OPINIE - Het nieuwe woningmarktakkoord en recente weerstand in de Tweede Kamer tegen energielabels voor huizen zijn een goede aanleiding het energiebeleid voor de gebouwde omgeving eens stevig op de schop te nemen.
Sommigen weten het nog: toenmalig premier Den Uyl die tijdens de oliecrisis van 1973 met een zorgelijk gezicht verklaarde dat het nooit meer zou worden zoals het was en opriep de gordijnen te sluiten. Sindsdien wordt er geknobbeld op manieren om de gebouwde omgeving energiezuiniger te maken. Er is een bonte stoet aan plannen en maatregelen voorbijgetrokken, uiteenlopend van softe convenanten en akkoorden met lagere overheden via task forces en stuurgroepen, tot en met normstelling, verplichtingen en heffingen. Ze zijn afkomstig van overheden, bouw- en installatiebedrijven, milieuorganisaties, woningbouwcorporaties, Europa, of van coalities van twee of meer van deze organisaties.
De nieuwbouw is er de in de afgelopen jaren flink zuiniger op geworden, maar de bestaande bouw blijft problematisch. Voor veel huishoudens is de energierekening een forse last. Dat alleen al is een reden om effectieve beleidsmaatregelen te zoeken.
Over het zogeheten energielabel voor woningen is al een tijd een felle discussie gaande. In november vorig jaar verwierp de Tweede Kamer het wetsvoorstel “Kenbaarheid energieprestatie gebouwen” dat regelde dat huizen zonder zo’n label niet meer mochten worden verkocht. Nou ja, wie geeft een wetsvoorstel dan ook zo’n malle titel? Nu blijft ook het energielabel voorlopig een soft instrument.
De weerstand in de Kamer is overigens wel te begrijpen. Het label zet op zichzelf niet tot energiebesparing aan; wie een huis met een F- of G-label koopt (energetisch slecht) kan gewoon in een nieuwe keuken of badkamer investeren in plaats van in isolatie. En hoe betrouwbaar is zo’n label eigenlijk?
Een nieuwe loot aan de stam is het recente woningmarktakkoord, waarin het idee van een revolverend energiebesparingsfonds is opgenomen. De rijksoverheid trekt daar € 150 miljoen voor uit, en hoopt dat marktpartijen bijplussen tot een bedrag van € 600 miljoen. Of het tot zo’n bedrag komt moet nog worden afgewacht, maar het is in elk geval een stap.
De discussie over het energielabel en de aanzet tot een besparingsfonds zijn een goede aanleiding het energiebeleid voor de gebouwde omgeving wat steviger op de schop te nemen.
Uitgangspunt is de ervaring dat er uiteindelijk maar twee soorten effectieve instrumenten zijn: quoteren of beprijzen. Een quotum legt een maximaal volume vast (CO2, of MJ energie) dat mag worden uitgestoten of verbruikt. De prijs is een resultante. Bij beprijzen is het omgekeerd: dan wordt de prijs (een heffing, een belasting) vastgelegd, en wat resulteert is een volume, de CO2 die dan de facto wordt uitgestoten of de energiehoeveelheid die de facto wordt verbruikt.
Voor beide benaderingen zijn al eerder plannen uitgewerkt. In 2002 kwam de toenmalige commissie-Vogtländer met het idee de gebouwde omgeving onder een CO2-plafond te brengen. Niet door elk huisje aan de emissiehandel mee te laten doen, maar door CO2-rechten upstream neer te leggen, bij de bedrijven die gas en warmte aan de gebouwde omgeving leveren. Voor elektriciteit werkt het al zo. Ook CE Delft heeft herhaaldelijk, onder meer in het ambitieuze Green4Sure-plan, vormen van quotering voorgesteld.
Ideeën voor beprijzing van energie voor de gebouwde omgeving zijn al zo oud als de weg naar Kralingen. Begin jaren ’90 vonden er stevige debatten over plaats, met vergelijkbare argumenten als nu spelen: hoe reageren de consumenten uiteindelijk, en hoe zorgen we ervoor dat de arme kant van Nederland niet door een hogere energierekening nog verder in de problemen komt. Door een constructieve opstelling van veel betrokkenen, waaronder letterlijk De Arme Kant van Nederland, ontstond draagvlak voor een regulerende energieheffing waarvan de opbrengst zo werd teruggesluisd dat de lagere inkomens er gemiddeld niet op achteruitgingen, maar wel een besparingsprikkel aan den lijve voelden.
Dat al die slappe akkoorden en convenanten niet werken, dat weten we nu wel. Daarom: van tweeën één, u zegt het maar. Stel ofwel een quotum in, ofwel verhoog de prijs van energie, en gebruik de opbrengsten voor algemene terugsluizing en/of voor financiering van besparing. Dat kan het fonds van nu € 150 miljoen in elk geval tot de beoogde 600 miljoen worden uitgebouwd.
Voor elk van beide, quoteren of beprijzen, is wel wat te zeggen. En ook tegen elk van beide. Maar tegen alle pogingen tot vrijwillige en microsturing in de gebouwde omgeving is nog veel méér te zeggen. Weeg af en kies: quoteren of beprijzen. Het wordt tijd voor echt effectieve sturing.
Met dank aan collega Hans Warmenhoven voor voorbereidend uitzoekwerk. Dit artikel is een licht bewerkte versie van een column die eerder op Energiepodium stond.
Reacties (5)
Dat laatste is al het geval.
De energieprijs (in de eurozone) stijgt al met 9% op jaarbasis.
Prijsstijging werkt heel goed om het energieverbruik terug te dringen. Een quotum instellen is dan niet nodig.
Overigens is het elektriciteitsverbruik in Nederland verantwoordelijk voor slechts 25% van de Nederlandse CO2-uitstoot. Door verwarming en transport te beperken kun je veel meer winst behalen.
Heeft Nederland al niet een van de hoogste energieprijzen ter wereld? Het kan nog een beetje hoger, maar als we echt bovenaan staan dan zijn wij voorlopig wel klaar. En elke consument heeft natuurlijk het recht zo veel energie te gebruiken als hij/zij maar wil. Een quotum gaat natuurlijk helemaal nooit gebeuren. Het idee alleen al. Verder kan je nog met heel veel moeite naar 70% duurzame energie opwekking de komende decennia. En verder? CO2 onder de grond stoppen en allemaal hybride rijden. En tenslotte is het verstandig te accepteren dat meer dan 40% reductie voor 2050 er niet in zit.
Ook dit artikel blijft eenzijdig beperkt tot het energieverbruik in gebouwen of eigenlijk alleen huizen. Grootverbruik in andere gebouwen blijft buiten beeld. De hele lage prijs van grootverbruikers en belastingvrije energieprijs ook.
De schrijver vraagt al “hoe betrouwbaar is zo’n label eigenlijk?”
Energieverbruik per m2 is helder, vergelijkbaar, begrijpelijk
Wie regelmatig vliegt verbruikt daarmee meer energie dan al zijn andere aktiviteiten, in een voor het klimaat erg schadelijke vorm.
Zonder vliegtax is elk klimaatbeleid ongeloofwaardig.
Verplicht de nutsbedrijven om hun aandeel zon-windenergie jaarlijks te vergroten. Daar deelt eenieder in ook als je geen geschikt dak hebt of geld voor zonnepanelen. Waarom krijgen kasgebruikers hun energie voor een prikje en blijven bloemen en planten te goedkoop?
CO2 quoteringen wordt nu al gepoogd met de bijbehorende uitzonderingen en andere onhelderheden. Vervang dit door een merkbare CO2 prijs. Als de CO2 uitstoot ongewenst is, is een vrijwel gratis CO2 uitstoot heel tegenstrijdig.
Roland @3: 1. Van mij mag vliegverkeer best belast worden uit oogpunt van concurrentie t.o.v. o.a. treinverkeer, of op product niveau (rozen uit Kenia) maar je overdrijft vreselijk door te stellen dat zonder vliegtax elk klimaatbeleid ongeloofwaardig is. CO2 uitstoot t.g.v. vliegen is een paar procent en een duurzaam alternatief bestaat er niet voor kerosine. Vrijstelling van tax is overigens internationaal geregeld. Moet het anders? probeer de rest van de wereld te overtuigen, prettige wedstrijd.
2. Grootgebruikers krijgen altijd korting. Wie groot inkoopt mag altijd op een lagere prijs rekenen. Kasgebruikers zijn grootgebruikers en krijgen korting op gas. Zelfs particulieren die zich verenigen kunnen lagere prijzen bedingen. Volstrekt normaal.
@4: Als de verkoop zo groot mogelijk moet zijn, is korting begrijpelijk, doch gas in de uitverkoop doen om zo snel mogelijk uitgeput te raken staat haaks op een (duurzaam) energiebeleid.
Wereldwijd zorgt vliegen vertaald in de klimaatgevolgen – uitstoot op grote hoogte – voor een aandeel van zo’n 10%. Dat voor een aantal gebruikers dat een minimaal % van de wereldbevolking is, al helemaal bij veelvliegers (3 of meer keer per jaar).
Luchtvaart is een forse groeisektor is. Schiphol verwerkt nu 50 miljoen en vergroot de luchthaven voor zo’n 80 miljoen gebruikers, naast alle regionale luchthavens! Vervoer is nu al de belangrijkste energieverbruiker en groeier. In de statistiek zie je vaak alleen binnenlands verbruik niet het fors groeiend internationaal transport.
Onze landelijke CO2 uitstoot is wat gedaald, maar de CO2 uitstoot door onze konsumptie blijft stijgen