Deze week: Hoe kan meer zien dan wat er is?
Onlangs stootte ik op een prent van Hans Holbein de jonge.
Een typische Duitser (grondig!), en niet onbelangrijk in zijn tijd: maakte de overgang van katholiek naar de tegenstander. Dat behelsde voor een kunstenaar een bepaalde moed, want de kkerk was van de afbeeldingen en het grote geld. Absoluut genie, zonder twijfel, en zijn talent lijkt gemaakt voor z’n tijd: de renaissance. Een WYSIWYG, eeuwen voor op z’n tijd. Als je er eentje gezien hebt innetecht, dan vergeet je dat nooit meer. Je kan van ver staan of dichtbij – hij is en blijft een van de weinige kunstenaars die op elke afstand telkens andere wonderlijkheden tonen. Maar. Duitser zijn heeft ook zijn andere zijde. Je ziet het bij Dürer, je voelt het bij Beuys, en Anselm Kiefer ràmt het erin: ze hebben daar wat te weinig zeebriezen. Volkomen humorloos gaan die Teutonen te keer. Maar nu: de stuff! de Prent dus. Waar deze KoZ over gaat. ±700 Kb!
Na de klik: ontraadsel ’t geheim van hoe die Renaissancen oplichters zijn – of toch niet?
Het heeft een beetje weg van 50 ways to kill your lover, maar dat is het niet, geloof me. Mijn liefde voor Holbein is onvoorwaardelijk, enkel overstegen door die voor de renaiccanse zelf misschien. Nee: dit is een pleidooi voor het merkwaardige verband dat er is tussen anno nu en anno toen. Dit is namelijk een overgetraceerde foto. Meneer Holbein ging achter een camera (obscura) staan, en tekende wat hij op de glasplaat zag over op perkament. Er werden kopieën gemaakt, bijvoorbeeld deze, om als volwaardige tekening door het leven te gaan (wellicht bedoeld om de opdrachtgever zijn fiat te krijgen omtrent stijl en compositie) en andere om als schaalmodel te dienen voor het echte/grote werk.