Xenofoob marktfundamentalisme uit verkiezingsprogramma VVD speelt populisten in de kaart

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Dossier:

ANALYSE, LONGREAD - door Bram van Gendt

De VVD heeft als eerste partij haar verkiezingsprogramma bekendgemaakt. Het ligt in de lijn der verwachting dat er (helaas) een coalitie gesmeed moet worden met de VVD, omdat het in de peilingen toch nog ongeveer twintig zetels vertegenwoordigt. Daarom wil ik in dit stuk nader ingaan op de standpunten van deze partij; met welke plannen zal de VVD aan de onderhandelingstafel verschijnen. Daarnaast neemt de VVD een zeer gewichtige positie in binnen het publieke debat (en dus tijdens de verkiezingscampagne); als centrumrechtse partij -althans in naam- bepaalt zij welke rechtse ideeën binnen het discours als toelaatbaar worden beschouwd en welke niet. De VVD fungeert daarmee, of beter gezegd: zou moeten fungeren, als poortwachter tegen radicaal-rechtse denkbeelden. Zo bakent de partij af wat als ‘acceptabel’ en ‘normaal’ wordt gezien. Ik zal hiervoor eerst thematisch de standpunten behandelen, waarna ik tot een ideologische duiding kom van het verkiezingsprogramma.

Bestaanszekerheid: Wonen, Werk en Inkomen

De VVD wil de “ingewikkelde herverdelingsmachine” een halt toeroepen. Werken moet weer lonen. Hiervoor wil de VVD de marginale druk reduceren, en moeten toeslagen en uitkeringen “hervormd” worden. Op deze manier tracht de VVD het bovengenoemde rechtvaardigheidsgevoel van “werken moet lonen” te bevredigen.

Het sociale zekerheidsstelsel moet dus flink op de schop. De VVD denkt dan concreet aan het afbouwen van toeslagen, aftrekposten en heffingskortingen. Er komt verder een “uitkeringsplafond”: niet-werkenden mogen niet meer inkomsten verkrijgen dan werkenden, is de gedachte. Gemeentelijke regelingen worden geharmoniseerd of afgeschaft om lokale verschillen te verminderen en het verschil tussen een uitkeringsafhankelijke situatie en werk te vergroten.

Tegenover deze ‘hervormingen’ (een uitermate eufemistische kwalificatie) van de sociale zekerheid staat dat de VVD voornemens is de brandstofaccijnzen op een betaalbaar niveau te houden, de energiebelasting te verlagen, kinderopvang gratis te maken, de reiskostenvergoeding mee te laten bewegen met de inflatie, boodschappen betaalbaarder te maken (door regelgeving te schrappen), én de inflatie te beteugelen door overheidsuitgaven te remmen wanneer de inflatie al hoog is. Daarnaast blijft de hypotheekrenteaftrek voortbestaan, en worden belastingen op sparen, erven, schenken en ondernemen niet verhoogd.

De leidraad is dat de financieel-economische afstand tussen niet-werkenden en werkenden vergroot dient te worden, om zo bijstandsgerechtigden te activeren aan het werk te gaan. Ik zie echter de noodzaak daartoe niet in. Het VVD-verkiezingsprogramma geeft dat nota bene zelf toe: “Werken moet altijd lonen. Veel mensen met een bijstandsuitkering twijfelen of ze erop vooruitgaan als ze voltijds gaan werken. In de meeste gevallen gaan ze erop vooruit.” En dat erkende de Rotterdamse VVD-wethouder Versnel (Werk & Inkomen) weleer in de NRC van februari jl. : “Je hoeft niet eens voltijds te werken, ook bij een werkweek van 26 uur gaat het vaak om honderden euro’s extra per maand. Dat is toch waanzinnig? Het is belangrijk dat iedereen dat weet.”

Er wordt zodoende een kunstmatig belangenconflict gecreëerd tussen werkenden en niet-werkenden (specifiek bijstandsgerechtigden): het onrecht dat werkenden aan de onderkant van het inkomensgebouw wordt aangedaan, moet worden rechtgezet. Het lijkt er echter vooral op dat de VVD-plannen gericht zijn op het verslechteren van de inkomenspositie van uitkeringsgerechtigden. Het is maar de vraag of werkenden aan de onderkant van het inkomensgebouw er daadwerkelijk op vooruitgaan wanneer het sociale zekerheidsstelsel wordt hervormd. Zeker mensen die sterk afhankelijk zijn van toeslagen kunnen er fors in koopkracht op achteruitgaan.

Voor de huurtoeslag is er bijvoorbeeld compensatie voorzien: deze toeslag dient voortaan rechtstreeks via woningbouwcorporaties te verlopen. Dat betekent dat mensen die particulier huren al bij voorbaat benadeeld worden, al is daar in ieder geval nog een (zij het gemankeerde) compensatie voor terug te vinden. De zorgtoeslag wordt daarentegen herzien zonder dat daar enige directe compensatie tegenover staat.

De generieke verlagingen van bijvoorbeeld de energiebelasting zijn bovendien zeer ondoelmatig, omdat ook koopkrachtige groepen hiervan profiteren. Sterker nog: zij profiteren er in relatieve zin zelfs méér van, omdat zij meer consumeren. Het is dan ook zeer de vraag wat dit uiteindelijk betekent voor de koopkracht van werkenden met een lager inkomen — zeker wanneer je daarbij meeneemt dat het basispakket voor burgers wordt ‘uitgedund’, wat juist voor deze kwetsbare groep moeilijk te dragen zal zijn.

Wat in ieder geval duidelijk is, is dat de rekening van de additionele defensie-uitgaven terechtkomen bij de meest kwetsbare groepen. Waar de ene groep die haar inkomen verkrijgt zonder te werken — namelijk bijstandsgerechtigden — moet inleveren, wordt een andere groep die haar inkomen evenmin uit arbeid haalt — namelijk vermogenden en erfgenamen — juist ontzien. Zij hoeven niet te rekenen op een lastenverzwaring. Zij hoeven hun eerlijke deel niet te betalen ten behoeve van de nationale veiligheid. Een hoogst opmerkelijke keuze, zeker als je bedenkt dat onze veiligheid een uitdaging is die we als samenleving gezamenlijk moeten tackelen. Zo’n ‘defensietaks’ voor hogere inkomensgroepen is niet alleen rechtvaardig, maar zou ook onderdeel kunnen zijn van een bredere mentaliteitsverandering: het besef dat het vredesdividend definitief is opgesoupeerd. Maar de VVD kiest ervoor dat groepen die zich in een comfortabele financieel-economische positie bevinden, nauwelijks pijn hoeven te lijden.

Woonplannen

Als het gaat om de woonplannen van de VVD, zie ik wel een aantal goede maatregelen, zoals het geven van meer doorzettingsmacht aan het Rijk om woningbouwplannen te realiseren en het tegengaan van grondspeculatie. Daarmee komt de overheid aan het stuur op het woningbouwdossier. Verder is de VVD van mening dat het procedurele aspect moet worden versimpeld en versneld. Ik denk dat de VVD daarmee de kern van het probleem te pakken heeft: de overheid heeft een grotere rol nodig binnen de woningbouwopgave, maar diezelfde overheid heeft op een aantal punten juist zelf gezorgd voor ernstige vertragingen in de woningbouw, onder andere door overbodige regelgeving.

Tegelijkertijd lees ik ook een aantal plannen dat averechts werkt. De voorstellen van VVD-Kamerlid Peter de Groot, zoals een langere looptijd voor de hypotheek voor starters en belastingvrij schenken, staan er nog altijd integraal in, terwijl deze eerder al stevig zijn bekritiseerd door economen. In het AD wordt helder uitgelegd waarom economen hier niet over te spreken zijn: ze vergroten slechts de bestedingsruimte en werken daardoor prijsopdrijvend. Zeker als je bedenkt dat het woningaanbod vermoedelijk geen gelijke tred zal houden, zal dit slechts tot hogere prijzen leiden.

Daarnaast wil de VVD de Wet Betaalbare Huur van toenmalig woonminister Hugo de Jonge afschaffen. Deze wet heeft ertoe geleid dat huisjesmelkers hun woningen verkochten aan woningzoekenden, waardoor de woonvoorraad in mindere mate als winstobject werd beschouwd en starters iets meer hoop kregen op een (koop)woning. Hoewel de effecten beperkt zijn — het zijn vooral starters met enig startkapitaal die hiervan profiteren — is het een goede ontwikkeling dat een basale levensbehoefte minder als lucratief project kan worden misbruikt.

Er zitten dus zeker positieve elementen in het VVD-plan: meer overheidsregie en tegelijkertijd het schrappen van belemmerende regels. Maar mijn inschatting is dat de meeste traditionele partijen dit óók voorstellen — zónder die belachelijke plannen van De Groot, die vooral bedoeld lijken te zijn om het lucratieve karakter van de woningmarkt toch nog enigszins in stand te houden.

Rechtsstatelijkheid en functioneren overheidsapparaat

De VVD zou geen liberale partij zijn als zij van de bescherming van de rechtsstaat geen speerpunt zou maken in haar verkiezingsprogramma. In het programma staat dan ook expliciet dat zij de rechtsstaat wil beschermen tegen ondermijnende krachten zoals extreemrechts, salafisme en georganiseerde misdaad: geen tolerantie voor intolerantie.

Echter, ik constateer dat deze “liberale” partij een hele reeks aan antirechtstatelijke maatregelen op papier zet. Allereerst tast de VVD de onafhankelijkheid van de rechter aan. Zo is de VVD van mening dat recidieven een minimumstraf opgelegd moeten krijgen, en burgers die ov-personeel gewelddadig belagen mogen nooit in aanmerking komen voor een taakstraf (taakstrafverbod). Dit beperkt derhalve de ruimte van de rechter om de juiste strafmaat op te leggen voor specifieke gevallen, waarmee de wetgever te veel de strafmaat beïnvloedt.

Voorts is de VVD van plan de positie van de uitvoerende macht te versterken. Onder de paragraaf over ontwikkelingssamenwerking valt te lezen dat de VVD wil dat subsidiestromen richting organisaties worden afgeknepen indien zij de Staat aanklagen: “De VVD vindt dat organisaties die de Staat aanklagen, niet door diezelfde Staat met belastinggeld moeten worden gefinancierd.” De Staat gaat dus in dat geval actoren (financieel) verzwakken die haar willen corrigeren bij onwettig handelen. Een hoogst illiberaal standpunt; een ware democratische partij organiseert en versterkt haar eigen tegenmacht. De VVD doet dat niet – zij wil op een rancuneuze manier acteren en probeert zulke organisaties in wezen te chanteren: “Haal het niet in je hoofd om ons voor de rechter te dagen, anders heeft dat financiële consequenties.”

Naast dat dit een uitermate autocratisch standpunt is, lijkt het mij ook een poging om VVD-bestuurders een comfortabelere positie te verschaffen. Immers, het financiële sanctiebeleid jegens procederende maatschappelijke organisaties zorgt ervoor dat bestuurders vaker wegkomen met eventuele schandalen, omdat deze organisaties kunnen terugdeinzen voor deze regelrechte chantage.

Open overheid beperken

Een andere maatregel om de uitvoerende macht op disproportionele wijze te versterken, is de wens van de VVD om “de reikwijdte” van de Wet open overheid te beperken. De Wet open overheid is een vergaande opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob): er worden niet alleen meer beleidsdocumenten openbaar gemaakt, maar de overheid heeft ook een actieve informatieplicht gekregen. Een goede versterking dus van de democratie: journalisten en anderen kunnen hun controlerende taak beter uitvoeren, nu de Staat (actief) verplicht is tot openbaarmaking.

Gezien het recente parlementaire verleden is het broodnodig om de transparantie van de overheid te verbeteren, zodat schandalen zoals de toeslagenaffaire en de gaswinning in Groningen in een vroeger stadium aan het licht komen, voordat ze tot ernstige maatschappelijke schade leiden. Maar de VVD wil deze belangrijke herziening dus alweer (gedeeltelijk) terugdraaien, alsof zij niets heeft geleerd van de recente bestuurlijke schandalen. De aangevoerde reden om de omvang van de woo in te perken, is dat het ambtenaren onnodig veel werk zou opleveren. Maar bij mij beklijft het gevoel dat de VVD vooral wil voorkomen dat schandalen – waarvoor VVD-bestuurders medeverantwoordelijk zijn – aan het licht komen. En dan moet je vooral de actieve openbaarmakingsplicht van de overheid beperken.

Internationale verdragen opzeggen

Een hoogst opmerkelijk patroon in het VVD-verkiezingsprogramma is het gemak waarmee de partij omspringt met internationale verdragen. Zo valt in het programma de volgende passage te lezen: “Net zoals we wetten af en toe wijzigen, moeten verdragen als het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) worden herzien om bij de tijd te blijven.” Ik vind de vergelijking met reguliere wetgeving tekenend: verdragen zijn immers niet zomaar een rechtsbron die je even aanpast om “bij de tijd te blijven”. En dan doel ik niet alleen op het tamelijk moeizame procedurele aspect van verdragsaanpassingen, maar vooral ook op het principiële karakter ervan. Verdragen formaliseren fundamentele uitgangspunten; je zou het EVRM bijvoorbeeld kunnen zien als een juridische bevestiging van de Europese beschaving. Dat is dus niet iets wat je lichtzinnig op papier zet, in de veronderstelling dat het gaat om een gewone wetswijziging: “Dat wijzigen we even net zoals reguliere wetten.”

De lichtzinnigheid waarmee de schrijvers van het VVD-verkiezingsprogramma over het wijzigen van verdragen spreken, is dan tot daar aan toe. Maar het gaat niet eens om verbeteringen van mensenrechten — het zijn verslechteringen. Zo wil de VVD in het VN-Vluchtelingenverdrag laten opnemen dat opvang in de regio het uitgangspunt wordt. In de praktijk is dat allang het geval: landen zoals Ethiopië en Turkije nemen verreweg de meeste vluchtelingen uit de regio op. Europa draagt slechts een restdeel van het totaal aantal vluchtelingen. Met deze wens tot wijziging van het VN-Vluchtelingenverdrag wordt vooral de suggestie gewekt dat “ze” massaal naar Nederland of Europa komen, om vervolgens pushbacks en deportaties naar derde landen een steviger juridische basis te geven.

Maar het gaat nog verder: de VVD schroomt niet om expliciet op te schrijven dat verdragen ook opgezegd moeten kunnen worden. Voor mij is dit temeer een bevestiging dat de internationale en democratische rechtsorde bij de VVD niet in veilige handen is. De partij gaat niet alleen selectief om met het internationale recht (zie bijvoorbeeld het goedpraten van de illegale Israëlische aanval op Iran), maar lijkt zich ook vrij achteloos tot die rechtsorde te verhouden — gewoon (gedeeltelijk) opdoeken, die internationale rechtsorde.

Migratie

De VVD heeft – zoals verwacht – een zeer strenge migratieparagraaf opgesteld. Alleen lijkt migratie wat aan belang te hebben ingeboet, gezien het feit dat het een minder prominente plaats krijgt in het verkiezingsprogramma. De probleemanalyse op grond waarvan zeer strikte, om niet te zeggen inhumane, asielplannen worden verdedigd, klopt gewoonweg niet. In de inleiding is hierover het volgende te lezen: “Mede door de hoge asielinstroom staat de woningmarkt onder druk en vindt er veel overlast plaats rond plaatsen zoals Budel en Ter Apel. (…) Daarom willen we dat er een stelselwijziging komt waarbij vluchtelingen alleen nog maar naar Nederland komen via hervestiging.”

Het voert te ver om (opnieuw) uitgebreid uiteen te zetten waardoor de wooncrisis is ontstaan, maar kort gezegd komt het erop neer dat we te weinig hebben gebouwd en dat de overheid deze kerntaak heeft verwaarloosd. De asielinstroom koppelen aan de wooncrisis is daarom een bij de haren getrokken probleem. En de problemen rond Budel en Ter Apel zijn eveneens te wijten aan de overheid, die de doorstroming van asielzoekers heeft verwaarloosd en niet goed weet hoe – in diplomatieke zin – omgegaan moet worden met veiligelanders (deze kleine groep is oververtegenwoordigd in de “foute lijstjes”).

Kort gezegd komt het overheidsfalen (zoals de woningnood) ten onrechte op het bordje terecht van asielmigranten; zij moeten ervoor boeten. Daarvoor stelt de VVD een aantal maatregelen voor. Zo worden aan het Nederlanderschap prestaties verbonden: voor naturalisatie is een inkomens- en opleidingsnorm vereist – wat niet anders dan regelrechte discriminatie genoemd kan worden. De VVD wil verder dat hervestiging de enige weg wordt voor asielzoekers om asiel aan te vragen; ‘ongevraagde’ asielzoekers worden teruggestuurd naar Duitsland en België en het leger wordt vaker ingezet bij de nationale grens. Daarnaast zullen de toegangseisen iedere keer weer strenger worden als de rest van de EU-lidstaten dat ook doet – zo werkt de VVD actief mee aan een race to the bottom-mechanisme binnen Europa.

Als je de maatregelen overziet, dan worden er dus een hele reeks aan ingrijpende stappen genomen om een niet-bestaand probleem op te lossen, waarmee vooral de rechten van asielzoekers worden afgepakt; het wordt vooral moeilijker voor vluchtelingen om asiel aan te vragen, en er blijft steeds minder over van een waar toekomstperspectief voor deze mensen. En het letterlijk wegpesten van vluchtelingen wordt allemaal gelegitimeerd op basis van de druk op de voorzieningen die deze mensen zouden leggen. Ik zie deze bezwaarlijke, xenofobe zondebokpolitiek vooral als een cynische strategie om geen echte afstand te hoeven doen van het neoliberale beleid: de vluchtelingen als oorzaak voor de druk op de collectieve sector. Ideologisch escapisme is het dus, met inhumane uitwerkingen tot gevolg.

Sommige elementen lijken tot slot verdacht veel op de plannen van Wilders, zoals het (frequenter) inzetten van het leger bij de grens en het terugsturen van asielzoekers naar omliggende landen. Nog altijd lijkt de VVD niet geleerd te hebben dat het een heilloze weg is om de PVV de pas af te snijden op dit dossier; het normaliseert slechts PVV-gedachtegoed zonder dat de VVD er werkelijk electoraal wel bij zal varen. De VVD als poortwachter van het publieke debat – welke rechtse ideeën acceptabel zijn – schiet dus ernstig tekort.

Ideologie

Het ideologische profiel van het VVD-verkiezingsprogramma wordt gekenmerkt door marktdogmatisme: het idee dat het vrije marktmechanisme inherent goed is. Dit wordt scherp afgezet tegen de overheid, die met haar regelzucht Nederland in de weg zit: “De vrije markt die het in de geschiedenis altijd beter wist dan de overheid.” En het is de private sector die de economie draaiende houdt: “Het geld wordt verdiend door Nederlanders en ondernemers die verantwoordelijkheid voor hun eigen leven nemen, niet door de overheid.”

Het mensbeeld van de VVD is een uitgesproken homo economicus-zienswijze: het idee dat de mens immer rationele keuzes maakt en uit is op economische maximalisatie. Materiële progressie is wat de mens drijft en wat de mens in staat stelt het beste uit het leven te halen: “Groei is verbonden met vrijwel alles wat het leven mooi maakt: kansen om er wat van te maken en vrijheid om het leven vorm te geven zoals jij dat wilt.” Daarom zegt de VVD ook voorstander te zijn van “radicale groei”: economische groei is intrinsiek goed en is een doelstelling an sich. Als Nederland voorspoedige economische vooruitzichten boekt, volgt de rest vanzelf. Vrijwel alles wordt vanuit de materialistische bril bekeken. De onderwijsparagraaf leest alsof de nieuwe generatie menselijk kapitaal is waarin geïnvesteerd moet worden, en de cultuurparagraaf begint met een inleiding waarin de VVD het standpunt inneemt dat de cultuursector vooral “zelf aan de lat moet staan”. Waarna de eerste bulletpoint “artistiek ondernemerschap” bepleit: er moet toch vooral een verdienmodelletje aan kunst en cultuur gehangen worden.

Dit doorgeschoten individualisme en materialisme staat haaks op wat de mens in essentie is. De mens is een sociaal wezen. Mensen gedijen het best in gemeenschappen waarin men oog heeft voor elkaar, waarin mensen hecht met elkaar samenwerken, gedeelde waarden en normen onderhouden en solidair zijn met elkaar. Materiële voorspoed hoeft niet noodzakelijkerwijs geheel verworpen te worden — sterker nog, economische groei is nodig om de energietransitie, de vergrijzing en de geo-economische competitie bij te kunnen benen.

Maar de samenleving heeft veel meer nodig dan enkel economisch gewin: het gaat ook over het collectief. En mensen die kwetsbaar zijn, moeten we niet laten vallen. Culturele en artistieke uitingen zijn de zuurstof voor een samenleving; zij kunnen betekenis aan het leven geven of een spiegel zijn voor de samenleving, waarna er noodzakelijke cultureel-maatschappelijke veranderingen ontstaan. De waarde van kunst moet daarom niet in economische termen bezien worden.

Economische groei is bovendien niet een doel op zich of inherent goed, zoals ‘radicale groei’ impliceert. In ons dichtbevolkte, kleine landje moet economische groei strikt moreel-ethisch en ecologisch genormeerd zijn. Dat betekent dat de overheid (dwingende) keuzes moet maken over hoe wij onze economie inrichten. Die harde keuzes worden nauwelijks gemaakt. Je leest wel wat over het beteugelen van arbeidsmigratie omwille van de leefbaarheid van de directe omgeving en het reduceren van de stikstofuitstoot, maar het is toch te karig. En mijn bevindingen hieromtrent worden ook bevestigd door hoofdeconoom van de Rabobank, Barbara Baarsma: “Het verkiezingsprogramma van de VVD maakt deze [macro-economische] keuzes niet. Het erkent weliswaar de schaarste, maar hoe de overheid actief stuurt op herallocatie van laag- naar hoogproductieve activiteiten blijft onduidelijk. De benodigde instrumenten zijn beschikbaar – ze worden alleen niet benut.”

Een andere belangrijke bouwsteen van de ideologie van de VVD is de (latente) xenofobie: de vreemdeling die een reëel gevaar vormt voor het nationale cultuureigen. En de vreemdeling die we fijn verantwoordelijk kunnen houden voor het neoliberale beleidsfalen; creëer onnodige schaarste van collectieve goederen en wijs vervolgens naar de vluchteling als zij tevens een beroep doen op die schaarse collectieve goederen. Sowieso loopt de VVD in algemene zin weg voor haar verantwoordelijkheid voor vijftien jaar onafgebroken regeren. Nijpende problemen zoals de stikstofcrisis worden met een zekere distantie beschreven, alsof de VVD slechts een toeschouwer was en dergelijke crises voortkomen uit een oncontroleerbaar natuurverschijnsel.

De visie op de sociaaleconomische verhoudingen en verdeling is heel zichtbaar terug te lezen in het verkiezingsprogramma: sociaaleconomische ongelijkheid is in essentie geen probleem. Integendeel, overheidsingrijpen dat dergelijke ongelijkheid enigszins tracht te corrigeren, moet flink ingedamd worden: “De VVD wil de ingewikkelde herverdelingsmachine en bureaucratie terugdringen om werken weer te laten lonen.” De herverdelingsmachine suggereert dat de economische verschillen radicaal worden veranderd (“doorgeslagen nivellering”) door toedoen van de overheid, maar dat is gewoon feitelijk onjuist. Volgens econoom Paul Schenderling is de vermogensongelijkheid in Nederland de grootste van alle ontwikkelde landen, op de VS na. En als we kijken naar de fiscale druk, dan zijn het met name de middeninkomens die in relatieve zin het meeste afdragen. Na de bekendmaking van deze cijfers zei Arjen Lejour, hoofdonderzoeker bij het CPB: “De sterkste schouders dragen dus niet de zwaarste lasten.” Ook nu worden de vermogenden dus weer uit de wind gehouden: géén belastingverhoging binnen box 2 en box 3. Waarmee het waanidee van trickle-down economics nog altijd omarmd wordt: het geld dat rijken verdienen, sijpelt niet langzaamaan terug in de gehele economie.

De reeds beschreven bouwstenen van de ideologie van de VVD bestaan dus, kort gezegd, uit marktfundamentalisme, doorgeschoten individualisme (homo economicus), xenofobie en klassieke neoliberale aannames. Wie daarvan profiteert, is heel duidelijk aan te wijzen: de welgestelde (autochtone) man of vrouw. Alle maatschappelijke problemen worden getackeld — althans, dat belooft de VVD — zónder dat deze groep ook maar iets extra’s hoeft bij te dragen. De gevolgen zijn dat we de verzorgingsstaat flink moeten verschralen om deze groep maar te kunnen ontzien. Daarnaast is dat doorgeschoten individualisme, waarbij individuen elkaar beconcurreren en economische maximalisatie als voornaamste doelstelling hebben, een giftig idee dat de nationale cohesie sloopt. Voeg daar de xenofobie aan toe en je kunt niet anders dan constateren dat de plannen van de VVD een voedingsbodem vormen voor electoraal succes voor de rechtse populisten. De collectieve sector wordt versoberd (mensen zoeken het maar uit) en vreemdelingen worden actief door de VVD geschetst als een groot gevaar voor de samenleving. Waar grote groepen dan naar snakken, is een charismatische leider die de vluchtelingen buiten houdt en een aantrekkelijk romantisch doch discriminatoir nationalisme propageert: een nationale gemeenschap die de burger beschermt tegen de neoliberale strijd der individuen.

De VVD is daardoor niet de weg voorwaarts; het zal de populisten alleen maar meer in de kaart spelen. Wat Nederland mijns inziens nodig heeft, is een christendemocratisch-sociaaldemocratische alliantie die het collectief in particuliere en publieke zin prioriteert. Die werkelijk begrijpt dat er een collectief is dat het individu overstijgt en die kwetsbare mensen niet laat vallen. Die een gemeenschappelijk (nationaal) verhaal durft te vertellen, zonder de universele waardigheid van de mens te ontkennen of relativeren. Een sterk collectief betekent een sterk Nederland: saamhorigheid, gemeenschapszin, eerbiediging van menselijke waardigheid en onderling vertrouwen zijn bovendien bouwstenen voor een goed draaiende economie die óók de nodige aandacht moet krijgen.


Dit artikel is overgenomen van anti-populista. Artikelen op dat blog worden geschreven als bijbaan, dus mocht je het stuk waarderen kun je dat ook financieel laten blijken via deze link.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

| Registreren

*
*
*