‘Woke’? Het is juist belangrijk dat universiteiten diverser en inclusiever worden

Foto: De Universiteit Leiden heropende op 17 september 1945 - foto publiek domein copyright ok. Gecheckt 30-10-2022

Waarom wordt streven naar diversiteit en inclusie toch steeds met zoveel nadruk in het controversiële getrokken? Ik las het stuk over ‘wokeness’ op de universiteiten in het NRC met stijgende verbazing en irritatie. Dat wil zeggen: wat de studenten te berde brachten klonk allemaal heel vooruitstrevend, en deels herkenbaar. De verbazing trof de manier waarop sommige van mijn collega’s ergens nog steeds vast lijken te zitten in een soort intuïtieve koudwatervrees; de irritatie betrof de frequentie waarmee de woordelijke erkenning van de noodzaak van diversiteit en inclusie bij sommigen steeds maar weer gepaard moet gaan met angstige verwijzingen naar een mythisch ‘klein groepje’ dat mogelijk wel heel erg ver gaat in hun streven naar diversiteit en inclusie. De vrees voor een paar studenten aan de radicalere kant van het spectrum lijkt het zo soms te winnen van de urgentie om daadwerkelijk te veranderen. Dat is onterecht. Niet de splinter, maar de balk is het probleem.

De laatste jaren zag ik die balk, met name op het punt van etnische diversiteit, bij herhaling van nabij. Zo sprak ik eens met iemand over uitingen van academici op de sociale media, en pas achteraf realiseerde ik mij hoe iedereen wiens uitingen in dat gesprek omschreven waren als ‘provocatief’ of uitgesproken een kleurrijke migratieachtergrond had. Ik zag biculturele studenten zoeken naar onderwerpen die aansloten bij hun belevingswereld in een intellectuele traditie die hen steeds weer terug naar Europa duwt. Ik zag het ontstaan van een zeer ongemakkelijk gesprek toen een wetenschapper van kleur iets opmerkte over het gebruik van bepaalde etnische parameters in een onderzoek.

Ik hoorde, in verschillende contexten, het idee dat universiteiten de laatste jaren echt best heel divers waren geworden, want er werken toch immers tegenwoordig zoveel vrouwen. Ik zag hoe etnische diversiteit in academische beleidsstukken niet gekoppeld werd aan de Nederlandse multiculturele samenleving, maar aan wetenschappers met een internationale carrière. Ik hoorde, bovendien, hoe andere wetenschappers van kleur zich sterk herkenden in de blogs die ik had geschreven over de uitdagingen die ik tegenkwam in mijn eerste jaren aan de universiteit, en over wat mij tijdens een recente sollicitatieprocedure overkwam. Blijkbaar stond mijn ervaring niet op zichzelf. De rode draad: diversiteit en het gesprek daarover zijn voortdurend omgeven door ongemak. Wat gaat hier toch steeds zo mis?

Ervaringen van ‘anders zijn’

Het is belangrijk om het beestje zonder terughoudendheid bij de naam te noemen: Nederlandse universiteiten zijn een flink stuk witter dan de samenleving waarin zij opereren. Dat is niet alleen een meetbare realiteit – vergelijk het station of de winkelstraat maar met de universiteitsbibliotheek of de gemiddelde collegezaal een stukje verderop – het is ook een realiteit die volgens mij vrijwel iedere student of medewerker van kleur ervaart – en hoe dieper je doordringt in de academie, hoe groter de discrepantie wordt: onder studenten is meer etnische diversiteit dan onder medewerkers, en onder hoogleraren is de multiculturaliteit veel sterker ondervertegenwoordigd dan onder docenten en promovendi.

Deze discrepantie leidt voor velen tot ervaringen van ‘anders zijn’, al ontwikkelt op individueel niveau ieder verhaal zich weer anders. Sommigen zoeken vooral tevergeefs naar een intellectueel perspectief dat ze kunnen koppelen aan wie ze zijn; anderen ervaren primair een gemis aan duidelijke rolmodellen – binnen hun vak, of überhaupt. Weer anderen worstelen vooral met het feit dat ze in hun academische (sociale) omgeving weinig kwijt kunnen (of willen) van hun persoonlijke achtergrond. Menigeen botst ergens tegen de grenzen van bestaande academische of disciplinaire raamwerken, of stuit op onbegrip van de academische omgeving; velen krijgen vroeger of later te maken met stereotyperingen of onhandigheden die impliciet of expliciet teruggaan op hun uiterlijk of naam – niet altijd vervelend, lang niet altijd racistisch (doch soms zeker wel), maar wel altijd resulterend in dat stempeltje – ‘anders’.

Institutionele onwetendheid

Dat ‘anders zijn’ is niet gratis. Het kost tijd en energie. Het komt voor velen, neer op een nadrukkelijke afwezigheid van gebaande paden en een zeurende aanwezigheid van kleinere en grotere vragen – in combinatie met een diepgewortelde institutionele onervarenheid en onwetendheid die ieder gesprek nodeloos compliceert. Wat je tegenkomt aan vraagstukken, doolhoven en netelige situaties – dat is nog maar de ene helft. De andere helft is dat de multiculturele ervaring voor anderen vrijwel volledig onzichtbaar blijft, en geen logisch gespreksonderwerp is. Waarom zou je het op tafel leggen? Zeker in de academie is er een voortdurende druk om het wel een beetje gezellig te houden: persoonlijke ervaringen zijn voor eigen rekening; ze toch onder woorden brengen is voor eigen risico. Dat veel Nederlanders, ook de progressieve, oprecht denken te leven in een samenleving waarin iedereen even vanzelfsprekend is en totaal verkrampen zodra iemand begint over etniciteit en kleur – het helpt de conversatie niet.

Juist om die reden vind ik het uitermate gezond dat er steeds meer studenten en academici opstaan om de gevestigde vanzelfsprekendheden van onze academische cultuur hardop te bevragen. Het is inmiddels toch 2022? Waarom nog steeds zoveel Europa? Waarom nog steeds zo weinig kleur? Waarom nog steeds zo weinig ideologisch bewustzijn? Waarom nog steeds zoveel demografische en intellectuele replicatie? Waarom nog steeds zo exclusief? En ja, op een status quo van gewapend beton mag je best in scherpe bewoordingen schieten: het hoeft niet gezellig te blijven – gezelligheid dient soms ook replicatie en exclusie.

Diversiteit en hiërarchie

Kleur is slechts één as van diversiteit, maar er is geen reden om aan te nemen dat het op andere vlakken veel beter is: onze academische cultuur laat simpelweg weinig ruimte voor diversiteit en inclusie. Deels komt dat door de steile en verstokte academische hiërarchie, waarbij je pas volledig telt als academisch burger als je een hoogleraarstoga aan mag – bij iedere triomfantelijke foto van een Leids cortège op het Rapenburg realiseer ik mij nadrukkelijker hoe weinig mensen daar lopen met wie ik per ongeluk verward zou kunnen worden, en hoezeer ik, terecht of onterecht, een soort glazen plafond geïnternaliseerd heb. Ik ben niet de enige. Verre van.

Natuurlijk moeten we hier zo snel mogelijk wat aan doen: onnodige hiërarchie stimuleert exclusie en exclusie voedt eenvormigheid en replicatie. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat naast vrouwen ook Nederlanders van kleur doorstromen naar hoogleraarsposities – het is nog veel belangrijker dat die hoogleraarsbenoemingen – en alle spreekwoordelijke machtsspelletjes die daarbij voortdurend komen kijken – er wat minder toe doen. Het cortège – en veel andere zaken – zou in toga toegankelijk moeten zijn voor iedere academische burger. Hetzelfde geldt voor promotierecht, en voor de toegang tot lees- en oppositiecommissies.

Als je een cultuur van diversiteit en inclusie wil voeden – als je dat echt wil – begin dan zeker ook bij de symboliek aan de top. Dit is extra belangrijk omdat veel vormen van diversiteit niet zo mooi statistisch meetbaar zijn als de verhoudingen tussen mannen en vrouwen – precies het probleem dat veel universiteiten verschrikt constateren nu de roep om etnische diversiteit luider klinkt: er zijn helemaal geen betrouwbare cijfers en – haast ik erbij te zeggen: die gaan er waarschijnlijk ook nooit komen. Minder hiërarchie is de enige manier om de belemmeringen op het terrein van diversiteit en inclusie voor etnische en sociale (klasse) buitenstaanders weg te nemen

Intellectuele nederigheid

Maar die structuuromslag alleen is onvoldoende. Het belangrijkste, en tegelijk moeilijkste om te veranderen is, volgens mij, de paradox in dit hele verhaal: de mensen die de beslissingen nemen – die vast moeten stellen in hoeverre en op welke manier we curricula daadwerkelijk gaan ‘dekoloniseren’, en die het beleid over diversiteit en inclusie moeten paraferen en bestuurlijk aan de mens (sic) moeten brengen – die mensen behoren nou net vaak tot de groep die het minst van alles aan den lijve ondervonden hebben wat er überhaupt speelt. Tegelijkertijd zijn zij groot geworden in een academische cultuur die het innemen van expertposities wél beloont, maar geen grote meerwaarde ziet in het publiekelijk ventileren van twijfel en het omarmen van andere perspectieven. Bot gezegd: degenen die op dit punt de beslissingen moeten nemen weten er nog te vaak zelf nauwelijks wat van, en zijn niet getraind op het herkennen of publiekelijk erkennen van hun onwetendheid. En toch is juist dat belangrijk.

Het grootste pijnpunt rondom diversiteit is de onbalans tussen enerzijds groepen en individuen die jarenlang denken, twijfelen en praten over de manier waarop hun achtergrond doorwerkt in wat ze tegenkomen in de academie – terwijl wat ze zeggen of voorstellen in luttele minuten gewogen wordt door mensen voor wie deze materie soms helemaal nieuw is. Diversiteit en inclusie vragen – van iedereen – een cultuur van oprechte intellectuele nederigheid, en een diep begrip van wat anderen mogelijk tegen kunnen komen als ze rondlopen in onze academische wereld. Dit staat in schril contrast met dat idee van wetenschap als topsport zoals die impliciet en soms ook expliciet door academische instellingen wordt gepropageerd.

Een kennisachterstand die zijn weerga niet kent

Het is belangrijk perspectief te hebben: verandering is niet onmogelijk, en er zijn de laatste jaren bewegingen in gang gezet die zouden kunnen leiden tot een voorzichtig optimisme dat er in ieder geval een toenemend bewustzijn is over deze problematiek. Maar echte, duurzame verandering begint bij verdieping en begrip.

Om die reden stel ik voor dat iedere collega die de aandrang voelt om te waarschuwen voor ‘woke’ of voor een kleine groep mensen die ‘alleen maar bezig is de eigen opvattingen te etaleren’ zich eerst grondig, en gedurende een langere tijd, verdiept in wat studenten en medewerkers op de diverse assen van diversiteit zoal tegenkomen – niet een kwartier, niet een middag, niet een weekje, maar op structurele basis – door te lezen, en door te praten – vanuit de wetenschap dat hun enorme machtsvoorsprong is gekoppeld aan een kennisachterstand die zijn weerga niet kent. Laten we ook afspreken dat deze collega’s tot ze het gevoel hebben dat ze die complexiteit ten volle doorgronden, werken vanuit de aanname dat er potentieel een grote kern van waarheid zit in wat door academische buitenstaanders naar voren gebracht wordt – ook al schuurt en prikt het soms.

Want besef goed dat voor sommige van die buitenstaanders universiteiten inderdaad een ontstellend witte plek kunnen zijn – een plek die je klein kan maken, die – ja – permanent schuurt en prikt; een plek, bovendien, waar één dominante groep al eeuwenlang bezig is ‘de eigen opvattingen te etaleren’ – terwijl ze ondertussen zonder noemenswaardige tegenspraak, en net iets te vaak zonder kritische reflectie, hoogwaardige alternatieve intellectuele perspectieven verzwijgen en marginaliseren. Dat is de balk waar het om gaat – wat sommigen ‘woke’ noemen is echt slechts de splinter.

Reacties (16)

#1 Spam

In de jaren ’60 was er bij de aan de universiteit heersende elite ook veel weerstand tegen de soms/regelmatig ook wat overdreven eisen en gedragingen van de in opstand gekomen studenten. Op kort en lange termijn heeft dat opstandige gedrag wel tot grote veranderingen geleid. Ik vermoed dat het nu niet heel veel anders zal gaan.

  • Volgende discussie
#1.1 Janos - Reactie op #1

Ik denk dat je daar gelijk in hebt, moest daar ook aan denken bij het lezen. Daarbij: veel van de grootste tegenstanders van moderniseringen eind jaren 60 / begin jaren 70 waren de jonge hoogleraren, degenen die nét ‘de macht’ hadden verworven op basis van de oude situatie, en helemaal geen zin hadden om een deel van die macht weer af te staan als gevolg van ‘democratisering’ of andere nieuwlichterij. Los van de inhoud (vind je dat universiteiten democratischer moeten) was er een belangenkwestie (“heee maar dan ben IK degene die macht moet inleveren!”). Net zo goed kan ik me voorstellen dat er in het huidige systeem een groep is die gewoon belang heeft bij het handhaven van de status quo, en daarom veranderingen niet zo ziet zitten.

  • Volgende reactie op #1
#1.2 Frank789 - Reactie op #1

[ Op kort en lange termijn heeft dat opstandige gedrag wel tot grote veranderingen geleid. ]

Is dat zo? Of is het meer cosmetisch en is met name de democratisering en inspraak langzaamaan weer de nek omgedraaid, deels door dezelfde generatie studenten die in opstand kwamen? Die in 2015 wederom tot een Maagdenhuisbezetting leidde.

Wat mij opvalt is dat studenten zo vaak zeggen zich “onveilig” te voelen. Omdat Jordan Peterson komt debatteren of omdat een docent zegt dat “mensen die menstrueren” wettelijk en biologisch een vrouw zijn. Ben je dan een softie of is het woord onveilig gedegradeerd?

  • Vorige reactie op #1
#1.3 Bismarck - Reactie op #1.2

“de democratisering en inspraak langzaamaan weer de nek omgedraaid”
Dat is inderdaad alweer lang geleden (MUB in de jaren ’90) heel rap gebeurd.

#1.4 Janos - Reactie op #1.3

Jepz, wat Bismarck zegt. Die democratisering van het hoger onderwijs werkte niet perfect, maar best prima totdat Ritzen ‘em de nek opdraaide in de jaren 90 met de genoemde MUB. Het kwalijke is dat tot de jaren 80 besturen van grote onderwijsinstellingen zowel intern gecontroleerd (raden) als extern (ministerie) gecontroleerd werden. Deetman sloopte de invloed van OCW (waar inhoudelijk nog best iets voor te zeggen viel), maar toen Ritzen daarna ook de interne controle sloopte met zijn MUB konden bestuurders hun goddelijke gang gaan, alleen wat bijgestuurd door een uitgeklede en ingekaderde medezeggenschap, en gecontroleerd door raden van toezicht op (zeer) grote afstand en bestaande uit (voormalig) beroepsbestuurders. Dit was killing, en feitelijk een teruggang tot de jaren voor de democratisering, met het verschil dat het tot eind jaren 60 de professor was die koning van zijn koninkrijk was, en nu de besturen. Maar dat allemaal /terzijde.

Wat betreft dat “onveilig voelen”: wordt dat niet verschrikkelijk overdreven, dat studenten dat ‘zo vaak’ zeggen? Ik heb het nog nooit gehoord, persoonlijk. Ik heb het ook nog nooit een ding zien zijn vanuit studentenvakbonden. Ik heb sterk het idee dat het hier gaat om incidenten, vaak ook nog niet eens uit Nederland zelf, die tot enorme proporties worden opgeblazen als stropop door/voor radicaal rechts in hun cultuuroorlog.

#1.5 Hans Custers - Reactie op #1.4

Ik heb sterk het idee dat het hier gaat om incidenten, vaak ook nog niet eens uit Nederland zelf, die tot enorme proporties worden opgeblazen als stropop door/voor radicaal rechts in hun cultuuroorlog.

Ja, dat idee heb ik ook.

En de weerstand tegen een figuur al Peterson heeft volgens mij niet zoveel met gevoelens van onveiligheid te maken. En veel meer met het idee dat hij politieke standpunten probeert te verkopen als wetenschap. Of, op zijn minst, dat hij wat slordig omgaat met het onderscheid tussen die twee. Bij dit type figuren gaat het vooral over de vraag waar de grens ligt tussen een serieus te nemen wetenschapper en een charlatan. En over in hoeverre universiteiten (vermeende) charlatans aan wetenschappelijke geloofwaardigheid zouden mogen helpen.

#1.6 Frank789 - Reactie op #1.5

[ heeft volgens mij niet zoveel met gevoelens van onveiligheid te maken. ]

Daarom vraag ik me ook af: “Ben je dan een softie of is het woord onveilig gedegradeerd”?
Ik hoop dat het woord voor hen is gedegradeerd, misschien door overname uit de US, want als je je op de universiteit echt onveilig voelt zoals in een donker steegje waar je elk moment beroofd of mishandeld kan worden, dan is er iets goed mis met je.

Hoe voel je je als je een fysieke safe space wilt hebben alleen voor niet-blanken?
Voel je je ongemakkelijk of echt bedreigd?
Ik vind Krouwel een softie die capituleert door zich af te zonderen. Een overwinning voor de echte racisten die zich dan een stuk lekkerder voelen in hun volledig blanke omgeving.

“De Nijmeegse campus is „een witte plek”, zegt Krouwel. Waar zij, als zwarte student, soms anders wordt benaderd. Voorbeelden genoeg. „De student voor mij in de rij kan doorlopen, ik moet m’n studentenkaart laten zien. En ik hoor dat studenten soms het n-woord gebruiken in colleges.”
Daarom is een safe space nodig, zegt ze. Een aparte ruimte voor zwarte studenten. „Dat wordt door critici gezien als een vorm van segregatie, maar voor mij is het gewoon een veilige plek, waar we niet worden geconfronteerd met racisme. Met als doel dat de héle universiteit veilig voelt voor iedereen.”

  • Volgende reactie op #1.5
#1.7 Frank789 - Reactie op #1.5

[ heeft volgens mij niet zoveel met gevoelens van onveiligheid te maken. ]

Volgens mij is het angst om te erkennen dat je met al je opleiding nog steeds niet opgewassen bent tegen verbaal begaafde personen die deels onzin verspreiden. En de angst dat jij of je medestudenten vergiftigd worden door de woorden van zo’n Peterson.
Dan moet je een begaafde tegenstander eisen of les in debatteren eisen of een debatvorm die voordeliger is voor onervaren studenten.

Want nu zien we charlatans als Baudet en BBB Lientje die overal in de MSM een podium kregen/krijgen omdat ze zo lekker babbelden. En in de 2e Kamer geen goed weerwoord krijgen.

  • Vorige reactie op #1.5
#2 KJH

Ik denk dat we de universiteit als zodanig moeten splitsen. In delen die respectievelijk wel en niet geinteresseerd zijn in een puur meritocratische opvatting van hun vakgebied. Je zult maar natuurkundige wezen, of arts, en het niveau van je bul moeten delen met iemand van de afdeling genderkolonialismestudies, die summa cum laude is geslaagd omdat hij/zij/het precies uit het juiste mengsel van huidskleur / seksuele voorkeur / manier van kleden / handicap bestond. Je moet er niet aan denken. De eerste variant blijven we dan gewoon ‘universiteit’ noemen, de tweede noemen we de ‘kleuterklas’.

Overigens, auteur: ‘Dat is niet alleen een meetbare realiteit – vergelijk het station of de winkelstraat maar met de universiteitsbibliotheek of de gemiddelde collegezaal een stukje verderop’ – is niet waar. Ethniciteit of huidskleur wordt in Nederland niet geregistreerd. Loop jij met een kleurenwaaier rond in de winkelstraat?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Michiel de Pooter

[Mod edit: neen, niet doen, je impliceert hiermee allemaal lelijke dingen over de schrijver die in strijd zijn met de huisregels.]

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 cerridwen

Het is nog niet zo eenvoudig om te bedenken wat de ‘juiste’ diversiteitsmix is op de universiteit. Structureel wordt de factor ’tijd’ over het hoofd gezien. Voor je op de universiteit gaat studeren, heb je er al een hele onderwijscarrière vol selectie opzitten. Ambieer je vervolgens in de wetenschap te willen blijven werken, dan gaan er ook jaren overheen voor je boven in de top van de piramide zit. De samenstelling van de hoogleraren moet je dan vergelijken met de studentenpopulatie van een paar decennia terug, niet met die van nu. Net zoals je de studentenpopulatie moet vergelijken met de vwo populatie waar die uit voorkomt, en niet met de samenstelling van de bevolking in het winkelcentrum om de hoek.*

Als je dan weet dat de afgelopen jaren het percentage studenten met een migratieachtergrond sterk aan het stijgen is (https://www.nji.nl/cijfers/jeugd-met-een-migratieachtergrond), ook relatief ten opzichte van studenten zonder migratie-achtergrond, dan is het logisch dat je een mismatch ervaart. Dat betekent nog niet dat de universiteit iets te verwijten valt. Sterker nog, het lijkt juist de goede kant op te gaan met de participatie van mensen met een migratie-achtergrond. Het kost alleen tijd voordat dit ook op het hoogste niveau zichtbaar is.

* nog zo iets, de samenstelling van de universiteit, gevestigd in de grote steden, willen vergelijken met de populatie van de bevolking om de hoek. De universiteiten bedienen het hele land, je moet dus kijken naar de samenstelling van de Nederlandse bevolking als geheel en niet naar die van de stad waar de universiteit gevestigd is. Jongeren uit Purmerend en Klazienaveen hebben net zo goed recht op hoger onderwijs als jongeren uit Rotterdam Zuid en de Bijlmer.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Frank789

Ik heb het hier al eerder geschreven, kijk eens hoe langzaam zaken veranderen.
Dolle mina is nu meer dan 50 jaar geleden en nog steeds moeten we vrouwenquota instellen op diverse terreinen.
Martin Luther King is nu meer dan 50 jaar geleden en nog steeds is de “Dream” ver weg.
Metoo stamt uit 2001 en twintig jaar later zijn we feitelijk nog geen meter opgeschoten.
Dan zwijg ik over het rapport van Rome of klimaatveradering.
Of de waarheid over ïndonesië.
.
Waarom gaat het zo langzaam, dat vraag ik me af, heb je altijd drie generaties nodig voordat zaken werkelijk veranderen?
Heb je drie generaties overheersers nodig voordat die werkelijk gaan inschikken of drie generaties overheersten voordat die werkelijk opstandig worden?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Frank789

[ een plek, bovendien, waar één dominante groep al eeuwenlang bezig is ‘de eigen opvattingen te etaleren’ ]

Ja, wat verwacht je anders? Dat ze opvattingen doceren die ze onwaar achten?

[ terwijl ze ondertussen zonder noemenswaardige tegenspraak, en net iets te vaak zonder kritische reflectie, hoogwaardige alternatieve intellectuele perspectieven verzwijgen en marginaliseren. ]

Als ik dat zo lees zou ik nooit gaan studeren want dat is blijkbaar een wereldje waar je niets leert wat al niet eeuwen geleden al als waarheid gold. Als het waar zou zijn dan zouden we bijvoorbeeld over WO2 en Indonesië nog net zo denken als in 1945, terwijl in de jaren ’60 het beeld al kantelde.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Frank789

Gisteren bij Andere Tijden een “buutreedner”: ik zeg geen “Dames en Heren”, maar “Dames tot en met Heren”. Heerlijk inclusief…

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 Frank789
  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8.1 Hans Custers - Reactie op #8

Ik zou zeggen: een leraar die niet om kan gaan met af en toe wat dwarse leerlingen of studenten is niet zo geschikt voor zijn vak.

En een leraar die niet aan zelfcensuur doet, en die dus altijd alles zegt wat er in hem opkomt, is zeker niet geschikt voor zijn vak.