Twintig jaar Rotterdamwet heeft leefbaarheid niet vergroot
ANALYSE - door André Ouwehand en Wenda Doff
Bijna twee decennia lang probeert Rotterdam in bepaalde wijken de instroom van woningenzoekenden met een uitkering wettelijk in te dammen om de leefbaarheid te vergroten. Tevergeefs. Vanaf volgend jaar is artikel 8 van de Rotterdamwet niet langer van toepassing in Rotterdam. Een grote groep woningzoekenden heeft daar echter weinig baat bij.
Twintig jaar geleden pleitte Pim Fortuyn voor ingrijpende maatregelen om de bevolkingssamenstelling van Rotterdam te wijzigen, omdat volgens hem de meerderheid zou bestaan uit mensen van vreemde herkomst. ‘Dat is te veel. De stad hoort in evenwicht te zijn.’ Zijn pleidooi vond vrij massaal gehoor, ook in de politiek.
Van experiment tot wet
Naar aanleiding van de bevolkingsprognose uit 2003, waarin een groei van het aandeel bewoners met een migratieachtergrond werd voorspeld, vond de toenmalige Rotterdamse deelgemeente-portefeuillehouder in Charlois Dominic Schrijer dat er ingegrepen moest worden in de instroom van bepaalde groepen in bepaalde delen van de stad. In de toen en later afgekondigde maatregelen is afkomst of etniciteit nooit expliciet het criterium geweest, indirect wel.
Een van de maatregelen was het invoeren van een selectief vestigingsbeleid door in sommige gebieden het criterium ‘inkomen uit werk’ in te voeren. Daarvoor moest de Huisvestingswet gewijzigd worden. In 2004 erkende het Kabinet de ‘buitenmaatsheid’ van de problemen in Rotterdam en stond het de gemeente Rotterdam toe te experimenteren met selectieve toewijzing. Ondertussen werkte het Rijk aan de opstelling van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) beter bekend als de Rotterdamwet. Deze werd op 1 januari 2006 van kracht.