Het was 1993 en de Koude Oorlog leek voorbij. Met een zich verenigend Europa zou er een periode van ongekende welvaart en vrede aanbreken.
Een vriend van me smeekte me praktisch het album Zooropa niet aan me uit te hoeven lenen: niet omdat hij er zo aan gehecht was; omdat hij bang was dat ik de verkeerde indruk zou krijgen van de door hem zo geliefde band (het album wordt nog altijd tot de slechtste plaat van U2 ooit gerekend).
Ik vond de plaat niet eens zo beroerd, al had ik niet veel met de blikkerige, computergegeneerde sound. Wat me daarin echter wel intrigeerde was de kille, technische sfeer die het opriep in combinatie met de ijle zangstem van Bono, waaruit bijna existentiële wanhoop sprak; de wanhoop van iemand wiens leven gestempeld wordt door orde, regelmaat en materieel gemak, maar die juist daardoor dreigt uitgevlakt te worden als integrale, samenhangende persoon. Iemand die zijn ziel aan het verliezen is.
Er is de afgelopen twintig jaar veel gepraat over 'de ziel' van of voor Europa. Een mens, maar ook een continent, leeft van meer dan economie alleen.