Inlichtingen: omstreden bewijs in terrorismezaken
AIVD-informatie in anti-terrorismezaken moet de rechter ter discussie stellen. Bij de zaak tegen Soumaya S. is dit niet voldoende gebeurd. Gastredacteur Quirine Eijkman is senior-onderzoeker bij het Contraterrorisme Centrum van de Universiteit Leiden. ,,Dit is een cruciaal thema in contra-terrorisme.”
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de rechtzaak tegen terrorismeverdachte Soumaya S. opnieuw moet. De uitspraak bevestigt dat de toelating van inlichtingen als bewijs te veel inbreuk maakt op de waarborgen voor een eerlijk proces. Dit omdat het belangrijkste bewijs, het zogenaamde ‘apothekersgesprek’, is gebaseerd op informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Om terrorisme te bestrijden mag de AIVD informatie verzamelen. Ook kan het Openbaar Ministerie deze informatie inbrengen in een rechtszaak. Maar de rechtswaarborgen voor het toesten van inlichtingen als bewijs zijn mager. In deze terrorismezaak heeft de rechter niet voldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de AIVD-informatie ter discussie te stellen.
Waar ging de zaak ook al weer over? Terrorismeverdachte Soumaya S. had banden met de Hofstadgroep. Het netwerk dat in 2004 berucht werd omdat Mohammed B.,de moordenaar van Theo van Gogh, er deel van uitmaakte. Zij is in 2007 in de zogenoemde ‘Piranha’-zaak veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Samen met zes andere personen, waaronder Samir A., was zij in 2005 gearresteerd. Dit omdat justitie vermoedde dat ze terroristische aanslagen voorbereiden. Één van de doelwitten was een aantal nationaal bekende politici.

