Moderne meesterwerken uit Moskou
Aan het begin van de vorige eeuw was het voor Russische joden nauwelijks mogelijk om actief deel te nemen aan het openbare leven. Dankzij de anti-joodse maatregelen van het tsaristische bewind werden zij uitgesloten van de politiek, kunst, literatuur en theater. Mede dankzij de emancipatie van de joden elders in Europa en de Russische revolutie kwam hier vanaf het tweede decennium langzaam verandering in. Russische schilders lieten zich scholen in Parijs en raakten onder invloed van grote schilders in die tijd als Cézanne, Picasso en Braque. Het zorgde voor een vernieuwd bewustzijn onder Russisch-joodse kunstenaars dat echter geen lang leven beschoren was.
In de tentoonstelling Moderne meesterwerken uit Moskou heeft het Joods Historisch Museum een selectie gemaakt van de meest vernieuwende Russisch-joodse kunstenaars uit de periode 1910-1940. Een aantal van hen zijn wereldwijd bekend geworden, terwijl de meesten in de vergetelheid zijn geraakt. De kunstwerken zijn afkomstig uit de Staats Tretjakov Galerie en het A.A. Bachroesjin Centraal Nationaal Comité in Moskou.
Aanvankelijk werd de socialistische staat met open armen ontvangen door de Russisch-joodse kunstenaars. Het nieuwe klimaat schiep mogelijkheden voor een nieuw experiment dat bekend werd onder de noemer Russisch avant-gardisme. Tal van kunstenaarsgroepen werden opgericht zoals bijvoorbeeld Ruiten Boer waarbij het eerste symbool staat voor het gevangenisuniform en het tweede voor de kunst. Eén van de oprichters van deze groep was Robert Falk die het kubisme introduceerde in Rusland in onder andere Portret van Midkhad Refatov (1915) en Vrouw in rode jurk (1918). Ook ontsonden in deze periode stromingen zoals het constructivisme (abstracte constructies van lijn, vlak en kleur) en het suprematisme (het gebruik van geometrische figuren zoals vierkant, cirkel en rechthoek, in 1913 bedacht door Kazimir Malewitsj). Eén van de belangrijkste vertegenwoordigers van beide stromingen was El Lissitzky (1890-1941) die deze gebruikte om zijn abstracte synthese tussen schilderkunst en architectuur te kunnen vervolmaken.
De magie van Barcelona is ongekend. Of het nu de organische architectuur van Gaudi, het weidse uitzicht van de Montjuich of het sterrenensemble van Barça is, de stad oefent een grote aantrekkingskracht uit op haar bezoekers, getuige het feit dat jaarlijks 29 miljoen mensen de stad bezoeken, waarvan er 9 miljoen in de stad overnachten. Dat Barcelona niet altijd deze status heeft gehad, is minder bekend. En dat was de reden voor het van Gogh museum om een speciale tentoonstelling over het Barcelona van 1900 samen te stellen.
In de week van de democratie neem ik u graag mee naar een boek dat is geschreven in een periode waarin schrijvers helemaal niet geacht werden een kritisch geluid te laten horen, namelijk ten tijde van de Stalinistische terreur. Geheel in de lijn van de vijfjarenplannen kregen de schrijvers de opdracht literatuur te scheppen die in het teken stond van het socialistisch realisme. De literatuur moest worden ontdaan van het elitaire karakter en ten dienste komen te staan van de arbeiders. Speciaal voor dit doel werd de in “gezondheidsballingschap” verkerende Maksim Gorki (1868-1936) teruggehaald uit Sorrento (It) met de opdracht om een schrijversbond op te zetten waarin de grote vooruitgang in het socialistisch arbeidersparadijs werd bezongen. Daaronder horen bijvoorbeeld de aanleg van het Witte Zeekanaal of de waterkering van een aantal rivieren die ervoor moesten zorgen dat onvruchtbare gebieden van water werden voorzien. Eén en ander wordt prachtig beschreven in Frank Westerman’s Ingenieurs van de ziel (2002).
Hans Eijkelboom (1949) is een echte straatfotograaf; sinds 1992 stelt hij zich verdekt op op straathoeken om zo de voorbijgangers vast te leggen. Specifiek let hij daarbij op de uiterlijkheden die kenmerkend zijn voor een bepaalde groep mensen. Ongemerkt is Eijkelboom daarmee een chroniquer geworden van zijn tijd die zijn bevindingen op straat heeft vastgelegd in een soort dagboek dat hij zijn Fotonotities heeft genoemd. Eijkelboom selecteert zijn beelden op gelijkenissen en plaatst deze in reeksen naast of onder elkaar waarbij een bepaalde subgroep in de samenleving zichtbaar wordt gemaakt. Een methodiek die bijvoorbeeld ook navolging heeft gekregen bij het duo Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek die met hun Exactitudes een twaalftal mensen uit een zelfde subgroep bijeen heeft gehaald in de studio en in serie heeft afgebeeld.
Men zegt soms wel eens dat popprijzen nergens toe doen. Jarenlang heerste er een smet op bijvoorbeeld de Grote Prijs van Nederland, waarbij de winnaars gedoemd waren uiteen te vallen nadat ze het prijzengeld, het platencontract en de vele optredens binnen hadden gesleept. Het was dan vaak ook beter om tweede te worden bij deze prijs zodat men in de schaduw van de eerste in alle luwte kon werken aan de opbouw van een oeuvre. Er zijn ook genoeg prijzen, of misschien zelfs wel te veel, zoals vaker wordt geopperd, maar vaak blijkt dat er genoeg publiek voor op de been te brengen is, het zal wel iets te maken hebben met het competitieve in de menselijke aard. Tenminste, wanneer je een prijs goed organiseert en er ook wat te verdelen valt, wordt er veel publiek getrokken.
Officieel staan ze te boek als free-jazz orkest, maar eigenlijk gaat het alle kanten op bij het Japanse gezelschap. Uiteraard, jazz is een groot bestandsdeel van het werk dat ze ten toon spreiden, maar regelmatig zijn er rock-, funk- en gypsyelementen terug te horen en wordt de muziek vermengd met traditionele Japanse klanken. En ook al vind je de muziek niet zo geweldig; het is een ware beleving om Shibusashirazu live aan het werk te zien. Het orkest bestaat namelijk uit zo’n vijfentwintig leden waaronder acht blazers (verschillende soorten trompet en saxofoon en tuba), twee drummers, een conga-speelster, twee gitaristen, een bassist, een zanger en zangeres en een gogo-danseres. Dit alles wordt voorgezeten door dirigent Daisuke Fuwa en omlijst door Butoh dansers, acteurs en een schilder die tijdens het concert een kunstwerk voltooid.
Het Westergasterrein in Amsterdam was gisteren omgedoopt tot een waar literair dorp; aldaar vond namelijk de eerste Manuscripta plaats, de opening van het nieuwe boekenseizoen dat nu ook voor publiek toegankelijk was. Eerdere jaren begon het seizoen eveneens met een officiële opening, maar hier waren alleen uitgevers, bibliotheken, boekhandels en de media welkom. Dit onderonsje was nu voorbestemd voor de maandag en op zondag gingen de deuren dus wagenwijd open. Meer dan honderd uitgevers presenteerden hun nieuwe titels die vaak nog niet in de winkels te krijgen zijn. De CPNB, de organisator van het evenement, schonk de bezoekers bovendien het Boek van Boeken waarin voorproefjes van maar liefst 169 te verschijnen boeken waren opgenomen. Het festival trok 4.000 bezoekers, 1.000 minder dan het streefgetal, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met de opstartfase van het evenement dat in ieder geval in 2008 en 2009 op dezelfde plek terug zal keren.
De naam doet eerder vermoeden dat we hier met een metalband te maken hebben, maar niets is minder waar. Het genre waarin We vs Death namelijk bivakkeert heet post-rock en eigenlijk vraag ik me al jaren af wie die term ooit heeft bedacht. Waarheid gebiedt te zeggen dat het als label goed fungeert, maar inhoudelijk raakt de term kant noch wal. De muziek is soms namelijk filmisch te noemen en wat dat betreft past de betiteling soudscapes beter. Hoe dan ook, post-rock muziek is vaak instrumentaal en kent een opbouw van melodieuze, melancholische gitaarlijnen die langzaam toewerken naar een climax waarbij alle registers open worden getrokken. Bekendste exponenten van deze muzieksoort zijn Mogwai, Godspeed You! Black Emperor en Do Make Say Think.
Terwijl ik afgelopen maandag nog het idee had dat de twee-mans formaties zo’n beetje aan het uitsterven waren, is het duo van Tiny Masters of Today een wel heel bijzondere. Net zoals voetbalclubs jonge talenten al vroeg aan zich weten te binden, had Russell Simins, de drummer van Blues Explosion al snel zijn oog laten vallen op dit tweetal en trok hij met hen de studio in om ze op drums te begeleiden bij de totstandkoming van hun debuutalbum Bang Bang Boom Cake dat deze maand is uitgekomen. Broer en zus Ivan en Ada, afkomstig uit Brooklyn, New York, zijn namelijk pas 13 en 11 jaar oud en weten nu al een geluid neer te zetten dat duidelijk geënt is op het ruigere werk van the White Stripes. Beiden spelen hoofdzakelijk zang en gitaar en wisselen dit af met bas, keyboard en drums.
Ik was in de veronderstelling dat het fenomeen van twee-mans bandjes met zang, drum en gitaar alweer een beetje over was. Van de horde die een jaar of vijf geleden als paddestoelen uit de grond schoot, lijkt alleen the White Stripes nog over te zijn gebleven en horen we niets meer van bijvoorbeeld the Raveonettes, de Jesus and Mary Chain kloon die hoge ogen gooide met bezwerende samenzang en albums die waren opgebouwd rondom één akkoord. Wellicht slijt het leven van twee-mans formaties sneller bij een gebrek aan groepsdynamiek, waarbij je, zeker bij uitgebreide tourschema’s, gedoemd bent om voortdurend op elkaars lip te zitten.
Het hing al een tijdje in de lucht, maar nu heeft Spider Rico de gitaren werkelijk aan de wilgen gehangen. De teloorgang van het roemruchte Haagse kwartet heeft een direct verband met de opmars in de carièrre van zanger/gitarist Dennis Weening die vanuit TV West het gezicht werd van MTV en ook alweer een tijdje presentator is van 3voor12 FM. Dit succes is Weening gegund, maar het heeft wel tot gevolg dat er een leemte wordt achtergelaten in Nederlands gitaarland.
“De ziel van het model, sommigen van hen stralen iets uit van datgene wat alles week maakt en dat men graag wil schilderen.” – Helene Schjerfbeck