In de voorstelling “Herakles” weten de theatermakers van toneelgroep De Appel het publiek acht volle uren lang geboeid te houden. Hoe doen ze dat?
Natuurlijk maken ze gebruik van hun vermogen om sfeer te scheppen. Het rijk der doden is heerlijk troosteloos. Het hof van de slechte koning is een fijn slangennest van incestueuze intriges. Ook heeft iedere scène een goede opbouw naar een climax. Maar het meest opvallende middel was voor mij de afwisseling van grap en tragiek.
Het verhaal van de held Herakles is daar dan ook heel geschikt voor. Herakles is een held uit de Griekse mythologie. Het Griekse woord voor held is heros, u kent het van ons woord heroïsch. Een heros is iemand van half goddelijke, half menselijke afkomst. Hij is sterfelijk, maar na zijn dood wordt zijn ziel in sommige gevallen onder de goden opgenomen en heeft goddelijke macht. Tijdens zijn leven heeft een held bovenmenselijke kracht, maar ook zeer menselijke zwakten.
Herakles hoort dus bij de wereld van de goden en bij die van de mensen. Maar hij hoort ook bij de dood en tegelijk bij het leven: een van zijn avonturen is, dat hij afdaalt in het Dodenrijk en daar levend weer uit komt. Een ander voorbeeld van dit leven in extremen is, dat hij wel een halfgod is, maar vele jaren lang als slaaf een zeer minderwaardig iemand moet dienen. Verder is hij wel erg viriel, maar juist dat brengt hem in contact met vrouwen. Op één van die vrouwen raakt hij zo gesteld dat hij drie jaar lang in vrouwenkleren loopt en zich verder ook als een vrouw gedraagt. Dit laatste althans in de versie van De Appel, want er is ook een versie waarin Herakles door de vrouw gedwongen wordt om dit te doen, en ook een waarin Herakles’ vrouwenkleren uitsluitend een list zijn om de geile god Pan de verkeerde persoon te laten aanranden. Die komt dan van een koude kermis thuis.
Het leven van Herakles is, ondanks het grappige dat ik nu even heb aangestipt, toch wel heel erg tragisch, gewelddadig en gekweld. Dat is een gevolg van zijn verwekking door een god bij een sterveling. Zeus ging met zijn sterfelijke geliefde vreemd van zijn vrouw Hera en deze haatte daarom de bastaard Herakles. Die is dus voortdurend de speelbal van een krachtenspel tussen Zeus, die hem wil beschermen, en Hera die op zijn dood uit is. Sommige andere goden gaan hierin dan weer met Zeus mee, andere met Hera.
Deze omstandigheid, die de voorstelling ook nog zwaarder en somberder had kunnen maken, wordt door De Appel nu juist uitgebuit om licht en grappig toneel te brengen. Het conflict tussen de goden wordt weergegeven in de sfeer van een echtelijke ruzie tussen kleinzielige echtelieden met verveelde, verwende kinderen. Hera is een vileine bedrogen matrone, Zeus haar bange en geïrriteerde echtgenoot die telkens vindt dat hij nu wel genoeg op zijn donder heeft gehad. Bedoeld of onbedoeld wordt die kleinheid van de oppergod nog benadrukt doordat de acteur die hem speelt een sterk Amsterdams accent heeft, dat al gauw wat smalend en verongelijkt klinkt.
Als het allemaal voorbij is, hebben Zeus en Hera vrede gesloten en zitten nog wat bij elkaar. “En wat ga je nu doen?”, vraagt Hera. “Ach, ik wou maar ‘ns wat bij Troje gaan kijken”, antwoordt Zeus. Het publiek weet dat hij daar grote gebeurtenissen gaat veroorzaken. Hera heeft dan het laatste woord in deze toneelmarathon: “Dat is fijn, want ik wil je echt niet de hele dag over huis hebben”.
Herakles, toneelgroep de Appel. Te zien in Den Haag tot juni 2012.