Oorverdovend goed Triggerfinger
Afgelopen vrijdag was het weer een ouderwets avondje rocken in de Melkweg. En niet geheel toevallig had de avond een Belgisch tintje; de header waren de oudgedienden van Triggerfinger, voorafgegaan door het Belgisch/Nederlandse Drive Like Maria. Beide bands hadden al een keer hun opwachting gemaakt bij De wereld draait door en doorgaans is dan je kostje gekocht, maar blijkbaar toch niet helemaal, want uitverkocht was het wel, maar dan in de oude zaal, wat overigens nog steeds het fijnste zaaltje in de Melkweg is. Zanger Ruben Block van Triggerfinger refereerde aan dit optreden van een minuut in het programma en en passant bedankte hij ook nog Eric Corton van 3voor12 die zijn luisteraars warm heeft gemaakt voor deze band. Zelden heb ik zo’n dankbare band gezien want ze waren oprecht blij met deze volle zaal.
Maar goed, het begon dus allemaal met het stoner-trio/kwartet van Drive Like Maria, een band die de laatste tijd ook niet te klagen heeft over een gebrek aan media-aandacht. Wanneer zanger Bjorn Awouters achter de drums plaats neemt, zijn ze met z’n drieën en als hij zin heeft om gitaar te spelen doen ze het met z’n vieren. Het is een beetje merkwaardige constructie want zingend drummen staat niet bekend als het allermakkelijkste maar Awouters kwijt zich gedreven van zijn taak. Eerder dit jaar hadden ze al een bescheiden hitje met het nummer I’m on a train dat me tijdens het concert aangenaam verraste door de gitaarloopjes die erin voorkomen. Daarmee toonde gitariste Nitzan Hoffmann haar virtuositeit die helaas in al het rockgeweld niet altijd even goed uit de verf kwam. Het zompige dat zo kenmerkend is voor de stonermuziek was iets te ver doorgevoerd waardoor de nuances ondergesneeuwd raakten en dat is zonde. Deze nuances zijn overigens wel duidelijk hoorbaar op het debuutalbum Elmwood, dit jaar uitgekomen. Van mij hoeft dat overdreven rock & roll gedoe dat ze tentoon spreidt ook niet echt, zich uitend in frasen als “Are you ready for rock & roll” en het continue headbangen tijdens alle nummers. Het optreden wordt daardoor iets te veel een rock-cliché.
Het was alweer zo’n tien, vijftien jaar geleden dat ik ze voor het laatst had gezien en daardoor ging ik lichtelijk gespannen naar het concert van mijn oude helden van Shellac die afgelopen donderdag in Paradiso stonden. Het gevaar van helden die op leeftijd beginnen te raken, is natuurlijk dat ze ondertussen van hun voetstuk beginnen te vallen of dat het enorm tegenvalt ten opzichte van de laatste keer dat je ze gezien hebt. Maar gelukkig heeft Shellac zijn dwarsheid altijd bewaard; de band is meer een hobby-project en concerten geven ze vooral om de dagelijkse sleur te doorbreken en andere steden te kunnen zien. In hun zeventienjarige bestaan hebben ze slechts vier albums en zeven singles/EP’s uitgebracht. Het is waarschijnlijk het geheim waardoor ze het zo lang met elkaar uit kunnen houden…
Ik herinner me nog goed de twee concerten die zich oorverdovend hard in mijn geheugen hebben genesteld. Het eerste was ergens in 2002 bij Mogwai in Paradiso, dat haar muziek gelaagd opbouwt naar een climax waarbij een explosie van gitaargeweld ontstaat, vergelijkbaar met een tijger die geduldig wacht totdat ze kan aanvallen op haar prooi. Het andere concert, en dat vormt de opmaat naar waar ik het verder over wil hebben in dit stukje, was op eerste paasdag 2005 in een nauwelijks gevulde bovenzaal van Paradiso. Ik ging toen naar the Lost Sounds waarvan ik een paar singles had gehoord, maar waarvan ik eigenlijk niet wist wat ik kon verwachten. Er stond een batterij synthesizers op het podium en toen zangeres/toetseniste Alicja Trout een akkoord aansloeg om te testen of het apparaat aanstond, was de toon gezet. Krap een uur wavey space-muziek baande zich een weg in mijn oren en heeft daar nog ruim een dag huisgehouden. Het heeft ertoe geleid dat ik regelmatig aan mensen moet vragen of ze hun zin kunnen herhalen omdat ik domweg een stukje dover ben geworden.
Het nieuwe televisiejaar begon meteen al goed met de documentaire Het nieuwe Rijksmuseum van Oeke Hoogendijk die op 1 en 2 januari werd uitgezonden. De docusoap (want zo kan men de documentaire beter noemen) geeft een ontluisterend beeld van een gebrek aan durf bij de bestuurders en het kenmerkende Nederlandse poldermodel dat ertoe heeft geleid dat het Rijksmuseum nu pas in 2013 haar collectie weer in een compleet gerenoveerd gebouw aan het publiek kan tonen. Dit tezamen met de berichtgeving dat de oplevering van het Stedelijk weer vertraagd is tot 2010, maakt de gemiddelde Amsterdamse cultuurliefhebber er niet vrolijker op. Nu kan ik daar, zoals menig columnist, ontzettend over gaan lopen mopperen, maar het geeft mij juist de mogelijkheid om de grenzen eens te verleggen en mijn vleugels naar andere steden uit te slaan. En zo kwam ik eindelijk weer eens terecht in het Boijmans van Beuningen waar de tentoonstelling Vooral geen principes van Charley Toorop (1891 – 1955) al enkele maanden te zien is.
Nietsvermoedend loop ik langs de schouwburg en loop daar ineens mijn oude buurjongen tegen het lijf. En hoewel hij op zo’n tweehonderd kilometer van Amsterdam woont, is dat niet eens zo vreemd, ware het niet dat hij in de hoedanigheid van een twaalfjarige voor mij verschijnt. Hij draagt een bal onder zijn linkerarm.
Ik geef het eerlijk toe; ik heb helemaal niets met musicals. Voor mij is een musical een moderne opera, of misschien meer een operette waar een dunne verhaallijn plaats heeft gemaakt plat vermaak. Maar blijkbaar is er een markt voor en daarvoor kan ik Joop van den Ende respecteren. Hij heeft pionierswerk verricht op dat vlak en veel energie gestoken om het genre onder een groot publiek populair te maken. Maar dan nog, sta ik af en toe te kijken waar men een musical van weet te maken. Tarzan, Doe Maar, de Fabeltjeskrant en wat dies meer zij, verzint men om de mensen naar de theaters te trekken (overigens niet allemaal van van den Ende). Het is populair winstbejag door begrippen uit oude tijden om te vormen naar hedendaagse maatstaven en zodoende op jeugdsentimenten in te spelen. En daarom vraag ik u als lezer; welke nieuwe stompzinnige musical verwacht u binnenkort op de planken?
Het ging snel met the Ting Tings in 2008. Na een aantal succesvolle optredens op Eurosonic, London Calling en Lowlands is het duo uitgegroeid tot een fenomeen en wist het afgelopen zondag een uitverkochte Melkweg Max te vullen. Dat zijn 1.500 man in één zaal en wie had dat verwacht aan het begin van het jaar. Maar zoals het vaker gaat, kan het hard gaan met Engelse debutanten en ben je in een mum van tijd een grote speler en dat wil nog wel eens zijn tol eisen.
In het Rijksmuseum in Amsterdam is sinds zaterdag circus Hirst neergestreken. De kunstenaar die van de dood of de vergankelijkheid een kunstje heeft gemaakt heeft zijn met 8601 ingelegde diamanten schedel For the love of God meegenomen en toont tegelijkertijd zestien schilderijen uit de collectie van het Rijks. Met vijftien man mag je 2,5e minuut het doodshoofd bewonderen om vervolgens weer plaats te maken voor de volgende groep. Het zal dringen geblazen zijn want na zes weken vertrekt Hirst weer naar de volgende stad op zijn tournee door Europa.
Het komt niet vaak voor dat een film me vanaf het begin bij mijn nekvel grijpt en me meteen het verhaal in sleept. Bij de meeste films is er sprake van een opbouw of dienen de karakters eerst geïntroduceerd te worden alvorens men het verhaal kan vertellen. De laatste keer dat ik dat ervoer was bij The diving bell and the butterfly (eerder
Het is een merkwaardig mooi stukje Amsterdam; gelegen in Oud-Zuid, geheel in de traditie van de Amsterdamse School, goed onderhouden panden en nu de weelderige klimop herfstig rood en geel kleurt, krijgt de buurt een haast sprookjesachtige lading. Het gaat om het stuk dat gesitueerd is rondom het Roelof Hartplein met als bekendste huis Het Nieuwe Huis dat in 1928 werd gebouwd als huisvesting voor ongehuwden en waar de schrijver-schrijver Jan Arends in 1974 over het balkon sprong. De Harmoniehof werd in 2006 door het Parool, na het Begijnenhof, uitgeroepen tot op één na mooiste straat van Amsterdam en vormde het decor van de in 2006 met de AKO-literatuurprijs bekroonde roman de Bekoring van Hans Münstermann.
Rondom een gouden stoel van vier meter hoog zingt een honderdkoppig koor dat het volk vertolkt Boris Godoenov toe, de man die volgens hen de vermoorde tsarevitsj Dmitri Ivanovitsj moet opvolgen. Het is zo’n beetje de opening van Moesorgski’s opera (naar Poesjkin’s drama uit 1831) die de Nederlandse Opera op dit moment opvoert in het Muziektheater in Amsterdam onder regie van Willy Decker en muzikale leiding door Alexander Lazarev. Het stuk is opgebouwd uit vier delen met zeven scènes en toont de opkomst en de val van de tsaar in de periode 1598 tot 1605.
De Italiaanse film Caos Calmo begint met een reddingsactie van twee vrouwen van de verdrinkingsdood door de broers Pietro en Carlo Paladini. Laatstgenoemde ergert zich op de terugweg over de lafheid van de echtgenoten die niet de zee in durfden vanwege de sterke stroming en het gebrek aan dankbaarheid bij de slachtoffers. Bij terugkomst bij het vakantiehuis blijkt de vrouw van Pietro te zijn overleden, waarschijnlijk door een beroerte. De held wordt meteen geconfronteerd met een situatie die hij onmachtig is; het verwerken van het verlies van zijn vrouw en het oppakken van zijn leven en dat van zijn tienjarige dochter Claudia.