Marc van Oostendorp

301 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Verdwijnt het Nederlands?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Is het opvallend dat veel van de vragen aan de Nationale Wetenschapsagenda gaan over de toekomst? Misschien niet. Als ik iets van een andere discipline wil weten zal dat ook vaak gaan over die tijd waar niemand iets vanaf weet. Heeft het nog zin om mij als oude man uit te sloven met rijles of komt de zelfbesturende auto er harder aan dan ik kan leren schakelen? Zullen we ooit de muizen uit huis kunnen weren zonder ze dood te maken? Kunnen we ooit door stijlanalyse vaststellen of Caesar platvoeten had?

En toch zijn het precies dat soort vragen waarbij je als taalkundige met de mond vol tanden staat. Vragen als:

Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?

Taal is veranderlijk. De Nederlandse taal is altijd een mengelmoes geweest van Nederlandse, Duitse, Engelse, Franse en Spaanse woorden. Met name het Engels nestelt zich sneller dan ooit in onze taal. Bij hoeveel procent buitenlandse woorden kan je de Nederlandse taal niet meer een zelfstandige taal noemen? Gaat het Nederlands uiteindelijk verdwijnen en zo ja, wanneer?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Taal aanpassen aan gender-realiteit?

COLUMN - nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Een van de ideeën achter die agenda is dat de wetenschap onverwachte vragen uit het publiek krijgt aangereikt. Vervolgens zijn wetenschappers zelf ook en masse vragen gaan indienen omdat ze het idee hadden dat minstens een deel van de onderzoeksgelden weleens naar de vragen van de wetenschapsagenda zijn gegaan. Ik vermoed dat die vragen uiteindelijk ook de meeste kans hebben, maar ik wil me nu richten op de onverwachtere vragen.

Waarom zal de taalwetenschap bijvoorbeeld vermoedelijk niets doen met de volgende vraag? Hij snijdt een maatschappelijk probleem aan dat te maken heeft met taal, dat mogelijk kan worden opgelost door iets te doen met de taal en dat daarom niet door enige andere wetenschapper zal worden aangepakt:

“Hoe kan de Nederlandse taal aangepast worden aan de hedendaagse gender-realiteit?”

Op het gebied van persoonlijke voornaamwoorden is de Nederlandse taal ouderwets en discriminatoir. Zij is gebaseerd op een systeem van slechts twee gender-rollen, iets wat niet strookt met de werkelijkheid. Nederlanders hebben slechts de keuze uit ‘hij’ en ‘zij’ om te verwijzen naar een persoon. Dit cisnormatieve systeem zorgt dagelijks voor problemen voor androgyne, bigender, trigender, pangender, agender, genderqueer, transseksuele en andere niet-cisgendere Nederlanders naar wie niet verwezen wordt met het voornaamwoord van hun voorkeur. Het is aan Nederlandse taalkundigen om te onderzoeken hoe deze vorm van discriminatie jegens mensen die buiten deze gender-tweedeling vallen, verbannen kan worden uit de Nederlandse taal, bijvoorbeeld door de introductie van extra voornaamwoorden of een generatief systeem van complexe voornaamwoorden waarmee de volledige breedte van gender-identiteiten kan worden uitgedrukt. De nadruk moet hierbij liggen op de praktische aspecten van de invoer hiervan.

Foto: Mariano Real Pérez (cc)

Het einde van de website

OPINIE - Af en toe moet ik mezelf er even aan herinneren dat ik in een spannende tijd leef – de tijd van de internetrevolutie. Vrijwel alles wat er in mijn leven veranderd is in de afgelopen twintig jaar en dat geen rechtstreeks verband houdt met het feit dat ik vroeger jong en enthousiast was en nu vergrijsd en verbitterd, komt door het internet.

Dat ik geld uit de muur kan halen. Dat ik iedere dag, inclusief dagen in het weekeinde, ruim vijftig brieven kan beantwoorden. Dat ik ook als ik op reis ben duizenden boeken bij me heb, en er nog veel meer kan opzoeken. Dat degene wiens deadline ik overschrijd, makkelijk kan controleren dat ik wel tijd heb voor andere dingen.

Staat van dienst

Bij dat internet hoort, zolang ik me er op begeef, ook dat mensen zeggen dat ‘de hype nu wel voorbij is’, dat we binnenkort weer normaal gaan doen, en terugkeren tot het oude. We gaan weer gewoon papieren boeken lezen, vinyl luisteren, via een vaste lijn bellen, travelercheques op reis meenemen.

Het zijn niet de onverstandigste mensen die het zeggen.
Nu schrijft GJ Bogaerts bijvoorbeeld dat de dood van de website nakende is, en die Bogaerts heeft een indrukwekkende staat van dienst op het internet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Frontale cortex levert subsidie op

COLUMN - breinlerenEen psychologische verklaring wordt plausibeler als in die verklaring neurowetenschappelijke termen worden gebruikt, zoals frontale cortex of gebied van Broca of pFC – ook als die termen alleen maar staan in speciaal toegevoegde stukjes die logischerwijs niets bijdragen aan de verklaring. Dezelfde truc werkt niet met termen uit de sociale wetenschappen (stimulus for social interaction) of uit de natuurwetenschappen (FOX2P). Dat blijkt uit een nieuw artikel in het Journal for Cognitive Neuroscience.

De auteurs deden een onderzoek waarin studenten verklaringen van psychologische verschijnselen moesten lezen die dus onder andere op deze manier gemanipuleerd werden. De auteurs van het onderzoek concluderen uit de resultaten dat het niet alleen gaat om het wetenschappelijke prestige van de neurowetenschap, want dan zouden de (andere) natuurwetenschappen ook goed doen.

Kennelijk, zeggen zij, kennen mensen een zeer grote waarde toe aan de gedachte dat het brein de motor is achter onze geest – dat alle psychologie uiteindelijk tot neurologie kan worden gereduceerd. Dat is onder andere aantrekkelijk omdat je dan één eenvoudige bron van alles kunt aanwijzen: de neurale netwerken. Dat het brein een rol speelt in de werking van de geest, zal niemand ontkennen. Het voordeel van neuronaal reductionisme is dat je zegt dat het de enige rol speelt die er te vergeven is.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Een feestje van €180.000

OPINIE - Het rommelt aan het Lange Voorhout, waar de Nederlandse Taalunie gevestigd is, de Vlaams-Nederlandse overheidsorganisatie die al het beleid over taal en letteren moet uitvoeren. Zeker sinds de Vlaamse manager Geert Joris er twee jaar geleden aantrad als hoogste ambtenaar, is het voor de buitenstaander eenvoudig om inzage te krijgen in vertrouwelijke stukken.

En dat geldt nog veel sterker nu Joris een maand geleden zonder enig overleg een pakket maatregelen aankondigde die vooral het inhoudelijke deel van het Taalunie-werk zwaar treffen, maar het management en de communicatie ongemoeid laten.

Altijd is er wel iemand bereid om ergens iets over te vertellen, of het nu een (ex-)ambtenaar, een (ex-)lid van de Raad of een andere betrokkene is. Als kritisch volger van het beleid van de Taalunie ben ik de afgelopen weken getrakteerd op veel, heel veel informatie.

Nu er zoveel te doen is om die merkwaardige overheidsclub, ben ik deze week eens in de stukken gedoken: de Begroting 2015 bijvoorbeeld, en de verschillende beleidsplannen die er intern verspreid zijn geweest.

Businessplannen

Wie die stukken leest, en hart heeft voor de Nederlandse taal en de letteren, schrikt. Het beeld doemt op van een organisatie die stelselmatig wordt ontdaan van alle inhoud. Een organisatie die niet in de eerste plaats krimpt of bezuinigt, maar geheel verandert van structuur; verandert in de richting van een club waarvan het voornaamste doel is om zélf zichtbaar te zijn, niet om iets te doen voor de zaken waarvoor hij in het leven is geroepen.

Foto: foto van pixabay.com

Lezen wordt juist beter digitaal

OPINIE - Een ander geluid over een oude kwestie: lezen in het digitale tijdperk.

Nu was er weer een journalist die ernaar vroeg: gaan we niet veel slechter lezen door computers? Ik had toevallig net het nieuwe boek Words Onscreen van Naomi Baron gelezen, dus ik wist wat allerlei onderzoek ervan zei, namelijk dingen die iedereen kan verzinnen die weleens een boek van een tablet heeft gelezen: je raakt sneller afgeleid. Op zo’n tablet word je voortdurend blootgesteld aan de verleiding om even je Facebook te controleren, een filmpje te bekijken of naar nieuwe muziek te zoeken. En voor je het weet ben je alweer vergeten dat je eigenlijk Het huis Lauernesse aan het lezen was.

De vraag is: is dat erg? Er is dus allerlei onderzoek dat laat zien dat mensen minder goed onthouden wat ze lezen, dat ze langzamer lezen, dat ze het zelfs wanneer ze een boek pakken, zich minder goed concentreren. Op een scherm is het een en al onrust: jullie bijvoorbeeld lezen dit stukje nauwelijks, springen met je oog alleen maar een beetje heen en weer en gaan na gemiddeld 38 seconden (ik verzin maar wat) door naar iets anders.

Daar kun je dramatische conclusies aan verbinden, en dat gebeurt dan ook volop. Maar de mensen die dat doen, bekijken de kwestie volgens mij op het verkeerde niveau: dat van het individu.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-02-2022

Boycot het Taalunie-feestje

Vroeger moest ik weleens glimlachen om de Taalunie, die overheidsorganisatie die eigenlijk voor het Nederlands moet zorgen maar die vooral praatjes verkoopt. Die sinds een paar jaar aan de hoofd een man heeft die er trots op is dat hij manager is, omdat je dan tenminste geen inhoudelijke kennis nodig hebt en je lekker fris tegen de zaken aan kunt kijken. Een man die twee jaar geleden ‘het debat over taal gaat aanjagen’ en nog steeds naar het vliegwiel zoekt.

Het lachen is me sinds kort vergaan. De Taalunie doet niet langer alleen onzinnige dingen met zijn geld. Ze is bezig schade toe te brengen aan onze taal. Zoals deze week blijkt gaat het zo ongeveer alle kernactiviteiten afschaffen. Wat doorgaat: het zichzelf zelfgenoegzaam in duur propagandamateriaal feliciteren.

Gratis

Want terwijl de organisatie in het najaar het zoveelste dure en onzinnige festival organiseert ter eer en glorie van het nieuwe Groene Boekje, slaat ze tegelijkertijd de bijl in het budget waar ze echt iets kan betekenen: het onderwijs.

De propagandamachine draait al langer: de Taalunie geeft zijn geld vooral graag uit aan PR en reclame voor de eigen winkel. Aan een online magazine. Aan dure door de baas van de Taalunie ingesproken YouTube-filmpjes (sinds november al meer dan 140 keer bekeken!) Aan gratis op scholen verspreide boekjes.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Je kunt Pechtold in één zin herkennen

COLUMN - Hoeveel tekst heb je nodig om te zien of een tekst afkomstig is van Geert Wilders of van Alexander Pechtold? Niet heel veel, laat Maarten van Leeuwen zien in zijn proefschrift Stijl en politiek, dat hij vandaag in Leiden verdedigt. Eén zin is meestal wel genoeg.

Neem de volgende:
De laatste jaren wordt de politiek niet meer beschouwd als de plek waar maatschappelijke problemen worden aangepakt en opgelost“. [1] Die zin kan alleen maar van Pechtold zijn. Dat ligt niet aan de inhoud – ik denk dat Wilders het er nog weleens mee eens zou kunnen zijn. Het ligt alleen aan de vorm. Wilders zou hetzelfde mogelijk op de volgende manier formuleren:

Die zakkenvullers negeren de problemen van Henk en Ingrid in plaats van ze keihard aan te pakken. De kiezer is het beu“. [2]

Degene die [1] uitspreekt vertelt dat het oordeel over de politiek een mening is (‘het wordt niet beschouwd’).  In [2] wordt dit daarentegen in eerste instantie als een objectief feit neergezet, al wordt er daarna wel een mening aan vastgekoppeld. In tegenstelling tot in [1] is dan wel ook meteen duidelijk wiens mening dit is, te weten dat van de kiezer, dat vermoedelijk gedeeld wordt door de spreker. In [1] heb je daarentegen geen idee.

Foto: Harald Groven (cc)

Waarom lezen?

COLUMN - Waarom zou je boeken lezen? Daarover las ik dit weekeinde twee volkomen tegenovergestelde beschouwingen – een van een schrijver en een van twee populaire media psychologen.

De schrijver was Christiaan Weijts in zijn column in De Groene (€) vraagt hij zich af hoe het komt dat moderne romanciers schrijven alsof het modernisme nooit heeft bestaan. Woolf, Proust, Joyce, het zijn ‘onnavolgbare eilanden’ gebleven, terwijl bijvoorbeeld de beeldende kunst sinds Matisse en Picasso onherroepelijk veranderd is.

Hoe komt dat? Misschien, schrijft Weijts, wordt de literatuur niet werkelijk als kunstvorm gezien. Er worden sinds het kubisme nog steeds “landschappen en bloemstukken” geschilderd, maar die worden niet meer als kunst gezien. Terwijl het realisme in de roman ook na Paul van Ostayen nog steeds “op het plankje literatuur” wordt geplaatst.

Maar waarom zou dat dan zo zijn? Dat vertelt Weijts niet.


Een voor de hand liggende verklaring lijkt mij dat de literatuur op een heel ander economisch model gebaseerd is dan de beeldende kunst. Een kunstenaar heeft maar één rijke fijnproever nodig om zeer veel geld te kunnen verdienen, maar een schrijver moet honderdduizenden kopers over de streep trekken. Dat maakt de literatuur, lijkt mij, vanzelf een veel behoudender kunstvorm. (Of in ieder geval de romankunst; aan de dichtkunst, die toch niemand leest, is het modernisme zeker niet voorbijgegaan.)

Foto: Brian Rinker (cc)

Anoniem commentaar

Het weblog bedreigt de sociologische wetenschap. Althans, momenteel is vooral een bepaald deel van de sociologie in gevaar: het sterk op statistiek gerichte deel. Maar dat is slechts toeval – het komt doordat bloggers nu eenmaal relatief vaak geïnteresseerd zijn in rekenen. Het zou weleens de voorbode kunnen zijn van een grotere verandering.

De Amerikaanse socioloog Andrew Lindner schreef er onlangs over op zijn weblog. Hij had jarenlang gewerkt aan een artikel waarin hij met veel datageweld probeerde aan te tonen waarom films waarin intelligente vrouwen spelen, relatief weinig geld opleveren. (kortweg: omdat er relatief weinig geïnvesteerd wordt in zulke films).

Die jaren waren vooral heengegaan met het gebruikelijke proces van aanbieden aan redacties, allerlei commentaar krijgen over de vraag of er niet eigenlijk een andere theorie had moeten worden gebruikt, het artikel aanpassen, dan toch afgewezen worden, en doorgaan naar een ander tijdschrift waarin de reviewers weer andere obsessies bleken te hebben.

Knallen

Ondertussen kwam een blogger met een post waarin een zeer gelijksoortig onderzoek werd gepresenteerd. Het was wat rommeliger, de data waren van wat mindere kwaliteit, een en ander werd minder goed in de literatuur geïntegreerd. Maar de resultaten waren wel vrijwel dezelfde.

Foto: Adam Baker (cc)

Zwermwoorden

ACHTERGROND - Sommige woorden zijn tegelijkertijd een beetje enkel- en een beetje meervoudig. Team is zo’n woord, en familie is er nog zo één: ze wijzen op een groepje individuen (en daarmee een meervoud), maar zien die als een eenheid. Groepje is natuurlijk zelf ook zo’n woord.

In een recent artikel laat de Amerikaanse semanticus Robert Henderson zien dat er twee soorten van dat soort woorden zijn: groep-woorden en zwerm-woorden. En dat talen de neiging hebben een systematisch verschil tussen de twee te maken, al lijken ze ook op elkaar (groep-woorden en zwerm-woorden samen noemt Henderson collectieve woorden).

De woorden die ik zojuist noemde (team, familie, groepje) zijn allemaal groep-woorden. Voorbeelden van zwerm-woorden zijn boeket, bosje, horde en natuurlijk zwerm. Een verschil is dat het bij zwerm-woorden altijd van belang is dat de samenstellende delen op een bepaalde manier geordend zijn in de ruimte. Het komt er meestal op neer dat ze dicht bij elkaar in de buurt moeten staan.

Neem een boeket rode rozen, pak iedere roos en verplaats hem naar een andere kamer. Dan heb je geen boeket meer. Maar neem nu een familie en verplaats ieder van die leden naar een ander land. Dan vormen zij nog steeds een familie. Een groep blijft een groep, waar de leden zich ook bevinden; maar dat geldt niet voor zwermen.

Foto: Rocco Lucia (cc)

Hoe vaker iemand ‘laf’ zegt, hoe populistischer

COLUMN - ‘Laf’ is een populistisch woord. Iemand anders zo noemen suggereert dat jij heel moedig bent, en bovendien is het voor de tegenstander moeilijk zich tegen zo’n aantijging te verweren. “Nietes! Ik durf wel heel veel!” Iedere poging tot matiging kan zo makkelijk opzij worden gezet.

Wie “Wilders vindt * laf” intikt op Google vindt vele pagina’s van dingen die de PVV-leider in de loop van zijn carrière laf heeft genoemd: anoniem klagen. Balkenende. Vitesse. Tegelijkertijd is op het hele internet slechts één zaak te vinden die door Alexander Pechtold laf wordt genoemd: Wilders.

Het was in 2009 waarschijnlijk al zo. Wilders had toen getwitterd dat Turkije “een ondemocratisch, bang en laf land” was. De tweet kan ik niet meer vinden, maar Paulien Cornelisse schreef erover in een column en ontrukte het zo aan de vergetelheid.

En zo kunnen we van het gebruik van ‘laf’ een goede graadmeter maken van het populisme. Hoe vaker iemand ‘laf’ gebruikt, hoe populistischer. Dat valt gemakkelijk te kwantificeren.

We googlen om te beginnen hoe vaak laf wordt gebruikt op de website van een politieke partij, door bijvoorbeeld “laf site:pvv.nl” in te tikken in Google. Dat levert in dit geval 97 op, terwijl de SP 498 keer dat woord heeft heeft gebruikt. Nu zegt dat nog niet zoveel, want de site van de SP is uitgebreider dan die van de PVV. We hebben dus een maat nodig om te schatten hoeveel woorden er in totaal op die site staan.

Vorige Volgende