Sociale Vraagstukken

290 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Foto lechenie-narkomanii op Pixabay

Waar staan we in de aanpak van dakloosheid in Nederland?

ESSAY - door Max Huber, Lia van Doorn, Maarten Davelaar

De afgelopen jaren zijn grote stappen gezet op het gebied van dakloosheid, qua kwaliteit van de opvang en begeleiding. Tegelijkertijd is er nog steeds te weinig aandacht voor de structurele oorzaken, met voorop de bestaansonzekerheid en het tekort aan betaalbare woningen. Dit essay beschrijft de uitdagingen om te komen tot een betere aanpak. Opvallend: er is een gebrek aan eenduidigheid over wat dakloosheid is. Dat heeft gevolgen voor de politieke keuze hoeveel geld er beschikbaar is voor daklozen.

In vrijwel alle landen van de Europese Unie tekent zich een sterke stijging af van het aantal dak- en thuislozen. In een poging om het tij te keren, heeft de Europese Commissie op 21 juni 2021 een verklaring ondertekend. Daarin beloven de lidstaten dakloosheid te beëindigen. In deze verklaring – de ‘Lisbon declaration to combat homelessness’ – staat dat:

  • niemand buiten hoeft te slapen door gebrek aan goede opvang;
  • niemand langer dan nodig in de opvang hoeft te verblijven;
  • niemand de gevangenis of het ziekenhuis verlaat zonder adequate huisvesting;
  • zo min mogelijk mensen uit hun huis gezet worden en niemand uit huis gezet wordt zonder ondersteuning naar een passende huisvesting;
Foto: Foto Nijwam Swargiary on Unsplash.

Bijstand of tegenstand

COLUMN - door Marcel Canoy, Sandra van Dijk

Wie niet kan voorzien in zijn of haar bestaan kan aanspraak maken op de bijstand. Het idee is dat de bijstand een strikt minimale voorziening is. Alle manieren om extra middelen te vergaren moeten worden gemeld, er mag geen relevant vermogen zijn en alle extra’s worden direct afgeroomd.

Boodschappenboete

De gevolgen bleken pijnlijk duidelijk bij een recente rechtszaak waar het neologisme boodschappenboete vandaan kwam. Een inwoonster van de gemeente Wijdemeren liet haar boodschappen voor een deel door haar moeder betalen en verzuimde dit te melden. Toen de gemeente daar achter kwam, was zij door de Participatiewet genoodzaakt ruim 7000 euro terug te vorderen.

Giften

Gemeenten hebben weliswaar enige beleidsvrijheid om te bepalen wat een bijstandsgerechtigde aan giften mag ontvangen, maar dat mag geen structureel karakter hebben dat tot kostenbesparing leidt. Kortom, de boodschappen gingen kennelijk te ver en de gemeente – en in navolging de rechter – legde een terugbetaling op.

Wat zit hier achter?

De casus leverde nogal wat ophef op, want voor velen voelt dit onrechtvaardig. Waarom geen boodschappen van je moeder, maar wel levensmiddelen van de Voedselbank? De gedachte is dat een bijstandsgerechtigde niet mag wat alle andere wereldburgers wel mogen: de hulp van familie gebruiken om een menswaardig bestaan te leiden. Kinderen van rijke ouders mogen zelfs een ton belastingvrij cashen om een huis te kopen.

Foto: bertknot (cc)

Twintig jaar Rotterdamwet heeft leefbaarheid niet vergroot

ANALYSE - door André Ouwehand en Wenda Doff

Bijna twee decennia lang probeert Rotterdam in bepaalde wijken de instroom van woningenzoekenden met een uitkering wettelijk in te dammen om de leefbaarheid te vergroten. Tevergeefs. Vanaf volgend jaar is artikel 8 van de Rotterdamwet niet langer van toepassing in Rotterdam. Een grote groep woningzoekenden heeft daar echter weinig baat bij.

Twintig jaar geleden pleitte Pim Fortuyn voor ingrijpende maatregelen om de bevolkingssamenstelling van Rotterdam te wijzigen, omdat volgens hem de meerderheid zou bestaan uit mensen van vreemde herkomst. ‘Dat is te veel. De stad hoort in evenwicht te zijn.’ Zijn pleidooi vond vrij massaal gehoor, ook in de politiek.

Van experiment tot wet

Naar aanleiding van de bevolkingsprognose uit 2003, waarin een groei van het aandeel bewoners met een migratieachtergrond werd voorspeld, vond de toenmalige Rotterdamse deelgemeente-portefeuillehouder in Charlois Dominic Schrijer dat er ingegrepen moest worden in de instroom van bepaalde groepen in bepaalde delen van de stad. In de toen en later afgekondigde maatregelen is afkomst of etniciteit nooit expliciet het criterium geweest, indirect wel.

Een van de maatregelen was het invoeren van een selectief vestigingsbeleid door in sommige gebieden het criterium ‘inkomen uit werk’ in te voeren. Daarvoor moest de Huisvestingswet gewijzigd worden. In 2004 erkende het Kabinet de ‘buitenmaatsheid’ van de problemen in Rotterdam en stond het de gemeente Rotterdam toe te experimenteren met selectieve toewijzing. Ondertussen werkte het Rijk aan de opstelling van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) beter bekend als de Rotterdamwet. Deze werd op 1 januari 2006 van kracht.

Foto: Vattenfall Nederland (cc)

De betere wereld begint helemaal niet bij onszelf

‘Dus de maatregelen waren goed, maar ons gedrag niet?, vroeg een journalist tijdens de coronapersconferentie van 13 oktober vorig jaar aan premier Rutte. Veel verder dan ‘we hebben het samen niet goed genoeg gedaan’, kwam de premier niet. Met dat korte zinnetje gaf de premier onbewust de grenzen en keerzijden aan van de in beleidskringen populaire gedragsbenadering.

Klimaatprobleem door wangedrag

De nadruk in de beleidsvorming op het begrippenkoppel ‘samen’ en ‘gedragsverandering’ komt voort uit een sterk geloof in het individu en de burger. Niet de overheid noch de markt, maar de burger kan de grote maatschappelijke problemen oplossen.

Met het bijna heilige geloof in het individu zijn allerlei gedragsbenaderingen weer komen bovendrijven die sociale vraagstukken, maar ook duurzaamheids- en klimaatvraagstukken ‘omdenken.’ Er zouden geen technologische, maatschappelijke of politieke problemen zijn, maar alleen psychologische problemen. Het gevaar van een dergelijke redenering, merkten HVA-onderzoekers Krispijn Faddegon en Reint Jan Renes hier eerder op, is dat daardoor dat alle problematiek wordt herleid tot gedrag van burgers, met ontkenning van de rol van de context.

Cognitieve dissonantie speelt ons parten

Het klimaatprobleem is in deze optiek vooral het gevolg van cognitieve dissonantie. Deze kent grofweg twee varianten. De eerste is dat we tegelijkertijd zowel klimaatvriendelijke als klimaat-onvriendelijke gedachten en opvattingen koesteren, en er maar niet uitkomen welke de overhand verdienen.

Foto: Sascha Kohlmann (cc)

Inburgering op z’n Duits: steunen, sancties werken niet

ANALYSE - door Huub Verbaten

Ook de nieuwe Nederlandse inburgeringswet is weer calvinistisch streng: gij zult inburgeren, want anders… Het Duitse beleid laat zien dat een inburgeringsbeleid veel effectiever is als het inburgeraars ondersteunt en niet voortdurend met straffen dreigt.

Binnen de Nederlandse politiek woedt al decennia een heftig debat over het inburgeringsbeleid. Het resultaat daarvan is een uiterst complexe wetgeving en een minstens zo moeizame uitvoering.[1] De problemen bij de inburgering zijn legio: een slecht uitpakkende keuze voor marktwerking, een overschatting van de zelfredzaamheid van nieuwkomers en een systeem dat totaal niet aansluit op het aanpalende participatie- en onderwijsbeleid.

 Het Duitse voorbeeld; daar kan Nederland alleen van dromen

Vanaf 1 januari 2022 zou de situatie moeten verbeteren, dan treedt er na eerder uitstel een nieuwe inburgeringswet in werking. Hoewel die wet op bepaalde punten zeker een verbetering inhoudt, zijn lang niet alle problemen opgelost.

Neem de taaleis van inburgering (en naturalisatie); die wordt verhoogd naar niveau B1 (gevorderd), terwijl de lagere A2-norm (basisniveau) momenteel al voor flink wat problemen zorgt. Van de nieuwkomers in Nederland die in 2015 inburgeringsplichtig waren, haalde 68 procent vier jaar later het examen op A2-niveau. Onder hen waren ook mensen die in aanmerking kwamen voor vrijstelling. Ruim 27 procent van de inburgeringsplichtigen kreeg ontheffing en 3 procent slaagde voor een examen op B1- of B2-niveau.[2] Omdat het stelsel bol stond van dwang en sancties kozen nieuwkomers massaal voor het A2-niveau om maar aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

Foto: René Gademann (cc)

Deze superzomer kan niet zonder vrijwilligers

Zijn vrijwilligers deze (super)zomer waterdragers? Blijven ze met lege handen achter? De super sport- en cultuurzomer met vanwege de coronacrisis uitgestelde evenementen als het Eurovisie Songfestival, de Olympische Spelen en het EK-voetbal in een ander licht bezien.

Deze zomer wordt een super sport- en cultuurzomer. Na lang wachten kunnen we eindelijk ons huis uit en genieten van mooie sport, cultuur en muziekevenementen. Veel van deze evenementen kunnen niet zonder vrijwilligers. Krijgen de vrijwilligers de eer, plaats en waardering die zij verdienen of verdwalen ze in de turbulentie van de evenementen en staan ze ook deze zomer na afloop met lege handen? Blijven vrijwilligers waterdragers?

Investeerders of sprinkhanen?

Al jaren woedt de discussie over maatschappelijk nut en noodzaak van grote en supergrote sport- en cultuurevenementen. Deze zomer zien we een concentratie door de uitgestelde evenementen vanwege de coronacrisis, zoals het Eurovisie Songfestival, de Olympische Spelen, EK-voetbal, et cetera. Zijn deze mega-events die van stad naar stad en van land naar land trekken de investeringsmagneten die de lokale economie en samenleving stimuleren (zo wordt het verkocht), of zijn het sprinkhanen die steden en landen leegzuigen, de voedingsbodem voor lokale events en gemeenschappen verschralen, burgers verdwaasd achterlaten en daarna verder trekken op onze planeet?

Foto: cc Emma Simpson via Unsplash.

Neoliberaal getinte ‘roze’ positieve gezondheidsbril verblindt

COLUMN - Rob Arnoldus en Mark de Koning

Welzijns-en gezondheidsinstanties omarmen schijnbaar gedachteloos het concept van positieve gezondheid. Met veerkracht, eigen regie en coping komt de zieke in beeld als een gezond mens. Het concept doet geen recht aan het lijden van ernstig zieke patiënten, aan de positie van groepen die over onvoldoende gezondheidsvaardigheden beschikken, en ook niet aan het recht op gezondheid.

In 2011 verschijnt een artikel van Machteld Huber en collega’s in het British Medical Journal waarin afscheid wordt genomen van het alledaagse denken over gezondheid en impliciet ook van het recht op (volledige) gezondheid – als tegenpool van ziekte. De auteurs nemen afscheid van definitie van de World Health Organization (WHO) waarin gezondheid wordt gezien als een toestand van compleet lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden – en niet alleen de afwezigheid van ziekte en gebrek. Volgens hen zou de WHO-definitie medicalisering in de hand werken, te veel de nadruk leggen op wat niet kan en daarmee (oudere) chronisch, zieke mensen definitief ziek kunnen verklaren.

In hun nieuwe positieve omschrijving wordt gezondheid benoemd als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van lichamelijke en sociale uitdagingen van het leven. Op de voorgrond staat het adaptievermogen: het vermogen van een individu om zich aan te passen aan een gewijzigde situatie. Sleutelbegrippen zijn veerkracht, eigen regie en coping.

Foto: Molly John (cc)

Arbeidsmigratie is onvoldoende voor balans tussen beroepsbevolking en zorgvraag

Zelfs bij hoge arbeidsmigratie zal de beroepsbevolking tot 2050 minder sterk groeien dan de vraag naar langdurige zorg. Het NIDI adviseert het nieuwe kabinet daarom te investeren in onderwijs, participatie en een preventief gezondheidsbeleid. Meer gezonde, goed geschoolde mensen die met z’n allen meer werken remmen de groeiende zorgvraag af.

De vergrijzing leidt tot een toenemende druk van de zorgvraag op de beroepsbevolking blijkt uit het recente rapport ‘Bevolking 2050 in beeld: opleiding, arbeid, zorg en wonen’ van het NIDI en het CBS. Omdat de hoge geboorteaantallen van na de oorlog en de daling van het aantal geboorten vanaf de jaren zeventig een belangrijke oorzaak zijn van de huidige vergrijzing, wordt vaak geredeneerd dat een stijging van het kindertal een remedie is tegen de gevolgen van vergrijzing.

Een hoger kindertal leidt echter pas over tientallen jaren tot een substantiële toename van de beroepsbevolking. De eerstkomende decennia leidt een hoger kindertal vooral tot een toename van de arbeidsvraag – voor kinderopvang en onderwijs.

Hoge arbeidsmigratie leidt wel op korte termijn tot een toename van de beroepsbevolking. Zij kan bijdragen aan het vervullen van vacatures van nu. Diverse sectoren, zoals land- en tuinbouw en distributiecentra zijn in belangrijke mate afhankelijk van arbeidsmigranten. Op de lange termijn is dit echter niet voldoende.

Foto: Floris van Halm (cc)

Geen herstel maar hervorming na deze crisis

Steeds meer politici en belangenverenigingen roepen om een ‘nationaal herstelplan’. Dit suggereert dat de huidige crisis plotseling zaken heeft geschaad die ook gemakkelijk hersteld kunnen worden. Koen Frenken (hoogleraar Innovation Studies aan het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht) ziet dat anders: het zijn vooral structurele ongelijkheden die door de coronacrisis groter werden. Om die aan te pakken zijn geen herstelplannen, maar hervormingen nodig.

De eerste ongelijkheid die door de crisis sterk toenam, is de scheefgroei op de arbeidsmarkt tussen vast en flex: een afnemend aandeel van vast heeft een grote mate van zekerheid van werk, inkomen en pensioen, terwijl een toenemend aandeel van flex een onzeker bestaan kent. Deze scheidslijn is niet enkel economisch, maar ook sociaal, omdat flex veel vaker voorkomt onder vrouwen, migranten en laagopgeleiden. Het is duidelijk dat juist in de flex-groep de zekerheid van werk en inkomen sterk is afgenomen tijdens de crisis, en dat de steunmaatregelen voor deze groep niet altijd soelaas bieden.

Door onlineplatformen en vastgoed groeien verschillen

De tweede ongelijkheid betreft het grootbedrijf en kleine ondernemers. Een kleine groep van platformbedrijven (Microsoft, Amazon, Uber) groeide de afgelopen decennia sterk in omvang en winstgevendheid, zonder belasting af te dragen in de landen waar ze actief zijn. Daarmee samenhangend werd een steeds grotere groep van kleine bedrijven en zelfstandigen (in retail, reisbranche, taxi, media, uitgeverij) afhankelijk van deze platformen, met dalende inkomsten (en lonen) van dien. Daarnaast heeft de concentratie van vermogen uit vastgoed bij een klein deel van de bevolking jonge woningzoekenden sterk op afstand gezet en de tweedeling in steden (tussen wijken) en in het land (tussen Randstad en krimpgebieden) versterkt.

Foto: Thomas Hawk (cc)

Wanneer is iemand te rijk?

ONDERZOEK - door Vincent Buskens en Ingrid Robeyns.

Nederlanders zijn het er in grote lijnen over eens wanneer mensen simpelweg teveel geld hebben. Toch vinden ze overheidsmaatregelen die voorkomen dat mensen extreem rijk worden, zoals een bovengrens aan spaargeld en erfenissen, niet nodig. Extreme rijkdom belasten om de armoede van anderen te verlichten, vindt men wel een goed idee.

Sinds het boek van Piketty ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ (2014) is de discussie over sociale ongelijkheid weer opgelaaid en zeker ook over de wenselijkheid dat sommigen in onze samenleving extreem veel geld en kapitaal accumuleren. In de politiek zien we dan ook steeds meer voorstellen om bijvoorbeeld extreem rijken zwaarder te belasten. Filosofen hebben zich afgevraagd of er een ‘rijkdomsgrens’ bestaat als tegenhanger van de armoedegrens en of er in de samenleving consensus zou zijn over waar zo’n grens zou kunnen liggen tussen mensen die rijk zijn en mensen die extreem rijk zijn – gedefinieerd als dat ze veel meer luxe hebben dan nodig.

Wij onderzochten dit aan de hand van twee vragen. Bestaat er consensus binnen een representatieve steekproef van Nederlanders over waar een rijkdomsgrens min of meer zou moeten liggen? En vinden mensen dat de overheid maatregelen moet nemen om te voorkomen dat mensen teveel kapitaal vergaren en te ver boven de rijkdomsgrens uitkomen?

Foto: Rob Oo (cc)

Doomsday of de schade beperkt – De maatschappelijke gevolgen van Covid-19 in vier scenario’s

ANALYSE - door Sandra van Dijk en Marcel Canoy

In tijden van grote onzekerheid is het zoeken naar houvast. Ook wetenschappers weten vooral wat ze niet weten. We weten dat kwetsbare groepen disproportioneel hard getroffen worden, maar tasten in het duister of de schade tijdelijk is of permanent. Maar in al die onzekerheid is wel enige orde te scheppen door het schetsen van verschillende maatschappelijke scenario’s
.

De scenario’s maken we aan de hand van twee sleutelonzekerheden. De eerste sleutelonzekerheid is de mate waarin de samenleving en overheid er samen in slagen het virus in te dammen door effectief gedrag. Het indammen van het virus is cruciaal voor het herstellen van de economie. In het gunstigste geval gaat dat snel, en in de ongunstige prognoses duurt het tot dik in 2021 tot we van het virus af zijn.

De tweede sleutelonzekerheid is weerbaarheid. Een individu of een samenleving als geheel kan een meer of minder adaptief vermogen hebben om met onzekerheid en tegenslag om te gaan. Hangen we massaal in de touwen? Of proberen we er het beste van te maken of zien we zelfs nieuwe kansen voor een betere samenleving?

Vier scenario’s en vier archetypes

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

‘Beschaafd reageren’ op ‘gezellig racisme’

ONDERZOEK - door Jurriaan Omlo

Onderzoek naar discriminatie gaat vaak over cijfers en trends. Relatief weinig wetenschappelijke aandacht is er voor hoe mensen met een migratieachtergrond reageren op discriminatie-ervaringen.

Interviews over copingstrategieën

De manieren waarop mensen omgaan met discriminatie, wordt ook wel omschreven als copingstrategieën: reacties om een stressvolle situatie, zoals discriminatie en daarmee gepaard gaande emoties te tolereren, te verminderen of te overwinnen.

Om meer inzicht te verkrijgen in de opgebouwde ervaringskennis van mensen over de toepasbaarheid en effectiviteit van diverse copingstrategieën, heb ik interviews afgenomen onder hoogopgeleiden met uiteenlopende etnische achtergronden in de leeftijdscategorie van 22 tot en met 45 jaar. Veel van de respondenten bekleden hoge maatschappelijke posities. Naast interviews heb ik gebruik gemaakt van (inter)nationale studies.

Actieve en passieve copingstrategieën

Het onderzoek laat zien dat de respondenten een rijk palet aan copingstrategieën gebruiken en afwisselen. Zij gebruiken zowel passieve als actieve strategieën.

De twee passieve copingstrategieën: vermijden en conformeren. De actieve: verbinden, polariseren, confronteren, steun zoeken en hervormen.

Vermijdende en conformerende coping

Vermijdende copingstrategieën zijn het vaakst genoemd. Respondenten hopen op deze manier verdere discriminatie en stigmatisering te voorkomen. Voorbeelden van vermijding zijn bewust niet reageren op discriminerende opmerkingen, het verdringen of ontkennen van de ervaring en fysiek en sociaal terugtrekken door (online) plekken of organisaties te vermijden.

Vorige Volgende