De designerbaby als moreel vraagstuk
ACHTERGROND - De CRISPR/Cas9-techniek maakt het mogelijk om stukjes DNA te knippen en plakken, waarmee designerbaby’s dichterbij komen. Een goede ethische discussie hierover kan zorgen voor juiste beleidskeuzes.
Toen in 1978 Louise Brown als eerste door middel van IVF ter wereld kwam barstte een wereldwijde discussie los over vergelijkbare morele vraagstukken. Was dit soort ingrijpen in de natuur wel verantwoord? Inmiddels kijken we niet meer op van IVF. In 2006 en 2013 bracht Brown zelf twee zoons ter wereld.
Het is goed denkbaar dat over een jaar of 25 haar zoons voor de keuze staan of zij hun potentiële toekomstige nageslacht willen laten screenen op mogelijke overerfelijke ziekten of beperkingen. Of hun kinderen zelfs van bepaalde genetische voordelen willen laten voorzien.
De wetenschap is hard op weg de mogelijkheden daarvoor binnen handbereik te brengen. Met behulp van CRISPR/Cas9 is het mogelijk om stukjes DNA te knippen en plakken, waarmee designerbaby’s niet langer tot het domein van de science fiction behoren. Hoe ga je om met innovaties die weerstand oproepen in de samenleving? Is dit een reden voor onderzoekers om hun werk in het geheim te doen?
Tijdens de vierde lezing in de reeks Machtige geheimen legde dr. Annelien Bredenoord, medisch ethicus verbonden aan het UMC Utrecht en Eerste Kamerlid, het publiek uit dat er verschillende morele posities mogelijk zijn ten aanzien van het zogenaamde genome editing. Het in kaart brengen van die posities is een belangrijke stap in het formuleren van eenduidig beleid en heldere wetgeving.