Rob Jetten lijkt de laatste tijd steeds meer te flirten met rechts. Wie luistert, hoort het schuiven. Hij benadrukt dat de keuze in de politiek “niet zozeer over rechts of links” gaat. Dat klinkt als de openingszin van iemand die alvast een uitweg zoekt voordat de avond goed en wel begonnen is. D66, ooit het geweten van het ‘redelijke midden’, maakt zich op voor weer een ronde ideologische Tinder: swipen naar wie de macht heeft, niet per se naar wie de principes deelt.
De partij lijkt te leven van ambiguïteit. D66 is een kameleon die in elke coalitie van kleur verandert. In een kabinet met linkse partijen verdedigen ze de rechtsstaat en het klimaat. In een kabinet met rechts dereguleren ze de markt en praten ze over “persoonlijke verantwoordelijkheid”. Dat is niet ideologische lenigheid, dat is strategische vloeibaarheid: alles om in de regering te mogen zitten.
Zo bezien is het logisch dat Jetten de afgelopen tijd opvallend vaak tegen rechts-conservatieve thema’s aanschurkt. Hij flirt met patriottisme, spreekt over “een sterk Nederland” op een toon die een PVV’er of VVD’er niet zou misstaan, en laat de deur open voor samenwerking met partijen op de radicale rechterflank. Tegelijk probeert de partij links-progressief Nederland ook te paaien.
Jetten zelf positioneert zich nadrukkelijk “boven” de links-rechts tegenstelling. Dat klinkt modern, maar in werkelijkheid is het een bekentenis van richtingloosheid. Het is precies die berekende middenpositie die D66 zo ongewis maakt. Een stem op Jetten kan uitpakken als steun voor klimaatbeleid en onderwijsinvesteringen, maar evengoed eindigen in een coalitie die verder naar rechts beweegt dan je als kiezer ooit bedoelde. D66 heeft geen vaste ideologische ondergrond, alleen de vaste overtuiging dat ze nodig zijn om het land bestuurbaar te houden. Dat klinkt redelijk, maar bestuurbaarheid is ook een prima excuus voor continuïteit van het bestaande.
Martin Luther King schreef ooit dat hij “diep teleurgesteld was in de gematigde blanke”, die meer gaf om orde dan om gerechtigheid, die liever een negatieve vrede had, de afwezigheid van spanning, dan een positieve vrede, de aanwezigheid van rechtvaardigheid. Het is een ongemakkelijke vergelijking, maar ze past. In de Nederlandse politiek is D66 de belichaming van die gematigde rust: de partij die spanning mijdt, conflicten dempt, en zo het onrecht dat al bestaat in stand houdt. Een stem op D66 is daarmee geen keuze voor vooruitgang, maar voor stilstand en als het tegenzit achteruitgang. Een negatieve vrede in progressieve verpakking.
De partij die ooit opgericht werd om de democratie te vernieuwen, is inmiddels zelf het beste bewijs van de stagnatie ervan. De huidige generatie D66’ers, Jetten voorop, lijkt te geloven dat er geen echte keuzes meer zijn, alleen combinaties. En wie daarop stemt, mag zich niet verbazen als de volgende coalitie dezelfde reactionaire reflexen vertoont als de vorige, alleen met een iets groener of socialer sausje. Maar dat weet je natuurlijk nooit, het blijft D66.