‘Nederland steunt fossiele export met destructieve gevolgen’
ACHTERGROND - Onlangs kwam de monitor exportkredietverzekeringen 2019 uit, met een begeleidende brief van staatssecretaris Vijlbrief. In deze brief noemde staatssecretaris Vijlbrief de bijdrage aan de duurzame ontwikkelingsdoelen en verwees hij maar liefst dertig keer naar de ‘vergroening’ en groene transacties van de doorgaans voornamelijk ‘grijze’ verzekeringen. Mooie en positieve ontwikkelingen, schrijft Jurrian Veldhuizen, maar achter deze woorden schuilt een grote mate van onduidelijkheid en vooral veel contradictie.
Een exportkredietverzekering klinkt als een complex en technisch begrip, maar is eigenlijk vrij simpel. Het is een verzekering die het voor Nederlandse bedrijven makkelijker en vooral minder risicovol maakt om investeringen te doen in het buitenland. Stel je voor: je hebt een Nederlands energiebedrijf en je wil een energiecentrale bouwen in Nigeria, een land rijk aan grondstoffen. Het is dan mogelijk om een verzekering af te sluiten bij staatsverzekeraar Atradius DSB. Zo zijn je financiële risico’s gedekt en heb je meer kans op bankleningen. Dit betekent ook dat, mocht het project mislukken, de Nederlandse staatskas garant staat. Op deze manier stond Nederland in 2019 garant voor 4,4 miljard euro aan investeringen.
De keerzijde
Het probleem hierbij is dat een groot gedeelte van de investeringen die de Nederlandse staat verzekert zijn gericht op fossiele projecten. Zo concludeerde BothENDS vorig jaar dat Atradius fossiele projecten verzekert voor gemiddeld 1,5 miljard per jaar. Volgens de getallen in de monitor van 2019 is er niet veel veranderd in dit gemiddelde. En dat terwijl Nederland per 2020 een einde maakt aan financiële steun voor steenkolenprojecten en de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland. Dit is dus niet van toepassing op de exportkredietverzekeringen.