baas, staat symbool voor de stoel van de Chinese literatuurdocent, die tijdens de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in december 2010 vanwege diens gevangenschap leeg bleef.
Met dit kleine, maar tegelijkertijd veelzeggende gebaar hadden de groep Nederlandse letterkundigen aan hun reis alsnog een andere dan overwegend commerciële relevantie kunnen meegeven. Want echt realistisch was het niet, om te verwachten dat op de door de Chinese overheid strak geregisseerde beurs kritische of dissidente schrijvers, journalisten of uitgevers konden worden ontmoet, of daadwerkelijk zonder repercussies achteraf over censuur of vrijheid van meningsuiting gesproken had kunnen worden. Diverse correspondenten constateerden helaas dat (het merendeel van) de Nederlandse delegatie het speldje met de lege stoel ongedragen in de koffer had gelaten.
Sterker nog, de Nederlanders toonden zich zelfs ronduit geïrriteerd over de campagne van de mensenrechtenorganisatie. Bernlef betitelde het initiatief als “een domme actie”, want “protesteren is dom en kortzichtig.” Dan zouden de Nederlandse boeken immers helemaal geen kans op publicatie in China meer maken. Andere auteurs, zoals Herman Koch, Midas Dekkers en Adriaan van Dis vermeden weliswaar de scherpe bewoordingen van Bernlef, maar distantieerden zich er geen van allen van.
Over de geschiedenis van politiek en maatschappelijk engagement in de Nederlandse letteren kunnen sowieso al geen bibliotheken vol worden geschreven. Kort voor de Tweede Wereldoorlog richtten Menno ter Braak en E. du Perron samen met andere bezorgde intellectuelen het Comité van Waakzaamheid op, als waarschuwing voor de bedreigingen van de vrijheid door (vooral) het nationaalsocialisme. Daarna bleef het tamelijk stil. Harry Mulisch reisde in de jaren zestig nog af naar Cuba, om vanaf het Caribische eiland verslag te doen van de vorderingen van de revolutie, maar dat was, net als destijds de Max Havelaar, vooral een individueel initiatief. Van echte collectieven, zoals de Franse en Italiaanse literatuur die kennen, is de Nederlandse letterkunde grotendeels verstoken gebleven.
De boekenbeurs van Peking had een mooie gelegenheid kunnen zijn voor een bescheiden gezamenlijk statement van de Nederlandse schrijvers om zich, dan in ieder geval buitenliterair, solidair te verklaren met hun Chinese collega’s. In plaats daarvan lijken commerciële motieven de boventoon te voeren. De Nederlandse koopmansgeest heeft onder de commotie dan ook geen moment geleden, want op en rond de beurs zijn de afgelopen dagen “talrijke ‘deals’ gesloten” zoals Henk Pröpper dit weekend niet zonder trots memoreerde in een ingezonden brief in De Volkskrant. Aan het eind van zijn betoog kwam de voorzitter van het Nederlands Letterenfonds terug op de vraag hoe de auteurs hun engagement hadden moeten tonen. “Harde woorden, grote gebaren zijn niet altijd nodig om een (kleine) rol te spelen. Laten wij liever wat bescheiden zijn, en pragmatisch en efficiënt (…)”. Een ongetwijfeld doeltreffende manier van aanpak binnen het Nederlandse poldermodel. In dit geval was een ondubbelzinnig gebaar van solidariteit van het letterkundige gezelschap echter meer op zijn plaats geweest.