De jongens van Tao
COLUMN - ‘Jongens waren we, maar aardige jongens…’
Bij het kijken naar de vierde aflevering van ‘Door het hart van China’ van Ruben Terlou, schoot ineens dit zinnetje van Nescio door mijn hoofd. Ik keek naar een paar Chinese adolescenten die zich op een berg in een mistroostige en nogal vochtige omgeving hadden teruggetrokken in een vervallen huisje. Ze zochten ‘het rechte pad’, of ‘de juiste weg.’
In huis-tuin-keuken-Chinees: Tao.
Ze mediteerden wat, dronken sloten thee en lazen eeuwenoude geschriften. Het waren ongetwijfeld aardige jongens. Gevoelige jongens bovendien. Dat was vooral de reden dat ze daar op die berg in die mist zaten. Ze hadden namelijk moeite met de Chinese maatschappij en de druk die deze legt op haar leden. Het zoeken naar wijsheid en ‘het rechte pad’ leken welkome excuses om een terugtrekkende beweging uit die maatschappij te maken.
Op Wikipedia lees ik: ‘Men kan tao alleen bij benadering leren begrijpen.’
Dat klinkt niet echt veelbelovend als je van klare taal houdt en hunkert naar duidelijke antwoorden op complexe levensvragen. Op een website met als core business spirituele teksten lees ik zelfs: ‘De essentie van tao is dat het niet uitgedrukt kan worden. Als men denkt het wel te kunnen uitdrukken, dan is het niet tao.’
Leuker kunnen we het niet maken.
Zeker niet makkelijker.
De vaagtaal wel nog ondoorgrondelijker formuleren.
Maar dan: hoe kun je zo stellig zijn over iets waar niets met zekerheid over te zeggen valt?
Misschien ligt hierin wel de essentie van alle mysticisme: het wekt de indruk alsof we met iets heel speciaals te maken hebben, maar als we beter kijken zien we alleen een ezel die achter een wortel aan een stok loopt.