Jorn

216 Artikelen
1 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ultrakort en Ultra-efficiënt – een interview met Rene SG

Cultureel Redacteur Eén van de opmerkelijkste debuten van vorig was het naamloze album van Rene SG. Twaalf nummers jakkeren in een sneltreinvaart voort in amper acht minuten en nemen de luisteraar in een prettige wurggreep. René Kaptijn zendt zijn teksten als een razende Roeland de ether in, terwijl drummer RJ SG de reputatie van de hardst drummende drummer in Nederland verdient. Het Amsterdamse trio heeft een broertje dood aan hitgevoeligheid en wanneer zij hun speedrockpunk ten gehore brengen, kijken zij slechts vooruit. Rene SG laat het garagegevoel uit de jaren zeventig met verve herleven, maar dan wel in ultieme efficiëntie en het publiek loopt er warm voor. Tijd voor een interview met zanger/gitarist René Kaptijn, over kunst, muziekbeleving en hell en fuck.

Op jullie website zag ik ergens de term speedartrock vermeld staan. Wat is er kunstzinnig aan jullie muziek?
Onze ongewone maniers van nummers schrijven. Wij hebben een aanpak die je eerder bij kunst tegenkomt dan bij popmuziek. Dat komt ook doordat ik ben afgestuurd aan de kunstacademie, daardoor heb ik een soort conceptuele, analytische benadering die bij kunst veel gangbaarder is dan bij popbands.

2006 mag wel een beetje jullie doorbraakjaar genoemd worden. Opeens worden jullie overal opgepikt en lijkt er een glorieuze toekomst voor Rene SG in het verschiet te liggen. Enige verklaring voor dit succes?Rene SG 2006 was een heel goed jaar, maar het doorbraakjaar moet nog komen wat ons betreft. Onze debuut-CD werd wel goed opgepikt, hij is inmiddels bijna uitverkocht. Verder werden we in Amsterdam goed opgepikt en mochten we in de herfst meedoen aan de Popronde, waardoor we in heel Nederland hebben kunnen spelen. We zijn ook voor een paar optredens in Duitsland geweest en in België. Ik denk dat onze nummers en optredens wel opvielen, we brengen wel iets dat afwijkt van de rest. Toch die kunstzinnige aanpak misschien.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Altijd lastig zo’n tweede

Cultureel redacteur Als je de Britse muziekpers moet geloven, staat er elke maand wel iets briljants op stapel in het Verenigde Koninkrijk. Een half jaar geleden waren het nog de jonge Myspace helden van the Arctic Monkeys; de feestmuziek van the Fratellis is nog niet verstomd, of de nieuwe ravepop van Klaxons is het nu helemaal. Nu moet ik ook zeggen dat hun nummer Magick een wel erg aanstekelijk oehoehoehoe-stukje in zich meedraagt, maar het is tegenwoordig lastig om een nieuwe band de tijd te geven om deze op je in te laten werken.

De hausse aan een lichting Britse bands kwam eigenlijk pas echt goed op gang toen Franz Ferdinand in 2004 van zich liet horen. Na Blur en Oasis in de jaren negentig was er een tijdelijk vacuüm ontstaan in een nieuwe Britse lichting en werden de Europese hitparades gedomineerd door Amerikaanse bands. Al snel volgden na het startsein van Franz Ferdinand meerdere bands, allereerst was daar de korte hype rondom Arcade Fire, en Bloc Party, Kaiser Chiefs en the Rapture waren de verrassende nieuwkomers in 2005. En daarbij vergeet ik nog de meer poppy bands als the Kooks en the Killers en menige andere bandjes. Mede debet aan deze opleving van de Britse muziek is de herleving van de jaren ’80 postpunk/funk/new wave stromingen die op het eiland gretig opnieuw worden uitgevonden. Tevens is er een grote rol weggelegd voor het London Calling festival dat twee keer per jaar haar vleugels neerstrijkt in het Amsterdamse Paradiso en daar haar fijnbesnaarde gevoel voor nieuwe muziek ten toon spreidt. Zo’n beetje alles dat daar speelt, is vlak daarna op de Nederlandse radiostations te horen. En tot slot spelen natuurlijk Myspace en Youtube een grote rol in de verspreiding van nieuwe muziek.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Recht voor z’n raap – Een interview met B1 van LPC

Cultureel redacteur Ik zal het eerlijk bekennen; ik ben geen groot liefhebber van nederhop. Maar, dat wil niet zeggen dat ik me er voor afsluit; zo nu en dan komt er iets op mijn pad waar ik niet omheen kan. Het kaf wordt van het koren gescheiden als het ware en zo kwam ik terecht bij rapper en producer B1, van het Amsterdamse LPC. Hieronder volgt een interview met hem.

LPC, stel jullie eens voor.
LPC bestaat uit BLIX (rap en productie), B1 (rap en productie) OD (studio werk) DJ NEMO (rap en Dj-ing) en IRON-E (zang, rap en productie).

Jullie eerste cd “Alles op Eer” is in 2006 gereleased. Hoe zijn de reacties tot dusver?
De reacties lopen uiteen, zowel positief als negatief. Veel mensen vinden het een divers album met feestnummers, denknummers en chillnummers. Ook uit de professionele hoek zijn goede geluiden gekomen.

Waarom voor het eerst gekozen voor cd i.p.v. vinyl?
Om het bereik te vergroten en om meer nummers kwijt te kunnen op een geluidsdrager.

Jullie teksten zijn behoorlijk maatschappijkritisch. Nummers als “Het Spookhuis”, “Ik haat ‘t” en “Het is tijd” liegen er niet om. Nooit behoefte om wat lichtere kost te maken?
LPCDe meeste nummers zijn voornamelijk kritisch tegenover ons zelf en we proberen natuurlijk ook wel mensen een spiegel voor te houden maar hoe kan je kritiek geven als je zelf niet weet wat je rol is in de maatschappij. Veel nummers gaan ook over hoe we onze eigen problemen oplossen en hoe we onze gevoelens kunnen uiten zonder mensen op de tenen te trappen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De kalme bodem waaruit het Stedelijk put

Cultureel redacteur Het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft wat goed te maken; de tijd dat het museum bekend stond als de grote vooruitloper op het gebied van de moderne kunst is sinds het overlijden van oud Directeur Sandberg langzaam aan steeds kleiner geworden. Onder Gijs van Tuyl’s voorganger Rudi Fuchs was de vernieuwing ver te zoeken en leken aankopen van David Salle en Markus Lüpertz eerder voort te komen uit de persoonlijke voorkeur van de directeur dan een weergave te zijn van de tijdsgeest. Het Stedelijk trok zich de kritiek over het gevoerde beleid sterk aan en beloofde beterschap door meer aandacht te schenken aan nieuw talent.

Onder de titel Onder de oppervlakte presenteert het Stedelijk nu het beleid van Gijs van Tuyl die sinds twee jaar de scepter zwaait in het museum. De aanwinsten in de jaren 2005 en 2006 worden getoond in een overzichtstentoonstelling waarbij de bezoeker zelfs een dvd kan bekijken waarop van Tuyl zijn aankopen toelicht. Hij geeft daarbij aan dat een museumdirecteur met geleide hartstocht het werk uitzoekt, in tegenstelling tot de verzamelaar die zijn emoties de vrije hand kan geven. Het resultaat is een tentoonstelling (en een beleid) waar weinig lef uit spreekt, maar die wel belangrijke vertolkers uit de kunstwereld laat zien, ook al bestaat die voor het grootste deel uit vijftigers.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mensen van de 20e eeuw – een retrospectief van August Sander

Cultureel redacteur De Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) stelde zich vanaf 1915 één doel voor ogen; het in beeld brengen van de sociale lagen zoals die zich in zijn tijd manifesteerden. Hiertoe onderscheidde hij de volgende, volgens hem belangrijkste groepen mensen; de boeren, de handwerklieden, de vrouwen, de standen, de kunstenaars, de mensen in de grote steden en de laatste mensen. Hij ging daartoe veelal op zoek naar mensen uit de buurt van zijn woonplaats Keulen. Grofweg zijn de foto’s die worden getoond tijdens de tentoonstelling Mensen van de 20e eeuw in Foam Amsterdam op te delen in een drietal periodes; medio jaren dertig, vlak na de Tweede Wereldoorlog en medio jaren vijftig. Het is een omvangrijk project geworden waarbij Sander de tijd nam om ‘zijn mensen’ te fotograferen. Zonder enige vooringenomenheid en met liefde voor het geportretteerde, worden de foto’s van Sander gepresenteerd. Het project geeft daarmee een belangrijk sociologisch, historisch en inzichtelijk beeld van een tijdsspanne van dertig jaar in de vorige eeuw.

Wat direct opvalt bij het bekijken van de foto’s in de eerste zaal, is dat veel beroepen de grandeur van weleer kwijt zijn geraakt. August Sander In elke categorie zijn de beoefenaars van bepaalde functies zeer gesoigneerd en is het duidelijk dat men zijn/haar waardigheid vaak ontleende uit het beroep. Hierbij heeft Sander echter wel een kans gemist bij twee van de zeven categorieën; de afbeeldingen van de boeren zijn voornamelijk gericht op de zogenaamde herenboeren, een groep die maar ten dele representatief is voor het geheel. Slechts een enkele foto toont het diep doorgroefde gezicht van het zware leven op het platteland. De vrouwen zijn veelal gefotografeerd aan de zijde van mannen die belangrijke functies bekleedden. Alleen de foto van de secretaresse bij een radiostation toont een zelfbewuste vrouw als een soort van suffragette zoals die in die tijd in opkomst waren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De verborgen armoede in Nederland

Cultureel Redacteur Iedereen moet kunnen eten, gas en licht hebben en stromend water. En er moet financiële ruimte zijn voor minimale pleziertjes. “Een bloemetje hoort erbij.” – Minister Klompé tijdens de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965.

Armoede in Nederland is relatief; in vergelijking tot ontwikkelingslanden stelt de armoede hier weinig voor. Mensen hoeven niet om te komen van de honger en over het algemeen gesproken kunnen ze rekenen op een huis en haard. De armoede in Nederland wordt afgemeten aan de mate waarin je niet kun meedoen aan basale dingen die normaal worden gevonden in een land. Hierbij kun je denken aan uitjes, vakanties of het bezit van een computer of mobiele telefoon. In 2006 ligt de armoedegrens bij een bijstandsniveau plus 5 procent, hetgeen neer komt op € 800,- per persoon en € 1050,- per gezin per maand. Volgens deze meting zitten 515.000 huishoudens (8%) onder de armoedegrens. Vooral gezinnen met kinderen (50%) hebben het daarbij moeilijk omdat het verschil tussen de bijstandsniveaus bijzonder klein is. De groei van de hoeveelheid voedselbanken in Nederland geeft aan dat steeds meer mensen het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spreekt daarom over verborgen armoede.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De rauwe werkelijkheid in de World Press Masterclass

Cultureel Redacteur Tot een jaar of drie geleden ging ik trouw jaarlijks naar de World Press Photo tentoonstelling die sinds een aantal jaren in de Oude Kerk in Amsterdam in de lente te zien is. Het resultaat was dat ik er meestal enigszins gedeprimeerd vandaan kwam; al het oorlogsgeweld en het menselijk leed dat daarmee gepaard gaat, bleef op mijn netvlies gebrand staan en de vrolijke noten in de categorieën sport en natuur konden daar weinig aan veranderen. Bovendien trad er na vele jaren een soort verzadigingspunt bij me op, waardoor ik de James Nachwey’s wel gezien had. Niet dat ik er onverschillig door ben geworden, maar de meeste foto’s passeren de persbureaus en zijn te zien in de dagelijkse media.

Waar ik niet van op de hoogte was, is het bestaan van de zogenaamde Joop Swart Masterclass die dit jaar alweer voor de dertiende keer plaats heeft gevonden. In deze masterclass krijgen twaalf getalenteerde jonge fotografen de kans om met behulp van zeven professionals uit het vakgebied foto-series te maken. De bedoeling achter deze veredelde workshop is een uitwisseling van ideëen omtrent de foto-journalistiek en diepgang te krijgen in de manier waarop de jonge fotografen hun vak beleven. Uit 110 genomineerden werden de twaalf gekozen uit verschillende delen van de wereld. Het thema dat ze meekregen was Risk en daarvan is nu een weerslag te zien in Foam, Amsterdam.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Idfa Journaal – TV Junkie

TV Junkie Het Idfa zit er weer op; ruim een week lang passeerden meer dan 300 documentaires de revue. De prijzen zijn verdeeld; de Joris Ivens Award ging naar The monastry – Mr. Vig & the Nun van Pernille Rose Grønkjaer, een verhaal over een zonderlinge figuur die in Denemarken een kasteel wil omturnen tot een Russisch orthodox klooster. De publieksprijs ging naar We are together van Paul Taylor, dat verhaalt over een meisje in een weeshuis dat tegen de gevaren van armoede en aids haar kracht put uit de samenzang met haar mede-lotgenoten. En daarmee zat uw correspondent er volledig naast met de bewering van afgelopen donderdag dat Primo Levi’s Journey een grote kans maakte om tot publieksfavoriet te worden verkozen.

Het Idfa was dit jaar voor het eerst niet thematisch opgezet, m.u.v. het onderdeel dat Chinese films in het licht zette, en deze keuze pakte goed uit. Het festival kende een grote mate van diversiteit en heeft op die manier dit jaar weer meer mensen naar de bioscoopzaal weten te trekken. Het is jammer dat het Idfa zich alleen in Amsterdam afspeelt; een reis van het festival naar andere steden in het land zou een verrijking voor de filmcultuur van die steden kunnen betekenen. De vraag is echter hoe men het Idfa volgend jaar gaat organiseren in Amsterdam; het hoofdtheater van het festival, City, gaat komend jaar op de schop waarbij Pathe het om wil vormen tot een waar filmhuistheater. Er schijnen al contacten te zijn gelegd met o.a. Tuschinski, maar of deze locatie zich leent voor het Idfa, is nog even afwachten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Idfa Journaal – La strada di Levi

Primo Levi Primo Levi werd in 1943 gearresteerd als lid van de Anti Fascistische Weerstand beweging, waarna hij in 1944 werd gedeporteerd naar Auschwitz, of het Lager zoals hij het zelf beschreef in zijn boek Is dit een mens (1958). Hij overleefde het kamp en werd op 8 mei 1945 bevrijd door de Russen. De terugkeer naar zijn geboortestad Turijn ging echter niet vanzelf. Wat volgde was een reis van acht maanden die hem via de voormalige Sovjet Unie, Roemenië, Hongarije, Oostenrijk en Duitsland weer terugbracht in zijn thuishaven. Deze reis kreeg zijn weerslag in Het respijt (1963), een mengeling van een gevoel van ontheemding en de herinnering aan het kamp dat tot een dagelijkse nachtmerrie is verworden.

Dat het verhaal zich erg goed leent voor verfilming bleek al in 1997 toen Francesco Rosi het vertelde als een ware Odyssee in La Tregua met in de hoofdrol John Turturro. Regisseur Davide Ferrario koos er in 2005 voor de reis zelf te maken, op zoek naar wat er over was van de beschrijvingen van Primo Levi, 50 jaar na dato. Het is een soort reportage geworden die wordt gelardeerd met passages uit het boek van Levi in de voice-over die telkens een nieuwe bestemming inleiden. Ferrario gebruikt adapteert de hedendaagse geschiedenis aan die van Levi. Dit levert prachtige, soms melancholische, dan weer schrijnende ontmoetingen op, alles gevat in overweldigende landschapsbeelden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Facts, Fictions and Stories

Cultureel Redacteur De veranderingen die de afschaffing van de apartheid in Zuid-Afrika (sinds 1994) teweeg heeft gebracht, zijn misschien het best te illustreren aan de hand van het verhaal van mijnheer Mkhize; twee keer eerder werd deze donkere man van omstreeks 50 jaar oud gefotografeerd in zijn leven; de eerste keer was tijdens de apartheid voor zijn paspoort zodat hij gevolgd kon worden door de regering, de tweede keer was voor zijn identiteitsbewijs voor de eerste democratische verkiezingen in 1994. De derde keer is hij gefotografeerd door het vanuit Londen opererende Zuid-afrikaanse duo Broomberg (1970) en Chanarin (1971) en dat is misschien wel de meest oprechte foto van de man. Broomberg en Chanarin zijn niet alleen geïnteresseerd in het portret, maar veel meer in het verhaal achter de persoon. Aan de hand van Mr Mkhize’s portrait (2004) laten de fotografen zien dat de afschaffing van de apartheid natuurlijk noodzakelijk was, maar dat deze aanzienlijke sociale veranderingen met zich mee heeft gebracht waardoor een deel van de bevolking de boot lijkt te hebben gemist. Eenzelfde soort sociale ontwikkeling zien we in de voormalige Oostbloklanden waar de introductie van de markteconomie tot een shock heeft geleid waardoor delen van de bevolking achter zijn gebleven.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Oude boeken (2)

Dubbelspel In het kader van de leesbevordering deelden de bibliotheken op initiatief van de NS en het CPNB vanaf 20 oktober de roman Dubbelspel van de Curaçaose schrijver Frank Martinus Arion uit. De achterliggende gedachte van deze actie met een oplage van ongeveer 700.000 boeken, was dat de Nederlandse lezers met z’n allen hetzelfde boek zouden lezen waarna er een discussie zou ontstaan over de inhoud van het boek. Op 17 november vindt er dan een slotbijeenkomst plaats in verschillende bibliotheken in ons land. Wanneer iets gratis is, zijn wij Nederlanders er uiteraard als de kippen bij en daarom spoedde ook uw redacteur zich naar de bibliotheek om een exemplaar te bemachtigen. De vraag die daarbij rijst, is of het boek ook werkelijk gelezen is, of dat het op de grote stapel van ongelezen werk terecht is gekomen. Een belangrijker vraag is wellicht waarom er is gekozen voor het debuut van Arion dat in 1972 gepubliceerd werd.

Het initiatief voor Nederland leest is overgewaaid uit de Verenigde Staten waar in 2001 de campagne One book, one city het levenslicht zag. In Chicago werd daarbij het boek To kill a mockingbird van Harper Lee uitgedeeld, hetgeen tot een levendige discussie leidde waarbij het boek opnieuw een bestseller werd. Het initiatief werd in veel andere steden overgenomen en waaide over naar Europa, zodat ook wij nu ervan mogen genieten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Oude boeken (1)

Brug over de Tara Dat de actualiteit vluchtig is, hoef ik u hier niet te vertellen. Bij het uitbreken van brandhaarden of oorlogen, is de informatie uit de eerste hand vaak eenzijdig belicht, niet op de laatste plaats door het zogenaamde ‘embedden’ van journalisten. Soms blijken conflicten dermate gecompliceerd dat er niet direct een eenduidig verhaal over te schrijven is. Zo kan ik me nog herinneren dat in tijde van de oorlog in voormalig Joegoslavië, ik op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer zag met de Bosnische Serviërs, de Servische Bosniërs, de Kroatische Bosniërs en andere groepen minderheden die aansluiting zoeken bij wat nu inmiddels landen zijn geworden. Ik nam de actualiteit destijds in me op, maar kon de vinger niet leggen op wat gaande was in het hart van Europa. Ik had me natuurlijk kunnen verdiepen in de geschiedenis van het conflict op dat moment, maar op één of andere manier dient de actualiteit zich eerst te moeten transformeren tot geschiedenis voordat ik de diepte in wil gaan. Uiteraard heeft dit meer te maken met mijn eigen interesse dan met het gebrek van achtergrondinformatie op dat moment. Maar daar wil ik het nu niet over hebben.

In de zomer van 2002 deed ik een tijd vrijwilligerswerk in Polen, waar ik een getraumatiseerde Dutchbatter uit Ter Apel ontmoette. De zachtmoedige jongeman van een jaar of dertig had zich uit een soort idealisme aangemeld bij het leger en is in de twee jaar die hij uitgezonden was voor de vredesmissie zijn onschuld kwijt geraakt. Een terugkeer naar zijn geboortedorp zat er niet meer in; ten tijde van de oorlog was hij in de veronderstelling dat hij het niet zou overleven en had hij meerdere malen afscheid genomen van het leven. Een confrontatie met zijn familie, zijn geboortegrond en zijn verleden paste daar niet meer in en daarom had hij afstand genomen van dat leven en probeerde hij een nieuw op te bouwen in Zuidwest-Polen. De verhalen over de verschrikkingen van de oorlog, de verkrachtingen, het verliezen van kameraden die op mijnen zijn gestapt en zijn opname in een psychiatrische kliniek, waren dagelijks terugkerende onderwerpen van de gesprekken rondom het kampvuur. Wanneer hij iets te veel gedronken had, wedrd het hem te kwaad en aan de nachtmerries kwam ook geen eind. Een beeld van hoe zo’n getraumatiseerde soldaat eruit ziet, wordt geschetst in de documentaire Crazy (1999) van Hedy Honigmann. Zoals dat vaker gaat, ben ik hem na mijn vertrek uit Polen uit het oog verloren, maar op dat moment leek hij er langzaam bovenop te zijn gekomen met een Poolse vrouw en een huis in opbouw.

Vorige Volgende