OPINIE - Afgelopen week publiceerde VNG Magazine het jaarlijkse overzicht van gevallen wethouders: 105 stuks in 65 gemeenten. Budgetoverschrijdingen zijn de belangrijkste reden, kopt het blad, maar onderhuids schemert een andere reden door: falend politiek personeelsbeleid.
105 is het hoogste aantal sinds 2008 en 2004, niet toevallig ook precies de jaren tussen twee gemeenteraadsverkiezingen in. Colleges bereiken nu de uitvoeringsfase van de plannen die ze bij de coalitiebesprekingen hebben afgesproken. Dit is het moment om wethouders te beoordelen op hun vermogen plannen werkelijkheid te maken. Maar wie de afzonderlijke affaires bekijkt, ziet ook iets anders. Een ruwe telling levert de volgende opsplitsing op:
- In 26 gemeenten lag een politiek inhoudelijk conflict ten grondslag aan het vertrek van een of meer wethouders: budget overschreden, plan niet door de raad gekregen, raad onvoldoende ingelicht, heibel in de coalitie;
- In 21 gemeenten kwam de breuk door een vertrouwensbreuk: verstoorde verhoudingen met ambtenaren, beroerde bestuursstijl, slecht communiceren;
- In 10 gevallen was sprake van een integriteitsprobleem: belangenverstrengeling, porno kijken;
- 7 gevallen vallen in de categorie overig.
Omdat ‘de raad onvoldoende ingelicht’ doorgaans ook een stok is om de hond mee te slaan (alleen in flagrante gevallen wordt een goed functionerende wethouder om die reden weggestuurd) kun je ervan uitgaan dat de tweede categorie eigenlijk groter is. Dat zijn de mensen van wie na twee jaar geconstateerd wordt dat ze simpelweg niet zo geschikt zijn als wethouder. Zoiets kan gebeuren, maar als dit in meer dan een derde van de gevallen de reden is, is er een structureel probleem. Sowieso is 100 gedwongen vertrekken op totaal krap 1500 wethouders in Nederland erg veel.
Dat probleem kennen de meeste raadsleden diep in hun hart: er is geen fatsoenlijk politiek personeelsbeleid. Hoe vertel je iemand dat hij langdurig een uitstekend raadslid geweest is, maar niet geschikt als wethouder (als er al iemand lokaal in de positie is om zo’n gesprek te voeren)? Dan liever maar proberen en hopen dat het goed uitvalt. Op korte termijn vermijd je hiermee een onaangenaam gesprek, maar de gemeente loopt het risico slecht bestuurd te worden, terwijl de de betrokkene een risico loopt persoonlijk zwaar beschadigd te raken, zoals in 20120 onder andere Berdien Steunenberg in Almere en Myra Koomen in Enschede overkwam.
In een afrekencultuur is het makkelijk het allemaal op de eigen verantwoordelijkheid van betrokken (ex-)wethouders te schuiven. Het gaat tenslotte om hun professionaliteit. Maar daarmee verander je het systeem niet. Dat begint bij raadsleden die verder om zich heen kijken, meer selecteren op kwaliteit dan politieke wenselijkheid en vaker een sollicitatieprocedure starten. Geen garantie voor succes, maar essentieel voor de kwaliteit van het lokale bestuur, zeker nu de taken en begrotingen van gemeenten de komende jaren enorm gaan toenemen door de decentralisatie van rijkstaken op het gebied van werk en zorg.
Update: Meer informatie in ministerieel onderzoek van eind vorig jaar.
Reacties (8)
Simpele oplossing: centrale assessment tests voor alle wethouders. Zoiets moet je uit de handen van de individuele politieke partijen halen want die kunnen zelf moeilijk nee zeggen tegen interne zwaargewichten.
@1: politieke binding van wethouders lijkt mij toch wel wenselijk om een technocratisch bestuur te voorkomen. Zie de ellende bij bv. woningbouwcorporaties. Maar coalitiepartijen kunnen elkaars keuze van wethouders misschien wel beter controleren.
Overigens zit er achter het ontslag van een wethouder in veel gevallen waarschijnlijk ook een slecht functionerend ambtelijk apparaat. Dat komt niet altijd naar buiten.
Dit is een gevolg van alle bezuinigingen op de overheidsfinanciën. Wie capabel is om wethouder te worden, kan in het bedrijfsleven veel meer geld verdienen dan als wethouder. Zo iemand moet dus wel erg idealistisch zijn, om wethouder te willen worden. Dan blijven de wat minder capabele over. Geen kwestie van verkeerd personeelsbeleid, maar van verkeerd bezuinigen.
Veertien wetouders vertrokken omdat ze elders burgemeester werden – een recordaantal, meldt het VNG. Door gemeentelijke herindelingen verloren 27 wethouders hun baan. Voor slechts zeven van hen ligt een benoeming in de nieuwe fusiegemeente in het verschiet.
Dertien wethouders stapten over naar een andere politieke functie (9 werden Tweede Kamerlid, 1 werd minister, 1 werd staatsecretaris, 1 werd gedeputeerde en 1 werd wethouder in een andere gemeente). Vier wethouders kozen een baan buiten de politiek.
Van de 105 vertok 49% om redenen die niet van doen hebben met wat Christian betoogt. Zou voor de overige 51% het artikel wel opgaan?
Dat niet alleen het groeiende takenpakket, maar ook de voorgenomen schaalvergroting van gemeenten, gevolgen moet hebben voor het benoemingsbeleid, lijkt evident. Maar heeft de huidige “wethouderscrisis’ alleen daarmee heeft te maken? Daarvoor zouden we meer moeten weten.
Welke portefeuilles hadden de ontslagen wethouders? Wat was hun politieke kleur t.o.v. die van hun burgemeesters en onder hen vallende ambtenaren (met name de hoofden van lokale departementen)? Welke kandidaat kreeg de betreffende wethouderspost niet en hoe groot was de gemeenteraadsfractie waartoe de afvallende kandidaat behoorde?
Zomaar wat vragen die mijns inziens relevant zouden kunnen zijn. Maar er is meer aan de hand in de top van gemeenten.
Neem de gemeentesecretaris. Rechterhand van B&W. Vijftien jaar geleden constateerde Trouw dat deze functionarissen steeds vaker werden ontslagen. Waarom? Deze ambtenaar stond te vaak het collegebeleid in de weg. Dat is heden ten dage nog steeds zo, meldt Binnenlands Bestuur.
Zou er een relatie kunnen zijn tussen de ontslagen wethouders en de ontslagen gemeentesecretarissen? In andere woorden: hebben de in sommige gemeenten de wethouders de strijd verloren en in andere gemeenten de gemeentesecretarissen?
@2: Eens dat politieke binding van bestuurders essentieel is voor de democratie.
Maar het lijkt me in de gevallen waar ik het hier over heb juist niet waarschijnlijk dat het probleem in de ambtelijke ondersteuning zit. Als een wethouder slecht communiceert, kunnen de ambtenaren daar weinig aan doen. Ik durf de stelling wel aan dat de gemiddelde topambtenaar capabeler is dan de gemiddelde bestuurder.
@4 Allemaal relevante vragen. Ook een relevante vraag: de gemiddelde zittingstijd. Hoeveel van de gesneuvelden zaten in hun eerste periode?
Die 105 zijn overigens de politiek gesneuvelden. Andere baan, herindeling, etc zijn daarin niet meegeteld. Dus het gaat wel degelijk om een significant aantal mensen van wie tevoren bedacht had kunnen worden dat ze allicht minder geschikt waren.
De kop “politiek personeesbeleid” wekt de indruk van inhoudelijk ongeschikte wethouder.
Blijkt dat, worden tot wethouder benoemde raadsleden met lange dienst vaker ontslagen? Of vallen juist van buiten de raad komende wethouders vaker?
“In 26 gemeenten zorgde een politiek inhoudelijk conflict voor het vertrek van een of meer wethouders”
Een kollege dat valt zegt weinig over de kwaliteit van de afzonderlijke wethouder. Eerder iets over de verhouding tussen de partijen in de raad.
@6: Het VNG-artikel stelt dat ze vooral in hun tweede periode sneuvelen. Er zit zelfs een wethouder bij die na 27 jaar trouwe dienst moet opstappen.
Verder wekken de door het VNG genoemde voorbeelden vooral “politieke” kwesties (onenigheid over politieke besluiten, o.a. betreffende begrotingen) en minder een gevolg van “de verkeerde man.vrouw op de verkeerde plaats”.
Hoewel je je kunt afvragen of het niet kunnen bijeenhouden van coalities ook een gebrek aan competenties is.
Drie wethouders zijn overigens opgestapt conform gemaakte afspraken (Alkamaar, Heerhugowaard en Meerssen).
Maar goed, je stelt een goede vraag, vooral omdat gemeenten groter gaan worden met zwaardere en complexere taakpakketten. Wat (toekomstige) wethouders zouden moeten leren is: hoe blijf je op je post ook al bak je er weinig van (conform falende bestuursleden, directies en managers in bedrijfsleven) en evenzeer budgetoverschrijdende ministers en staatssecretarissen. De 16 die ervoor kozen burgemeester. minister en staatssecretaris te worden, deden die dat alleen om het plichtsbesef en de eer, of ook voor de betere ontslagregelingen en wachtgelden?