God was er niet helemaal bij in het begin
Banken verantwoordelijk voor flinke daling BBP
Tsunami van Arabieren blijkt klein golfslagje
Gaza Bajes
Diezelfde schreeuw om vrijheid weerklinkt overal. De mensen hier zijn (ongelofelijk) gefrustreerd over twee dingen: het feit dat van de Gazastrook een openluchtgevangenis is gemaakt en de omstandigheden waaronder ze gedwongen in die gevangenis moeten leven. Ze zijn collectief bestempeld als een stelletje boeven en de sleutel van hun cel is al jaren zoek.
Je moet je voorstellen dat je bewegingsruimte beperkt wordt tot twee keer oppervlakte Texel. Zelfs al zou het hier een aards paradijs zijn, dan nog wil je weleens wat anders, je horizon verbreden. Het hoge ‘hutje mutje’ gehalte -met 1.6 miljoen inwoners behoort de Gazastrook tot de meest dichtbevolkte gebieden ter wereld- versterkt heeft claustrofobische gevoel nog verder.
Toen twee weken geleden een algehele ‘black out’ van de communicatielijnen (telefoon, internet, elektriciteit) plaatsvond, was het gevoel van isolement en machteloosheid compleet. Er was enigszins paniek; velen vreesden voor een invasie van het Israëlische leger. Een leger dat vervolgens, zoals het enkele jaren eerder al deed, ongezien en ongestoord zijn gang zou kunnen gaan in de dorpen en steden hier. Veel mensen zijn de hele nacht opgebleven, op de uitkijk, wachtend op wat komen ging. Enkele Blackberry telefoons die nog op internet konden, vormden de enige overgebleven connectie met de buitenwereld. Op die manier konden mensen buiten de Gazastrook ons op de hoogte brengen van wat er zich eventueel om ons heen afspeelde. Intern konden we niet met elkaar communiceren. Dat is het toppunt van isolatie. Later bleek dat graafwerkzaamheden van Israëlische legerbulldozers in de periferie van Gaza de oorzaak waren van de black out.
Omdat ik wil begrijpen hoe dat voelt, dat jarenlange gedwongen isolement, blijf ik maar vragen stellen. Tijdens een van m’n urenlange koffie-klets-sessies weet Mohammed, een jonge student Engelse literatuur zijn gevoelswereld goed onder woorden te brengen. In alle rust, met een vriendelijke maar serieuze blik vertelt hij over de dagelijkse beslommeringen en hoop en verwachtingen voor de toekomst. Als ik vraag naar zijn grootste ergernis, antwoordt hij ‘de stroomuitval in Gaza’. Waarom weet ik niet, maar dat antwoord verwachte ik niet. Vervolgens vertelt hij hoe internet en televisie zijn wereld verruimen, zijn nieuwsgierigheid bevredigen en voor afleiding zorgen. Tijdens de urenlange stroomuitval (die soms wel een dag duurt) wordt zijn link met de buitenwereld vervangen door de stank van benzine en (nog erger) het oorverdovende monotone gebrom van generatoren. Deze machines leveren niet genoeg stroom om de ‘luxe apparaten’ in het huis van zijn familie aan te laten. Wanneer we verder praten over de toekomst wordt zijn vriendelijke glimlach langzaam vervangen door een verdrietige, lege blik. Meteen heb ik spijt van mijn directe vragen.
Even later wandelen hij, zijn beste vriend en ik over straat, op zoek naar een volgende pitstop (de overheerlijke Palestijnse koffie valt het best te vergelijken met benzine; gitzwart en verdikt). Ik vraag naar hun favoriete ‘hang outs’. Ze denken allebei lang na en komen tot de conclusie dat ze die niet (meer) hebben: ze zijn het hier helemaal beu. Iedere dag is een kopie van de vorige, in hetzelfde kleine wereldje. Nog zo’n claustrofobisch element, dringt het tot me door.
Net als veel andere jongeren die aan één van de drie universiteiten in Gaza studeren, wil Mohammed zijn studie vervolgen in het buitenland. De toelating en beurs voor een Britse universiteit heeft hij al op zak. Nu moet hij ‘alleen’ nog op tijd de Gazastrook uit zien te komen. Zijn enige kans om de Gazastrook te verlaten is de grensovergang met Egypte (bij Rafah). Met hem staan nog 13.000 anderen op de wachtlijst om via die weg naar het buitenland te reizen, velen op weg naar familie, of behandeling in een Egyptisch ziekenhuis. De openingstijden van de grenspost en het aantal personen dat er per dag doorgelaten wordt, zijn vrij onvoorspelbaar. Het kan dus weken of maanden duren voordat je eventueel de Gazastrook uit kunt reizen. Maar degene die hun universiteit in het buitenland bereiken, ervaren niet alleen euforie. Veel van hen keren noodgedwongen jarenlang niet terug naar hun familie en vrienden in de Gazastrook. Anders lopen ze –vanwege vertragingen bij het uitreizen via Rafah- het risico een volgend semester van hun studie te missen. Voor degenen die deze maand (tijdens Ramadan en de zomervakantie) toch hier doorbrengen is het een tijd van emotionele herenigingen. Ik ben al menigmaal ontroerd door zulke mooie en tegelijkertijd verdrietige familiemomenten.
In het volgende blog vertel ik meer over de leefomstandigheden in deze bajes.
De terugkeer van de geest
Voor de Groene Amsterdammer schreef ik de volgende reportage over Egypte.
Een paar dagen later stuurt ze – zoals ze had beloofd – per email het stukje dat ze nog net voor de val van Mubarak in de Weekly publiceerde. Over hoe ze ernaast zat op die zwarte woensdag. En ze citeert Tawfiq al-Hakim, de vader van alle Egyptische toneelschrijvers, die het in de jaren dertig had over ‘awdat al-ruh’ – de ‘terugkeer van de geest’ – toen hij wilde aangeven wat de revolutie van 1919, de revolutie waarin Egypte een status van semi-onafhankelijkheid onder de Engelse overheersing had bevochten, had betekend voor de sfeer in het land. Tijdens de 18 dagen van verzet op Tahrir had Egypte eveneens zijn ziel weer teruggevonden, zo is de strekking van haar stukje.
Awdat al-ruh. Ik vind het mooi gezegd. Dertig jaar lang had Egypte en president aan het hoofd was van een systeem dat niet meer was dan een façade. Een parlement dat deed alsof het echt was, een quasi-oppositie en media die namaak-nieuws brachten – Oosteuropees aandoende leugens over hoe goed alles ging en hoe Mubaraks mening belangrijk werd gevonden in de wereld. Het Westen hielp die leugens in stand houden en prees Mubarak om de ’stabiliteit’ die hij vertegenwoordigde en de zogenaamde ‘hervormingen’ die hij doorvoerde. Jarenlang verkeerde de ‘geest’ van politiek en sociaal Egypte daardoor in een Doornroosje-achtige sluimer, een deprimerend soort lethargie waarin creativiteit en vindingrijkheid eerder werden afgestraft dan beloond. De laatste paar jaar was dat allemaal nog erger. Tè erg, de corruptie te groot, de onderdrukking te voelbaar, de façade een belediging voor de intelligentie. Wie wil weten hoe het voelde, het Egypte van de laatste jaren van Mubarak, moet de ook in het Nederland vertaalde roman ‘Het Yacoubian’ lezen van de schrijver Alaa al-Aswani.
Maar nu, na de revolutie, is de ziel overduidelijk terug. Geen gesprek in Cairo dat niet gaat over het ‘nieuwe’ Egypte. Twee weken heb ik om een beeld te krijgen van hoe de Egyptenaren die geest weer tot leven hebben gebracht en wat ze denken ermee te gaan doen. Mijn eerste zegsman is Hani Enan. Hij is één van de voormannen van de Kefaya beweging, die in 2004/2005 werd opgericht als reactie op de toen duidelijker wordende dreiging dat Mubarak zou worden opgevolgd door zijn zoon Gamal. Kefaya (het naam betekent:’genoeg’) was een los verband van oppositie-figuren van de meest uiteenlopende politieke kleuren, van links, via burgerlijk liberaal tot islamist. Het had geen eigen politiek program, je zou het een ‘one issue’ beweging kunnen noemen. De belangrijkste eis die het formuleerde betrof nieuwe presidentsverkiezingen met de mogelijkheid om ongehinderd tegenkandidaten in te kunnen dienen. Het was de eerste beweging die – in 2005 – openlijk vroeg om het aftreden van Mubarak.
Hani ontvangt me tegen middernacht in de wijk Moqattam. De plek is een duur ingericht kantoor (Hani vertegenwoordigt onder meer Philips’ medische apparatuur in Egypte). hij biedt me dure Franse cognac aan. Het is niet wat je zou verwachten van een revolutionair. Toch is Hani’s loopbaan vooral bepaald door zijn carrière als opposant. Al in 1968 demonstreerde hij als medicijnenstudent tegen Nasser en in de jaren zeventig was hij een van de deelnemers aan het studentenverzet tegen Sadat, onder tijdens de onlusten in ‘77 die de geschiedenis in zouden gaan als ‘broodrellen’. Onder meer door de vele malen dat hij werd gearresteerd maakte hij uiteindelijk zijn studie niet af.
De harde kern van Kefaya, vertelt hij, werd gevormd door activisten uit het voormalige studentenverzet van de jaren ‘70 rond de legendarische, te vroeg overleden, studentenleider Ahmed Abdallah. Anderen kwamen via de comités van solidariteit met de in 2000 begonnen Tweede Intifada in de door Israel bezette gebieden. De meeste Kefaya-deelnemers waren intussen al over de zestig en zelf speelden ze niet echt een leidende rol bij de revolutie van Tahrir. Maar niettemin was het bestaan van Kefaya van doorslaggevend belang. De beweging fungeerde als een verzamelpunt, een soort katalysator van het verzet. Er was ook een jongerengroep en daaruit kwamen de vrije vakbeweging voort en de 6 Aprilbeweging, die beide een hoofdrol zouden gaan spelen bij de omwenteling. Kifaya leverde een plek voor hen om te vergaderen, en daarnaast geld en goede raad. ‘We kwamen regelmatig met ze samen en leverden ruimte en faciliteiten. En in januari 2011 hadden we een dagelijks bijeenkomend follow-up comité. Je zou kunnen zeggen dat we optraden als consultants van de revolutie.’
Ahmed Maher van de 6 April Beweging is mijn volgende gesprekspartner. Hani Enan, die me naar hem heeft toe geleid, beschreef hem als ‘waarschijnlijk de echte vader van de revolutie’. Maher was de eerste die bedacht te gaan demonstreren op 25 januari, de Nationale Dag van de Politie’. Ahmed is 30, civiel ingenieur, een onopvallende zacht pratende man, maar samen met dames als Asmaa Mahfouz en Esraa Abdel-Fattah van de onafhankelijke vakbeweging is hij intussen een soort nationale beroemdheid. De 6 April Beweging, vertelt hij, kwam voort uit de groep Youth for Change, de jeugdafdeling van Kefaya. De beweging werd in 2008 opgezet een maand na een grote staking op 6 april bij de textielfabrieken in Mehalla al-Kubbra .ten noorden van Cairo. Ahmed, die eerst een blog had, begon een Facebook-pagina en lanceerde oproepen om de stakers bij te staan met tenten, dekens, en advocaten. In korte tijd had de pagina 70.000 leden. Dat aantal daalde nadat Ahmed en anderen waren opgepakt en gemarteld. Niettemin volgden andere demo’s. Zoals een conferentie tegen de regeringspartij tijdens een Iftar in de Ramadan-maand van dat jaar, of een oproep tot een herhaling van de staking van 2008 en het dragen van zwarte kleding, die op 6 april 2009 – ook tot verbazing van de beweging zelf – resulteerde in een uitgestorven Cairo. Het was inderdaad ook de 6 April Beweging, vertelt Ahmed, die in 2009 en 2010 voor het eerst demonstreerde op de Nationale Politiedag – in 2009 waren er 500 deelnemers, in 2010 zo’n 1000 (en dit jaar werd het dus het begin van de revolutie). Nog een memorabel moment was er overigens toen de (internationale) ‘Gaza Freedom March’ op weg naar Gaza datzelfde jaar 2010 Cairo aandeed. Er werd met de Gaza-gangers samen gedemonstreerd, onder meer door van diverse kanten tegelijk naar het Talaat Harb-plein (vlakbij Tahrir) in downtown Cairo op te rukken.
Maar misschien het belangrijkste was dat Ahmed in 2008, kort na de oprichting van 6 April op een website stuitte, ‘Academy for Change’ geheten, waarin reclame werd gemaakt voor de methodes van geweldloos verzet, onder meer de methodes waarmee de ‘Otpor’ beweging in Servië Milosevic wist te verjagen. Het inspireerde hem om hetzelfde te doen. De gebalde opgeheven vuist van Otpor werd vanaf dat moment ook het symbool van 6 April. De beweging begon te experimenteren met een ander soort demonstraties en het mobiliseren van volkswijken. ‘We gingen de wijken in probeerden van alles, zingen, feesten organiseren, toneelstukjes opvoeren. Ook probeerden we een soort alternatieve demonstraties uit in plaats van de traditionele manier. Buiten Cairo experimenteerden we bijvoorbeeld met flash mobs. Zo gingen we zingen op het strand in Alexandrië en vliegers oplaten. We werden de volgende dag opgepakt. Maar het werd langzamerhand steeds meer een succes. In 2010 stonden we bekend als ‘al-Ahl al-magnoun’, dat stelletje gekken, en hielden we elke week wel ergens zo’n betoging.
In juli 2010 ontstond een nieuwe Facebook-groep, nadat in Alexandrië een zekere Khaled Said, die getuige was geweest van een drugsdeal van twee politiemensen, door hen werd doodgeslagen. De 6 April groep besloot tot samenwerking met deze groep die het werk was van een jonge manager van Google, Wael Ghoneim. ‘En daarna was er in december van dat jaar de omwenteling in Tunesië die een inspirerend voorbeeld werd, ‘ zegt Ahmed. ‘We besloten toen dat iedereen mee moest werken. Vanaf 15 januari waren er bijeenkomsten met allerlei groeperingen, zoals de groep van ElBaradei, de Khaled Said-groep, het Democratisch Front van Osma Ghazali Harb en de jongeren van de Moslim Broederschap. Op 20 januari besloten we dat we ons zouden opsplitsen en de demonstratie op 25 januari zouden beginnen vanuit verschillende armere buurten van Cairo, zoals Shubra, Bulaq, Imbaba, Bulaq al-Daqrour en nog meer andere.
En het verhaal is dat jullie de start in één van die volkswijken geheim wisten te houden voor de amn al-merkazi, de politie, zodat ze die ene groep niet zoals hun gewoonte is konden insluiten en immobiliseren en jullie met die ene groep konden doorbreken naar Tahrir?
Ahmed Maher, glimlachend: ‘Nee, het was anders. We publiceerden op Facebook dat de demonstratie om 14.00 zou beginnen. Maar we zorgden dat we er met de mensen uit de wijken al om 13.00 uur waren, dus vóór de politie.’
Een regime naar huis sturen is één ding ook al was dat misschien moeilijk genoeg, maar Egypte omvormen tot een democratie is waarschijnlijk nog veel ingewikkelder. Buiten Egypte is er geen gebrek aan sceptici die denken dat het dat nooit gaat lukken. Maar in Egypte zelf is dat anders. Daar is de vraag niet òf het zal gaan lukken, maar hoe lang het zal gaan duren. Althans dat is de vraag in Cairo. Wat het platteland denkt is minder duidelijk. ‘Dit was een typische stedelijke revolutie,’ zegt de journalist Hani Shukrallah, ‘en de helft van Egypte is platteland. Die andere 50% moet de veranderingen nog verwerken. Dat kan jaren gaan duren.’
Weekendcollege | Egoïsme loont
De Finnen bedingen speciale voorwaarden, andere landen willen dat ook. De banken wordt gevraagd om mee te betalen, maar willen garanties. Banken lenen niet meer aan elkaar uit, want wie weet hoe ze er echt voor staan. Het is een understatement om te zeggen dat het vertrouwen op dit moment ver te zoeken is. En misschien is dat maar goed ook. In onderstaande korte documentaire van Adam Curtis wordt de Game Theory belicht. Conclusie: egoïsme loont en leidt uiteindelijk tot stabiliteit. Altruïsme haalt de bestaande orde overhoop. Helaas niet te embedden, daarom hier de link.
De echte dreiging in Amerika
Het afgelopen decennium waren bange jaren voor de VS, maar hoe groot was de terroristische dreiging nu echt?
Onlangs is een interessante studie verricht door veiligheidsdeskundige John Mueller. Hij en zijn studenten hebben alle zaken onderzocht na 11 september waarbij een poging is gedaan om een jihadistische aanslag te plegen om Amerikaanse grondgebied. Het zijn 33 zaken. Enkele opvallende bevindingen:
In 12 gevallen zijn complotten ontrafeld door middel van een informant. In de meeste gevallen hielp die informant mee of stimuleerde hij zelfs de uitvoering door bijvoorbeeld nepbommen en geld te leveren.
De meeste pogingen waren erg knullig. Ondanks de waarschuwing van de Amerikaanse overheid voor de toepassing van massavernietigingswapens, lukte het de meeste wannabe terroristen niet om een werkende bom of wapen te fabriceren. Ze werden vervolgens wel allemaal aangeklaagd voor de poging om massavernietigingswapens te gebruiken. Mueller verbaast zich over deze slechte voorbereidingen, zeker omdat de VS in zijn geschiedenis al veel succesvolle bomaanslagen kreeg te verduren, vooral in de jaren zeventig.
De doelen werden toevallig gekozen. Er was zelden sprake van het bewust uitkiezen van ‘kritieke infrastructuur’.
De motivatie van de aanslagplegers was zelden religieus geïnspireerd. De meesten maakten zich kwaad over het Amerikaanse en Israelische beleid in het Midden-Oosten. In drie gevallen (van de 85 potentiële daders) stuurde de dader aan op een zelfmoordactie.