COLUMN - Elk land krijgt de markt die het verdient, deugend of niet, betoogt Marcel Canoy in zijn column op Sociale Vraagstukken.
Dingdong. In de linkerhoek bevindt zich de grote kampioen Adam Smith, bijgestaan door zijn charmante assistente Deirdre McCloskey. In de rechterhoek de vuige uitdager Bernard Mandeville, vergezeld door luid boegeroep van de linkse kerk.
Het gevecht kan beginnen. Mandeville opent met een directe rechtse op de kin van Smith, die meteen gestrekt gaat. We hebben het niet over een bokswedstrijd, maar over een filosofische strijd waarin Bernard Mandeville met zijn uiterst provocerende fabel der bijen een lofzang op het eigenbelang hield. Handelen in het belang van anderen vond hij verdacht, ijdel of uiteindelijk te verklaren uit eigenbelang.
Adam Smith was het fundamenteel met Mandeville oneens en bestreed hem in scherpe bewoordingen. Smith was een aanhanger van Aristoteles en geloofde dat mensen nastreven deugdelijk te zijn. Hij gunde Mandeville wel het punt dat veel (vooral economisch) handelen uit een welbegrepen eigenbelang ontstaat, maar dat impliceert in het woordenboek van Smith geen puur egoïsme, maar een balans tussen eigenbelang en het belang van anderen.
De tragiek
De tragiek is dat Smith en Mandeville later volkomen onterecht op één hoop werden gegooid. De eerste omdat hij in de onzichtbare hand zou geloven en daarmee de onvrijwillige grondlegger werd voor het naakte kapitalisme. De tweede omdat die zou hebben aangetoond dat markten fundamenteel slecht gedrag uitlokken, of zelfs alleen floreren bij ondeugdelijk gedrag.
Door deze schijnvertoning weten we honderden jaren later nog steeds niet of markten nu deugen of niet. Aan de ene kant zien we dat het kapitalistische systeem niet alleen enorme welvaart heeft gegenereerd, maar ook armoede effectiever terug weten te dringen dan andere systemen. Zo slecht kan het niet zijn. Aan de andere kant zien we door de financiële crisis wat de bizarre schaduwkant van het systeem is.
De kardinale deugden
In het project Moral markets probeert een groot aantal Nederlandse wetenschappers dichter bij een antwoord op de vraag te komen onder welke voorwaarden markten deugen of niet. De vier kardinale deugden van Aristoteles zijn daarbij altijd een goed startpunt.
Zo kan men claimen dat markten leiden tot voorzichtigheid (Prudentia). Als mensen risico’s nemen met eigen geld en niet voldoende voorzichtig opereren, leidt dat tot faillissement. Het ontbreken van de mogelijkheid van een faillissement in een niet-marktomgeving is vaak juist aanleiding tot minder deugdelijke handelingen. Ook is het evident dat moed (Fortitudo) nodig is om te ondernemen. Het kan immers ook misgaan op de markt en dan moet men zelf op de blaren zitten. Dat vereist moed. Het is niet voor niets dat risicomijdende mensen vaak in de publieke sector terecht komen.
Zelfbeheersing (Temperantia) is ook al nodig omdat het nemen van te veel risico’s tot ongelukken leidt. Tot slot past ook rechtvaardigheid (Justitia) bij markten. Als een ondernemer onrechtvaardig handelt ten opzichte van zijn medewerkers, klanten of leveranciers, dan kan hij daar misschien een tijdje mee wegkomen, maar uiteindelijk loopt hij tegen de lamp.
De wereld van Mandeville berust niet op empirische observaties en is filosofisch flinterdun. Er is niets fundamenteel ondeugdelijk aan markten. Sterker nog, deugden zijn nodig om markten goed te laten functioneren.
Daarmee is de omgekeerde causaliteit nog niet aangetoond. Leiden markten ook tot deugdelijk gedrag? Dat is lastiger. Maar zolang succes op een markt afhankelijk is van deugden, zoals hierboven beschreven, heeft iedereen een prikkel om zich deugdelijk te gedragen. De meest succesvolle ondernemer is dan degene die zich het best verdiept in klanten, de beste relaties heeft met leveranciers, collega’s en medewerkers, en bereid is risico’s te nemen – maar niet teveel. Leve de markt!
De ruis
Is daarmee de vraag beantwoord? Op een algemeen niveau wel. De markt (als abstracte institutie) deugt en lokt zelfs deugdelijk gedrag uit. Samenlevingen waar de markt onderdrukt wordt, floreren niet, zoals recentelijk op pijnlijke wijze bleek uit het debacle in Venezuela. De linkse kerk moet zijn wonden likken.
Maar er wrikt iets. Als het waar is dat markten deugen, waarom zien we dan zoveel tegenvoorbeelden? Hebberige kapitalisten die wegkomen met langdurig gegraai, inkomensongelijkheden die in sommige landen surrealistische en zelfs ontwrichtende proporties aannemen, en bedrijven die stelselmatig over de schreef gaan met kinderarbeid, wapenhandel of milieuvervuiling. We kunnen dit onmogelijk afdoen als ongelukkige incidenten of colletaral damage. Is het eigenlijk niet de rechtse kerk die zijn zonden moet overdenken?
De voorwaarden
De clou zit hem in de conditionaliteit van de markt die deugdelijk gedrag uitlokt. Zolang succes op een markt afhankelijk is van deugden, heeft iedereen een prikkel om zich deugdelijk te gedragen. In theorie klopt dat en in de praktijk ongetwijfeld vaak ook, maar even vaak ook niet. Een markt functioneert ook in technische zin als niet aan deze voorwaarden is voldaan. Vraag en aanbod komen bij elkaar en een prijs komt tot stand, maar de uitkomst is geen rozengeur en maneschijn.
Stel dat het loont om kleren te maken met behulp van kinderarbeid. De kleren zijn daardoor goedkoper, de consument weet van niets – of wil het niet weten – en de overheid knijpt een oogje toe. Idem met kiloknallers in de vleesindustrie of milieuvervuiling. Het verhaal wordt dan belangrijk anders. Deugdelijk gedrag wordt door consumenten afgestraft en het zijn juist de schurken die het meest verdienen. De markt faalt in morele zin, niet omdat vraag en aanbod niet samenkomen, maar omdat onderliggende maatschappelijke waarden (zoals milieubescherming of dierenwelzijn) niet voldoende gewaarborgd worden.
Hetzelfde geldt voor misstanden in de financiële wereld die tijdens de crisis onthuld werden. Als het loont om met andermans geld te gokken en verliezen af te wentelen op het collectief, kunnen de vrome verhalen over deugden in de prullenbak worden gegooid.
De balans
Markten deugen alleen naarmate de samenleving markten laat deugen. Dat vereist een goed functionerende overheid die waarden beschermt die niet van nature worden geprijsd (zoals kinderrechten of duurzaamheid). Maar het vereist tevens een bredere inbedding van markten in de samenleving.
Markten deugen niet in isolatie van andere maatschappelijke krachten. Er is een rechterlijke macht nodig die eigendommen beschermt; een democratisch systeem dat de overheid controleert; een mededingingsautoriteit die toeziet op of er voldoende concurrentie is; een vrije pers die als waakhond optreedt; sociale cohesie die bijdraagt aan een collectief moreel kompas. Alleen dan kan de markt deugen en deugdelijk gedrag aanmoedigen.
De markt als institutie is niet zozeer immoreel als amoreel. Het kan een vehicle zijn voor zowel deugdelijk als ondeugdelijk gedrag, al naar gelang de randcondities. De Franse diplomaat en filosoof Joseph de Maistre (1753-1821) bedacht de kreet: “Elk volk heeft de de regering die het verdient” (Toute nation a le gouvernement qu’elle mérite). We hebben nu een nieuwe versie: Elk land krijgt de markt die het verdient, deugend of niet.
Marcel Canoy is distinguished lecturer bij de Erasmus School of Accounting and Assurance, en columnist voor www.socialevraagstukken.nl.
Reacties (6)
Ik twijfel of er gesteld kan worden of de markten dan wel of niet deugen. De deugden zoals aristoteles aanhaald, hebben betrekking op mensen. Daarnaast is lijkt het mij dat deugden voortkomen vanuit de mens en dat deze moeilijk kunnen worden opgelegd van buiten de mens.
‘Door deze schijnvertoning weten we honderden jaren later nog steeds niet of markten nu deugen of niet.’
Wat een ontzettende religieuze pre-occupatie is dit toch.
Deugen of niet deugen dat zijn culturele concepten waar een markt zich helemaal niets van aantrekt. Als je wil dat de markt deugt, dan moet je ingrijpen. Regulering dus. Anders krijg je egoisme, zelfverrijking, monopolisme etc.
@3
Goed opgemerkt. De markt zélf is “struggle for life”. Die heeft geen mening, daar gaat het om het recht(s) van de sterkste. Ideologische verdwazing (socialisering) is de polariteit van de markt.
Ergens daar tussen in bevinden zich de menselijke aspecten. Die kunnen we reguleren. De regulering is een compromis van de markt en ideologische verdwazing.
Naar mijn mening “deugen” oliemaatschappijen totaal niet in het algemeen. Ja, er werken daar deugdelijke mensen, maar er is genoeg milieuvervuiling, omkoping, steun aan dictaturen, lage lonen etc. om deze oliemultinationals te vervloeken. Maar toch tank ik bij Shell of PB, die enerzijds in Nigeria en anderzijds de Mexicaanse Golf vervuilen en er mee weg (willen) komen. Je kunt blijven schrijven over markten in abstracte en globale zin, maar zolang je niet de concrete werkelijkheid meeneemt, zit je gewoon nutteloos te zwetsen.
De markt is op langere termijn een fictie. De voorwaarden voor een vrije markt (sterke deregulering) geven alle ruimte aan de (andere) werktuigen van het kapitalisme, waardoor de markt inherent instabiel en suïcidaal is; Omdat het aantal aanbieders en het aantal vragers vrijwel altijd sterk verschillen, is er de gelegenheid om één zijde van de markt te controleren (door kartelvorming, of monopolisering door al dan niet eerlijke concurrentie, omkoping, chantage, geweld en overname van concurrenten), waardoor de markt zichzelf uiteindelijk om zeep brengt. Regulering kan deze mechanismes beperken (overigens vrijwel onmogelijk allemaal verhinderen), maar gaat ten koste van het marktprincipe.