ACHTERGROND - Wat je wellicht opvalt aan het denken van Protagoras en Gorgias, is hoeveel ze verschillen van hun voorgangers. Herakleitos, Parmenides en Empedokles hielden zich vooral bezig met de natuur. Ze vroegen zich af hoe die in elkaar zou zitten. Protagoras en Gorgias wendden zich radicaal tot de mens en zijn meningen.
Daar hadden ze een filosofische onderbouwing voor. Filosofie die over iets gaat dat losstaat van de mens, leidt volgens de ware sofist nergens toe. Dat is allemaal maar speculatief gedoe en leidt enkel tot dwalingen.
De sofisten hadden dan ook geen al te hoge dunk van hun filosofische voorvaderen. Die kwamen volgens hen niet verder dan onderlinge tegenstrijdigheden. Dat gehakketak over de ‘werkelijke wereld’ los van de mens, dat vonden ze maar waardeloos. Vooral voor Parmenides konden ze maar weinig respect opbrengen: die had er werkelijk niets van begrepen.
Waarheid versus mening
Sofisten bestuderen dus niet ‘de waarheid’ maar de menselijke mening. Volgens Protagoras zijn meningsverschillen fundamenteel kenmerkend voor de mensheid. ‘Over elke zaak bestaan twee opvattingen, die recht tegenover elkaar staan’, zegt hij. In zijn theorie is er dus geen fundamentele overeenstemming: integendeel. De waarheid wordt continu geconstrueerd in een levendig debat tussen mensen.
Misschien kun je je nu voorstellen hoe Gorgias en Protagoras met hun taalfilosofie en hun filosofie over meningen een filosofische grond voor de democratie gevonden dachten te hebben. Immers, als er geen objectieve waarheid is, dan zijn er alleen maar ervaringen van mensen, en een democratie is bij uitstek een politiek systeem dat meningen weegt, en zo zijn eigen politieke waarheid constitueert.
Democratie is eerlijk
Democratie is zodoende in feite de geformaliseerde manifestatie van hoe de menselijke samenleving eigenlijk altijd al gefunctioneerd heeft. Het is de meest natuurlijke en eerlijke manier om tot politiek te komen.
Plato voert in zijn dialogen veel sofisten op als gesprekspartners. Zo laat hij Protagoras zeggen dat ieder mens even deskundig is als het gaat over moraal en politiek. Of dit ook de mening van Protagoras zelf was, is onduidelijk. Maar het sluit wel aan bij wat er van hem is overgeleverd. En ook al is het misschien een aanvechtbare stelling, het is in ieder geval wel een heel democratische.
[Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God, dat een introductie biedt tot de filosofische stromingen van de oude wereld. Het hele boek is hier te bestellen.]
Reacties (2)
Dit lijkt me wel een erg simplistische voorstelling van zaken. Er zijn natuurlijk wel degelijk onomstotelijke waarheden en daarnaast meningen over wat die waarheden voor consequenties moeten hebben voor politieke besluiten. Daarover wordt in een democratie gedelibereerd. De suggestie dat een democratie geen boodschap heeft aan waarheden zoals die bijvoorbeeld in wetenschappelijk onderzoek worden vastgesteld lijkt me nogal gevaarlijk. Dan zou de meest overtuigende spreker altijd overwinnen, ongeacht de onzin die hij te berde brengt. Ik zal geen voorbeelden noemen.
Hoe verontrustend ook, dat ligt wel in de lijn van de gedachten van mensen als Gorgias. Daar moet wel bij gezegd worden dat voor zover wij het weten sofistische denkers daar wel overeenstemming van waarnemingen voor in de plaats zetten. Maar het geloof dat er geen waarheden zijn buiten de mens om, is fundamenteel. Dat is op zich geen gekke gedachte. Het is ook productief in te zetten in plaats van alleen destructief: denk aan de wetenschappelijke scepsis, waarin geen waarheden worden erkend maar slechts modellen die beter of minder goed passen bij de gestructureerde waarneming. Ik vind dat soort relativisme belangrijk. Het kan namelijk óók destructief zijn wanneer mensen een onomstotelijke waarheid aannemen en daaraan vasthouden. Uiteindelijk kunnen we zeggen, is het Ding an sich onkenbaar, en weten we slechts van ervaringen.