”Alleen terugkeer naar de oude samenleving van gilden en standen, waarin werkgevers en werknemers ?harmonieus? met elkaar overleggen, kon volgens hem de maatschappij behoeden voor de gevaren van staatsalmacht en anarchie.”
en:
”houd jij ze dom, houd ik ze arm”
even niet. Ten eerste: het staatsalmacht of anarchie en de dom-en-arm-spreuk wordt volgens mij vooral gebruikt om de relatie tussen de kerk aan de ene kant en economische machthebbers aan de andere kant. Daarin worden de rechten van arbeiders eerder onderdrukt dan behartigt.
Bovendien werd de Franse revolutie gevolgd door de industriele waarin van een poldermodel ook niet bepaald spraken was. Anders was Marx er ook nooit geweest.
Het enige wat je kunt stellen is dat het poldermodel een beetje lijkt op oude feodale overlegstructuren, maar dat wisten we al omdat bv Geert Mak al de parallellen tussen Waterschappen en het poldermodel zag. En die zijn nog ouder.
Maar goed: die kerel zal er wel niet voor niets een dissertatie over volgepend hebben; het gelinkte artikel is op zijn zachtst gezegd erg vaag.
@3 dan snap ik iig de “hou jij ze arm, dan hou ik ze dom”-link. Dan heeft het, zoals zoveel dingen die Nederland ‘groot gemaakt’ hebben, toch te maken met een soort drang om (goddelijke) orde in de polder aan te brengen. Dat zie je toch ook bij Calvinisten, niet noodzakelijkerwijs een figuur uit de Franse revolutie? Maar goed: het ligt waarschijnlijk aan het artikel (of mij) dat ik de directe link niet begrijp.
#5
Jonas
Het artikel is ietwat te simpel omdat het poldermodel ook met verzuiling te maken heeft. Wanneer in andere landen sprake is van een centrale macht, is er in Nederland altijd sprake geweest van meerdere belangen. Koopman-dominee, Oranje-Amsterdam, enz.
Het akkoord van Wassenaar was pas in 1982, daarvoor werden de meeste zaken door de voormannen van de verschillende zuilen geregeld.
#6
pedro
@4: die link lijkt me ook een beetje ver gezocht, maar het blijft natuurlijk een leuk citaat (al is er veel tijd en geld aan gespendeerd om er voor te zorgen, dat het niet meer aan Philips toegeschreven mag worden).
@5: ook in andere landen zijn er meerdere belangen, maar ik ben wel met je eens, dat het poldermodel mede dankzij de verzuiling kon ontstaan. Door de verzuiling hebben wij meer dan in andere landen beseft, dat we met compromissen en consensus veel meer konden bereiken dan door tegenstellingen tegen elkaar uit te spelen, waardoor nu eens een ruk naar de ene en dan weer een ruk naar de andere kant wordt gegeven, met alle onzekerheid en maatschappelijke onrust, die dat met zich mee brengt.
Tegenwoordig zien we helaas, dat dat besef bij een relatief nieuw deel van de bevolking nog niet overal aanwezig is en dat een ander deel van de bevolking dat besef kwijt is geraakt, waardoor de tegenstellingen weer meer benadrukt worden dan de overeenkomsten.
Reacties (6)
Huh? Ik snap de link tussen:
”Alleen terugkeer naar de oude samenleving van gilden en standen, waarin werkgevers en werknemers ?harmonieus? met elkaar overleggen, kon volgens hem de maatschappij behoeden voor de gevaren van staatsalmacht en anarchie.”
en:
”houd jij ze dom, houd ik ze arm”
even niet. Ten eerste: het staatsalmacht of anarchie en de dom-en-arm-spreuk wordt volgens mij vooral gebruikt om de relatie tussen de kerk aan de ene kant en economische machthebbers aan de andere kant. Daarin worden de rechten van arbeiders eerder onderdrukt dan behartigt.
Bovendien werd de Franse revolutie gevolgd door de industriele waarin van een poldermodel ook niet bepaald spraken was. Anders was Marx er ook nooit geweest.
Het enige wat je kunt stellen is dat het poldermodel een beetje lijkt op oude feodale overlegstructuren, maar dat wisten we al omdat bv Geert Mak al de parallellen tussen Waterschappen en het poldermodel zag. En die zijn nog ouder.
Maar goed: die kerel zal er wel niet voor niets een dissertatie over volgepend hebben; het gelinkte artikel is op zijn zachtst gezegd erg vaag.
Ik moet zeggen dat stukje ook meer intrigeert dan informeert. Schaepman en Groen van Prinsterer baseerden zich blijkbaar sterk op De Bonald.
Poldermodel????
Autoriteit komt volgens de Bonald niet voort uit de wil van het volk, maar van God, die zijn macht uitoefent via de koninklijke macht. De monarchie is de basis van de organisatie van de maatschappij. De koning wordt door de goddelijke macht aangewezen. De enige orde die de maatschappij nodig heeft, is diegene die door God werd ingesteld, want God heeft een orde gecreëerd die analoog is aan de orde die in het universum heerst, waarin God, koning en vader gezag uitoefenen.
@3 dan snap ik iig de “hou jij ze arm, dan hou ik ze dom”-link. Dan heeft het, zoals zoveel dingen die Nederland ‘groot gemaakt’ hebben, toch te maken met een soort drang om (goddelijke) orde in de polder aan te brengen. Dat zie je toch ook bij Calvinisten, niet noodzakelijkerwijs een figuur uit de Franse revolutie? Maar goed: het ligt waarschijnlijk aan het artikel (of mij) dat ik de directe link niet begrijp.
Het artikel is ietwat te simpel omdat het poldermodel ook met verzuiling te maken heeft. Wanneer in andere landen sprake is van een centrale macht, is er in Nederland altijd sprake geweest van meerdere belangen. Koopman-dominee, Oranje-Amsterdam, enz.
Het akkoord van Wassenaar was pas in 1982, daarvoor werden de meeste zaken door de voormannen van de verschillende zuilen geregeld.
@4: die link lijkt me ook een beetje ver gezocht, maar het blijft natuurlijk een leuk citaat (al is er veel tijd en geld aan gespendeerd om er voor te zorgen, dat het niet meer aan Philips toegeschreven mag worden).
@5: ook in andere landen zijn er meerdere belangen, maar ik ben wel met je eens, dat het poldermodel mede dankzij de verzuiling kon ontstaan. Door de verzuiling hebben wij meer dan in andere landen beseft, dat we met compromissen en consensus veel meer konden bereiken dan door tegenstellingen tegen elkaar uit te spelen, waardoor nu eens een ruk naar de ene en dan weer een ruk naar de andere kant wordt gegeven, met alle onzekerheid en maatschappelijke onrust, die dat met zich mee brengt.
Tegenwoordig zien we helaas, dat dat besef bij een relatief nieuw deel van de bevolking nog niet overal aanwezig is en dat een ander deel van de bevolking dat besef kwijt is geraakt, waardoor de tegenstellingen weer meer benadrukt worden dan de overeenkomsten.