Landjepik in Indonesië
Overal in de wereld worden nog steeds mensen, al dan niet met geweld, verdreven uit hun woonplaatsen en beroofd van hun middelen van bestaan. Mijnbouw en infrastructurele projecten zijn vaak de aanleiding, maar het kan evengoed gaan om etnische zuiveringen. Vorige week schreef ik hier over de Masai in Tanzania en Kenia. Eerder heb ik geschreven over de Filippijnen, Senegal en de Westelijke Sahara. Het MVO platform publiceerde in 2023 een overzicht met twintig voorbeelden waar Nederlandse bedrijven bij betrokken waren. De Heinrich Böll Stichting publiceerde een Soil Atlas met voorbeelden van land grabbing. Dat gaat dan over deals die geld opleveren voor de rijke elite, terwijl de lokale bevolking van hun land wordt verdreven en in armoede terechtkomt. Landen als Duitsland, Singapore en de Verenigde Staten zijn volgens het rapport medeplichtig aan dergelijke landroof. Opvallend is dat in beide publicaties het meest extreme voorbeeld van gewelddadige landroof ontbreekt.
De Verenigde Naties hebben onlangs een van de Nationale Strategische Projecten (PSN’s) van Indonesië in Merauke, Zuid-Papoea, onder de loep genomen vanwege vermeende schendingen van de rechten van inheemse volken. De beschuldigingen omvatten landroof door inheemse gemeenschappen te verdrijven, de ontbossing van meer dan 269.000 hectare bosgebied zonder een deugdelijke milieueffectrapportage en de onderdrukking van afwijkende meningen door militair optreden. Dit voorjaar was er in Merauke een conferentie van verschillende gemeenschappen uit heel Indonesië om de PSN’s aan te klagen vanwege landroof en andere mensenrechtenschendingen. De Nationale Commissie voor de Rechten van de Mens (Komnas HAM) ontving tussen 2020 en 2023 114 klachten met betrekking tot PSN, waaronder beschuldigingen van gedwongen uitzettingen, geweld tegen demonstranten, arbeidsmisbruik, aantasting van het milieu en aanvallen op journalisten.