Wat mannen kunnen leren van vrouwenvoetbal
COLUMN - “Er is vanavond ook mannenvoetbal” berichtte De Speld zaterdag. Met een foto van de Uruguayaan Lionel Messi, volgens de site een absolute grootheid in het mannenvoetbal. Fijn, dit soort alerte media, want net als veel anderen was ik door de aandacht voor het WK vrouwenvoetbal in Canada, bijna vergeten dat ook de Champions League finale werd gespeeld.
Het satirische De Speld brengt naast een proest niet zelden ook een confronterende spiegel. Want in tegenstelling tot de openingswedstrijd van het mannen-WK bleven zaterdagnacht geen 3,5 miljoen Nederlanders op om Canada- China te zien.
De KNVB, die niet zuinig is in het sturen van mails met reclame voor de nieuwste Nike’s, shirts van het Nederlands elftal (de mannen, welteverstaan) én de staatsloterij, slaat dit dames-WK even over, net als de 16 miljoen bondscoaches die ons land rijk is overigens. Dat is jammer. Niet alleen omdat voor dit WK geen mensen uit hun sloppenwijken zijn verdreven om er met beschaving-onwaardige dwangarbeid dure stadions te bouwen. Of omdat de toewijzing niet gepaard ging met steekpenningen en corruptie. Maar vooral omdat het weer draaide om de essentie van het spel: voetbal!
Natuurlijk behoren de teams uit de Champions League finale tot de absolute top van Europa, maar het hoort kennelijk ook bij het spel om iedere tien minuten op de grond te gaan liggen huilen door helse pijnen die een minuut later weer als sneeuw voor de zon verdwijnen. Normaal is het om massaal protest aan te tekenen bij ieder besluit van de scheidsrechter – terecht of niet. Om boos te worden op de arbitrage als je zelf iemand keihard onderuit schoffelt. En om hoogst verontwaardigd met je medespelers verhaal te halen bij de scheidsrechter als die affluit, zoals Barcelona-speler Neymar, die nota bene zelf de bal tegen zijn hand schiet.